In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Algerijnse nationaliteit, die op 19 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 19 juli 2023 afgewezen, omdat de problemen die eiser stelt te hebben met de Easherya Sawdae-groepering niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 10 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond. Dit is in strijd met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juni 2022, waarin is bepaald dat de staatssecretaris moet toelichten waarom hij gebruikmaakt van de mogelijkheid om het asielbesluit los van het terugkeerbesluit te nemen. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris, maar bevestigt dat de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden is gedaan. De staatssecretaris moet nu een nieuw besluit nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte de verklaringen van eisers broer heeft gebruikt in de beoordeling van de asielaanvraag. De inconsistenties in de verklaringen van eiser zijn door de staatssecretaris terecht meegewogen. De rechtbank heeft eiser een proceskostenvergoeding van € 1.674,- toegekend, omdat het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.