ECLI:NL:RBDHA:2023:14630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
NL23.21305
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en motivering onderzoek naar adequate opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Algerijnse nationaliteit, die op 19 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 19 juli 2023 afgewezen, omdat de problemen die eiser stelt te hebben met de Easherya Sawdae-groepering niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 10 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond. Dit is in strijd met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juni 2022, waarin is bepaald dat de staatssecretaris moet toelichten waarom hij gebruikmaakt van de mogelijkheid om het asielbesluit los van het terugkeerbesluit te nemen. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris, maar bevestigt dat de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden is gedaan. De staatssecretaris moet nu een nieuw besluit nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte de verklaringen van eisers broer heeft gebruikt in de beoordeling van de asielaanvraag. De inconsistenties in de verklaringen van eiser zijn door de staatssecretaris terecht meegewogen. De rechtbank heeft eiser een proceskostenvergoeding van € 1.674,- toegekend, omdat het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21305

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Benchaïb),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 19 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 19 juli 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit voorts besloten dat eiser op dit moment niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor een alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv).
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, de (vervangend) voogd van Nidos en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank beoordeelt tevens de afwijzing van de verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor een amv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft problemen met de Easherya Sawdae-groepering. Deze groepering heeft eisers vader vermoord en bedreigt zijn familie. Ook wordt eiser benaderd door deze groep omdat zij hem willen rekruteren.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Nationaliteit, identiteit en herkomst; en
  • Problemen met Easherya Sawdae groepering
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat het eerste element geloofwaardig is, maar het tweede element niet. De staatssecretaris vindt het tweede element niet geloofwaardig omdat eiser hierover summier en oppervlakkig verklaart. Bovendien zijn eisers verklaringen wisselend en tegenstrijdig. De staatssecretaris acht daarbij tevens van belang dat eisers broer bij zijn asielaanvraag geen van de problemen heeft genoemd die eiser als asielmotief aanvoert. De broer van eiser heeft ook verklaard dat zijn ouders beiden een natuurlijke dood zijn gestorven. De staatssecretaris wijst de asielaanvraag daarom af als kennelijk ongegrond.
De staatssecretaris heeft voorts besloten dat eiser op dit moment niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor amv. De staatssecretaris baseert dit besluit op het feit dat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond.
Geloofwaardigheid
6. Eiser betwist dat zijn verklaringen wisselend en tegenstrijdig zijn. Volgens eiser heeft de staatssecretaris onvoldoende rekening gehouden met hetgeen hij heeft aangevoerd in de correcties en aanvullingen en in de zienswijze. Eiser betwist daarnaast dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard. De staatssecretaris heeft onvoldoende rekening gehouden met eisers jonge leeftijd, het tijdsverloop sinds de gebeurtenissen en eisers opleidingsniveau.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met hetgeen eiser in de correcties en aanvullingen en in de zienswijze heeft aangevoerd. De staatssecretaris heeft in de beschikking duidelijk en concreet aangegeven waarom eiser niet gevolgd wordt. Zoals de staatssecretaris terecht stelt, geeft eiser in de correcties en aanvullingen en de zienswijze enkel aan dat bepaalde feiten anders zijn dan hij verklaard heeft in de gehoren, maar eiser verklaart niet waarom hij in de gehoren anders heeft verklaard. Het gaat daarbij niet enkel om het corrigeren van bijvoorbeeld een naam, maar eiser noemt in de correcties & aanvullingen en zienswijze andere data, jaartallen en feiten rondom gebeurtenissen die kern van zijn asielrelaas vormen. Het had daarom op eisers weg gelegen om hier enige uitleg bij te geven en toe te lichten waarom de feiten uit de correcties en aanvullingen en zienswijze gevolgd zou moeten worden, en niet zijn eerdere verklaringen in de gehoren. De staatssecretaris heeft tevens voldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Uit de gehoren blijkt dat de staatssecretaris vragen meermaals herhaald heeft en op feiten doorgevraagd heeft als het niet duidelijk was. [1] Dat eiser vervolgens niet consistent over deze feiten en gebeurtenissen kan verklaren, kon de staatssecretaris hem aanrekenen.
6.2
De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte eisers problemen met de Easherya Sawdae-groepering niet geloofwaardig acht. De staatssecretaris stelt niet ten onrechte dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig, vaag en summier zijn en dat deze daarom als ongeloofwaardig worden beschouwd. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ten nadele van eiser heeft kunnen meewegen dat er geen openbare berichtgeving te vinden is die melding maakt van de Easherya Sawdae-groepering en evenmin van de zaak van eisers vader en broer. Eiser verklaart zelf dat de Easherya Sawdae een grote terroristische groepering in de regio is en dat over zijn vaders zaak YouTube-filmpjes zouden bestaan. Eiser heeft echter nagelaten hier bewijs van over te leggen. De staatssecretaris heeft het tevens vreemd kunnen achten dat eiser weinig informatie over de groepering en diens leden weet te geven, terwijl deze groepering eiser en zijn broers jarenlang lastig zou hebben gevallen. Hetzelfde geldt voor eisers ontvoering door de groepering. Niet alleen is eiser inconsistent over wanneer deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden, maar ook over wat er precies gebeurd is, terwijl dit een ingrijpende gebeurtenis in eisers leven is geweest. Tevens heeft de staatssecretaris kunnen concluderen dat het afdoet aan eisers geloofwaardigheid dat hij steeds wisselend verklaart over belangrijke gebeurtenissen in zijn leven. Ondanks eisers jonge leeftijd mag van hem verwacht worden dat hij consistent verklaart over gebeurtenissen die grote impact op zijn leven hebben gehad. Het gaat bovendien om gebeurtenissen die eiser zelf bewust heeft meegemaakt, en die jarenlang hebben voortgeduurd en de aanleiding hebben gevormd voor zijn vertrek. Eisers verklaringen over de gebeurtenissen vertonen bovendien grote inconsistenties ten aanzien van de tijdlijn over zijn ontvoering, de tijd die hij op straat heeft geleefd en het moment waarop de problemen begonnen. Eiser heeft verder verklaard dat zijn oudste broer de oorzaak van alle problemen is, maar niet is gebleken wat diens aandeel in de problematiek precies is en waarom de groepering het vervolgens ook op eiser en zijn andere broer heeft gemunt. Zoals de staatssecretaris tot slot terecht stelt, heeft eiser geen verklaring gegeven voor het feit dat de Easherya Sawdae-groepering hem zowel zou hebben lastiggevallen en het leven zuur zou hebben willen maken als zou hebben geprobeerd hem te rekruteren. Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte tot de conclusie gekomen dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig is.
Verklaringen broer
7. Eiser stelt voorts dat de staatssecretaris niet uit heeft mogen gaan van de verklaringen van eisers broer. Eiser weet niet waarom zijn broer niets over de Easherya Sawdae-groepering heeft gezegd, maar eiser kan hier niet verantwoordelijk voor worden gehouden. Volgens eiser is het ook in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om de verklaring van zijn broer in eisers asielprocedure te gebruiken.
7.1
Ter zitting heeft de staatssecretaris uiteengezet waarom het gebruik van de verklaringen van eisers broer rechtmatig is geweest. De staatssecretaris heeft daarbij verwezen naar Werkinstructie 2023/4 en gesteld dat deze verklaringen, persoonsgegevens van derden, gebruikt kunnen worden voor zover dit proportioneel en subsidiair is en eiser de kans heeft gekregen zich ten aanzien van de tegenstrijdige verklaringen te verweren. De staatssecretaris heeft voorts aangegeven dat de tegenstrijdigheid van eisers asielrelaas met het asielrelaas van zijn broer niet dragend is geweest voor het bestreden besluit. Eisers eigen asielrelaas is op zijn eigen merites beoordeeld.
7.2
Nu uit het voornemen en de beschikking blijkt dat de tegenstrijdigheden tussen eisers verklaringen en de verklaringen van zijn broer niet dragend zijn geweest voor het bestreden besluit, en de staatssecretaris dit tevens ter zitting heeft bevestigd, kan hetgeen eiser stelt over het ten onrechte tegenwerpen van de verklaringen van zijn broer niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Verweerder heeft reeds op grond van de verklaringen van eiser niet ten onrechte geconcludeerd dat zijn asielrelaas niet geloofwaardig is. Hetgeen eiser heeft aangevoerd over het gebruik van de verklaringen van zijn broer laat de rechtbank daarom onbesproken.
Onderzoek naar adequate opvang
8. Eiser stelt voorts dat de staatssecretaris tekortschiet in het onderzoek naar adequate opvang in het land van terugkeer. Eiser heeft niets meer vernomen van de staatssecretaris, hoewel deze onderzoek zou doen naar adequate opvang. De verklaringen van eiser zelf kunnen niet gelden als zodanig onderzoek.
8.1
De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022 [2] volgt dat de staatssecretaris een terugkeerbesluit op een later moment kan nemen dan het asielbesluit. Echter dient de staatssecretaris daarbij voortvarend te handelen om te voorkomen dat een niet-begeleide minderjarige te lang in onzekerheid blijft over zijn verblijfsstatus. Dit betekent concreet dat de staatssecretaris in het asielbesluit moet toelichten waarom hij gebruikmaakt van de mogelijkheid om het asielbesluit los van het terugkeerbesluit te nemen. De staatssecretaris moet daarnaast een beoordeling maken van de stand van het onderzoek naar adequate opvang op dat moment en moet een inschatting geven hoe lang dat onderzoek nog zal duren. [3] De Afdeling overweegt in de uitspraak van 8 juni 2022 dat de aard en omvang van het onderzoek naar adequate opvang in de praktijk van geval tot geval behoorlijk kunnen verschillen. Niet alleen kan het te verrichten onderzoek tijdrovend zijn, ook kan het zijn dat – ter bescherming van de niet-begeleide minderjarige – het onderzoek pas kan aanvangen ná het afronden van de asielprocedure. Ook de mate waarin de niet-begeleide minderjarige meewerkt, kan van invloed zijn op de duur van het onderzoek. [4] In het geval de staatssecretaris gebruikmaakt van de mogelijkheid om het terugkeerbesluit los te koppelen van het asielbesluit, kan hij ook nog niet besluiten over de verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid amv. Uit onderzoek is immers dan nog niet gebleken of er adequate opvang in het land van terugkeer is.
8.2
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in het bestreden besluit enkel heeft aangegeven dat er nog geen uitspraak over adequate opvang kan worden gedaan en dat daarom geen terugkeerbesluit zal worden genomen. Het onderzoek naar adequate opvang heeft volgens de staatssecretaris plaatsgevonden tijdens het aanmeldgehoor van 31 maart 2023 en het nader gehoor van 13 juli 2023, maar op grond van informatie uit die gehoren kan nog geen conclusie over de aanwezigheid van adequate opvang worden genomen. Daarom zal DT&V nader onderzoek verrichten dat maximaal een jaar zal duren. De rechtbank is van oordeel dat met voorgaande motivering in de besluitvorming niet voldaan is aan de eisen die de Afdeling stelt. Zo heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit nagelaten om te motiveren waarom het onderzoek nog niet afgerond is. Het is wellicht voorstelbaar dat in het geval van eiser het onderzoek pas kan aanvangen na het afronden van de asielprocedure, maar de staatssecretaris heeft dat niet in het bestreden besluit gesteld. Ook ontbreekt een beoordeling van de stand van het onderzoek en een concrete inschatting van de verdere duur van het te verrichten onderzoek. De inschatting van de duur van het onderzoek is weliswaar algemeen van aard maar niet toegesneden op de concrete omstandigheden van het geval. In het geval van eiser bestaan er concrete aanknopingspunten voor het doen van onderzoek, zodat de rechtbank niet inziet waarom niet een op de persoon van eiser toegesneden motivering van de geschatte duur van het onderzoek aan de orde kan zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende gemotiveerd is.

Conclusie en gevolgen

9. Het vorenstaande brengt mee dat bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank zal het bestreden besluit dan ook vernietigen en de staatssecretaris opdragen een nieuw besluit te nemen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft de staatssecretaris de asielaanvraag echter terecht afgewezen. Zonder nieuwe feiten en omstandigheden kan de staatssecretaris in het nieuw te nemen besluit daarom vasthouden aan de beslissing over de ongegrondheid van de asielaanspraak. De rechtbank verwijst daarbij naar hetgeen is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022. [5]
De staatssecretaris zal, gelet op hetgeen hiervoor onder 8.1 en 8.2 is overwogen, moeten motiveren waarom het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond, wat de stand van het onderzoek nu is en een inschatting moeten maken hoe lang het onderzoek nog zal duren.
9.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 19 juli 2023;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de vragen over etniciteit op p. 4 van het aanmeldgehoor (AMG), de vragen over eisers geboorteplaats op p. 7-9 van het AMG, de inleidende vragen op p. 7 van het nader gehoor (NG) en de verdere vragen op p. 10 van het NG.
3.Idem, r.o. 19.2.
4.Idem, r.o. 14-14.2.
5.Idem, r.o. 26.