In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 september 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [naam01] en [naam02]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld vanwege ernstige ontwikkelingsbedreigingen die voortkwamen uit de aanhoudende conflicten tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de kinderen inmiddels is verbeterd, onder andere door een eerdere uitspraak die bepaalde dat de kinderen bij de vader zouden verblijven zonder contact met de moeder. De hulpverlening voor [naam02] is positief afgerond en beide kinderen presteren goed op school.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet langer aanwezig zijn. De ouders zijn in staat om zelfstandig beslissingen te nemen over het ouderlijk gezag, en de vader moet in staat worden geacht om zijn informatieplicht zelfstandig te vervullen. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, omdat er geen verdere resultaten van een ondertoezichtstelling te verwachten zijn die de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen zouden kunnen wegnemen.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.