ECLI:NL:RBDHA:2023:14603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
NL23.23825, NL23.23826, NL23.23828 en NL23.23829
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraans echtpaar met vrees voor vervolging bij terugkeer naar Iran

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van een Iraans echtpaar tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het echtpaar, dat op 29 juli 2023 asiel heeft aangevraagd, vreest bij terugkeer naar Iran vervolging vanwege hun politieke activiteiten en het niet naleven van islamitische normen. De rechtbank behandelt zowel de beroepen als de verzoeken om voorlopige voorzieningen. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat het echtpaar geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank wijst op de risico's die het echtpaar loopt bij terugkeer, vooral gezien hun eerdere deelname aan demonstraties en de kritische berichten van de eiseres op sociale media. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvragen ten onrechte heeft afgewezen en vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om nieuwe besluiten te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens worden de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, omdat de beroepen gegrond zijn verklaard. De rechtbank kent het echtpaar een vergoeding van de proceskosten toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.23825, NL23.23826, NL23.23828 en NL23.23829
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser/verzoeker 1] en [eiser/verzoeker 2], V-nummers: [v-nummers], eisers/verzoekers (hierna: eisers)
(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen en beoordeelt de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorzieningen van eisers. Eisers hebben de Iraanse nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1993 en eiser is geboren op [geboortedag 2] 1996. Zij hebben op 29 juli 2023 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met de bestreden besluiten van 21 augustus 2023 deze aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorzieningen op 7 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, T. Mehrian als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eisers zijn allebei niet gelovig opgevoed en hebben nooit in de islam geloofd. Zij praktiseerden de islam niet in Iran maar conformeerden zich als het nodig was wel aan de islamitische regels. Eisers hebben in september en oktober 2022 acht of negen keer meegedaan aan demonstraties naar aanleiding van de dood van [naam]. Eisers zijn hierbij geslagen met wapenstokken door de autoriteiten. Eiser heeft eerder in 2019 ook al eens deelgenomen aan een demonstratie tegen brandstofprijzen. Eisers zijn daarnaast in oktober 2022 bedreigd met een wapen op straat omdat eiseres haar hijab niet goed droeg. Eiseres heeft vanaf september 2021 kritische berichten geplaatst op Instagram die tussen september 2022 en eind november 2022 steeds duidelijker zijn gericht tegen het regime. Op 1 december 2022 is eiseres door een onbekend nummer gebeld en is haar verteld dat zij moest stoppen met het plaatsen van deze berichten. Dit heeft zij vervolgens ook gedaan. Eisers vrezen bij eventuele terugkeer naar Iran voor de Iraanse autoriteiten vanwege hun politieke activiteiten en de kritische berichten van eiseres op Instagram.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • seculier leven;
  • deelname aan (massa)protesten;
  • politieke activiteiten op Instagram;
  • eenmalige bedreiging met wapen vanwege onjuist dragen hoofdbedekking;
  • telefonische mededeling op 1 december 2022 dat eiseres moest stoppen met haar politieke activiteiten.
Verweerder heeft al deze elementen geloofwaardig gevonden. De vrees van eiseres voor de Iraanse autoriteiten bij terugkeer vindt verweerder niet aannemelijk. Verweerder volgt dat eiseres een mening heeft over de algemene situatie en de situatie voor vrouwen in Iran, maar eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij een fundamentele politieke overtuiging heeft. Verweerder erkent dat eiseres tot een risicogroep behoort vanwege haar politieke activiteiten maar is van mening dat er geen geringe indicaties zijn. Verweerder concludeert dat niet is gebleken dat eiseres in de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten staat, ook niet vanwege haar deelname aan de demonstraties in 2022. Dat eiseres niet gelooft in de islam en seculier leeft, levert volgens verweerder ook geen gegronde vrees voor vervolging op. Eiseres heeft in Iran altijd seculier geleefd en zich in het openbaar geconformeerd aan de geldende normen. Omdat uit informatie van verweerder blijkt dat eiseres vanuit [plaats] naar Nederland is gereisd op haar Iraanse paspoort, en zij dit paspoort inmiddels niet meer heeft, wordt haar verweten dat zij een identiteits- of reisdocument vernietigd heeft. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van het voorgaande afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • deelname aan massademonstraties;
  • bedreiging met geweer op straat;
  • seculier leven en conformatie aan islamitische wetten.
Verweerder heeft al deze elementen geloofwaardig gevonden. Eisers vrees voor de Iraanse autoriteiten vindt verweerder niet aannemelijk. Verweerder volgt dat eiser een mening heeft over de algemene situatie en de positie van vrouwen in Iran, maar volgt niet dat eiser een fundamentele politieke overtuiging heeft. Verweerder vindt het niet aannemelijk dat eiser vanwege zijn deelname aan demonstraties al in de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten staat. Dat eiser bij terugkeer naar Iran problemen zal krijgen omdat hij niet in de islam gelooft, vindt verweerder ook niet aannemelijk. Eiser conformeerde zich in Iran altijd aan de islamitische regels en heeft nooit openlijk kritiek geuit op de islam. Ook heeft hij nooit problemen gehad omdat hij de islam niet praktiseerde en heeft hij aangegeven bij terugkeer naar Iran zich opnieuw te conformeren aan de islamitische voorschriften. Omdat uit informatie van verweerder blijkt dat eiser van [plaats] naar Nederland is gereisd met zijn Iraanse paspoort en hij dit paspoort inmiddels niet meer heeft, werpt verweerder hem tegen dat hij een identiteits- of reisdocument heeft vernietigd of weggemaakt. Op basis van het voorgaande heeft verweerder eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [2]
Wat vinden eisers in beroep?
5. Eisers hebben gezamenlijke beroepsgronden ingediend. Zij vinden onder meer dat verweerder hen niet kan tegenwerpen dat zij zich conformeerden aan de islamitische wetten en normen in Iran. Eiseres conformeerde zich niet, zij kwam op tegen de verplichte hijab. Daarnaast durfden eisers vanuit vrees voor vervolging niet te laten zien dat zij niet geloven in de islam. Verweerder mag daarom ook niet verwachten dat zij bij terugkeer zich nog altijd kunnen en moeten blijven conformeren aan wetten en normen waar zij niet in geloven. Ook had verweerder eisers moeten aanmerken als afvalligen nu hij geloofwaardig vindt dat zij ongelovig zijn. Eisers verwijzen hierbij naar de definitie van afvalligheid in de werkinstructie (hierna: WI) 2022/3. Ten aanzien van de fundamentele politieke overtuiging heeft verweerder niet gemotiveerd dat het behoren tot een politieke beweging of oppositiepartij hiervoor noodzakelijk is. Gelet op een uitspraak van de hoogste bestuursrechter heeft verweerder verder een onjuist toetsingskader gehanteerd ten aanzien van een politieke overtuiging. [3] Eisers vinden dat de beoordeling van hun aanvragen gericht had moeten zijn op de gegrondheid van de vrees en niet op de sterkte van hun politieke overtuiging. Bovendien worden terugkerende vreemdelingen waarvan de Iraanse autoriteiten vermoeden dat zij een asielaanvraag hebben ingediend, gedwongen om een verklaring te ondertekenen waarin staat dat zij moslim zijn en hun asielmotief hebben verzonnen om verblijf te krijgen. Van eisers kan niet worden verwacht te verbergen dat zij in Nederland asiel hebben aangevraagd. De kans dat eisers bij terugkeer naar Iran ondervraagd zullen worden door de autoriteiten is zeer reëel omdat zij geen paspoort meer hebben. Ook kan dan aan eisers gevraagd worden of zij deel hebben genomen aan protesten, waarop zij ook eerlijk moeten antwoorden. Uit het ambtsbericht blijkt dat deelnemers aan demonstraties in Iran bij terugkeer uit het buitenland alsnog strafrechtelijk vervolgd kunnen worden, ook als er aanvankelijk geen strafrechtelijke vervolging was ingesteld. De autoriteiten kunnen ook vragen naar wachtwoorden van sociale media.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Vrees vanwege politieke activiteiten en fundamentele politieke overtuiging
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen overwegen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij momenteel in de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten staan vanwege hun deelname aan demonstraties en de berichten van eiseres op Instagram. Dat uit het ambtsbericht blijkt dat demonstranten willekeurig gearresteerd worden, dat eisers in aanraking zijn gekomen met de ordetroepen, dat eiser zijn telefoon is kwijtgeraakt en dat gezichtsherkenningstechnieken worden toegepast maakt niet dat verweerder hier anders over had moeten oordelen. Eisers hebben na eind oktober 2022 niet meer deelgenomen aan demonstraties en eiseres heeft vanaf december 2022 geen berichten tegen het regime meer geplaatst op Instagram. Eisers hebben vervolgens nog tot eind juli 2023 in Iran gewoond zonder dat zij problemen hebben gehad vanuit de Iraanse autoriteiten. Hieruit blijkt niet dat zij vanwege hun deelname aan de demonstraties en de berichten van eiseres op Instagram in de negatieve aandacht staan van de Iraanse autoriteiten. Daarnaast heeft eiseres zelf ook verklaard dat zij niet gezocht wordt door de autoriteiten in Iran. [4]
6.1.
Over de bedreiging van eiseres met een wapen vanwege het onjuist dragen van haar hoofdbedekking, hoe vervelend ook, heeft verweerder kunnen overwegen dat dit een eenmalige gebeurtenis was, zij toen enkel gewaarschuwd is en ook dit voorval heeft plaatsgevonden in oktober 2022 waarna eisers geen problemen meer hebben gehad met de Iraanse autoriteiten.
6.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen concluderen dat, hoewel eiseres tot een risicogroep behoort, er geen sprake is van geringe indicaties. In het Informatiebericht (hierna: IB) 2020/62 heeft verweerder beschreven hoe hij geringe indicaties beoordeelt. Hierin staat dat geringe indicaties gelegen moeten zijn in problemen die de vreemdeling persoonlijk vanwege het behoren tot die groep heeft meegemaakt in het land van herkomst. Eiseres heeft vanwege haar politieke activiteiten geen problemen gehad in Iran. In IB 2020/62 staat vervolgens ook dat wanneer er geen sprake is van geringe indicaties, dit niet per definitie betekent dat er geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging. In dat geval wordt teruggevallen op de algemene toets van vrees voor vervolging, waarbij altijd gekeken moet worden naar wat de vreemdeling bij terugkeer te vrezen heeft. De rechtbank volgt eisers dan ook niet in hun betoog dat verweerder bij risicogroepen in het algemeen onvoldoende kijkt naar de toekomstgerichte vrees.
7. Met betrekking tot de fundamentele politieke overtuiging hebben eisers terecht gewezen op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 16 februari 2022. De hoogste bestuursrechter heeft hierin prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over het begrip ‘fundamentele politieke overtuiging’ en heeft hierbij ook situaties beschreven wanneer onderzoek naar de sterkte van de politieke overtuiging noodzakelijk is en wanneer niet. Onder 18.5 beschrijft de hoogste bestuursrechter een groep van vreemdelingen die vanwege hun politieke overtuiging geen negatieve aandacht van een actor van vervolging hadden, en na terugkeer hun overtuiging niet meer uiten, maar wel in de negatieve aandacht van een actor van vervolging kunnen komen door activiteiten uit het verleden. In die situaties concentreren de inspanningen van de beslissingsautoriteit en de rechter zich, volgens de hoogste bestuursrechter, op de vraag naar de gegrondheid van de vrees en niet op de vraag naar de sterkte van de politieke overtuiging. Nu eisers terecht gesteld hebben dat zij onder deze groep vallen, is niet zozeer relevant hoe sterk hun politieke overtuiging is maar de vraag of hun eerdere politieke activiteiten bij terugkeer naar Iran bekend zullen worden bij de autoriteiten. De rechtbank komt daar hieronder op terug.
Vrees vanwege afvalligheid/seculier leven
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers niet heeft hoeven aanmerken als afvalligen. In de WI 2022/3 staat dat iemand op verschillende manieren als afvallige kan worden beschouwd. Ten eerste kan een vreemdeling afvallig zijn als hij zich heeft afgewend van het geloof dat hij eerder heeft aangehangen. Ten tweede kan een vreemdeling afvallig zijn als hij zich heeft afgewend van het geloof waarmee hij is opgegroeid, waarbij het niet noodzakelijk is dat de vreemdeling dit actief uit overtuiging heeft aangehangen. Ten derde kan sprake zijn van toegedichte afvalligheid wanneer een vreemdeling in de ogen van anderen als afvallige wordt beschouwd. Eisers vallen niet onder één van deze categorieën. Zij zijn allebei opgegroeid in seculiere gezinnen en hebben nooit in de islam geloofd. Ook is niet gebleken dat anderen buiten hun (seculiere) familie en kennissenkring ervan op de hoogte zijn dat eisers niet in de islam geloven en dat hen afvalligheid wordt toegedicht. Verweerder heeft ook kunnen concluderen dat eisers zich in Iran conformeerden aan islamitische regels en wetten. Eiseres heeft verklaard dat zij zich in het openbaar hield aan de voorschriften, waaronder de verplichte hijab, en dat zij nooit problemen heeft gehad vanwege haar geloofsovertuiging. [5] Zij is wel regelmatig aangesproken op het onjuist dragen van de hijab, maar dit is gebleven bij waarschuwingen. [6] Eiseres heeft ook verklaard dat zij zich bij terugkeer weer zal conformeren aan de islam en dat zij geen aanwijzingen heeft dat het niet praktiseren van de islam bij terugkeer naar Iran voor problemen zal zorgen voor haar. [7] Eiser heeft verklaard dat hij zich conformeerde aan de islamitische regels en dat hij geen problemen heeft gehad vanwege het niet naleven van de islam. [8]
8.1.
Op grond van het voorgaande heeft verweerder in principe kunnen overwegen dat van eisers bij terugkeer mag worden verwacht dat zij zich opnieuw conformeren aan de normen en waarden van de islamitische samenleving in Iran. Maar de rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Iran ondervraagd zullen worden door de autoriteiten en dat zij hierbij geen risico lopen op vervolging. De rechtbank zal het beroep van eisers daarom gegrond verklaren en overweegt hiertoe het volgende.
8.2.
Eisers hebben aangevoerd dat zij hun Iraanse paspoorten niet meer hebben en zij bij terugkeer vanuit Nederland daarom door de Iraanse autoriteiten ondervraagd zullen worden. De Iraanse autoriteiten weten dat Iraniërs in het buitenland asielaanvragen doen. De rechtbank overweegt dat uit algemene informatie blijkt dat vreemdelingen die een lange tijd in het buitenland hebben verbleven of die moeten terugreizen op een laissez-passer omdat hun paspoort is verlopen, bij terugkeer door de Iraanse autoriteiten worden ondervraagd over hun verblijf in het buitenland. Deze ondervraging kan wel uren duren. Ook moet een vreemdeling van wie de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn dat hij of zij bij een asielaanvraag heeft verklaard afvallig of atheïst te zijn, bij terugkeer naar Iran een verklaring ondertekenen dat hij nog steeds moslim is en het asielmotief slechts heeft verzonnen om verblijf te krijgen. Het is vervolgens de vraag of de Iraanse autoriteiten zonder meer van de juistheid van deze verklaring zullen uitgaan en ook is de vraag wat de gevolgen zijn voor een vreemdeling als hij deze verklaring niet aflegt. Ook kan de vreemdeling na het ondertekenen van de verklaring nog in de gaten gehouden worden door de Iraanse autoriteiten.
8.3.
In een uitspraak van de hoogste bestuursrechter is aan verweerder de opdracht gegeven om, gelet op de informatie onder 8.2., nader te onderzoeken wat de positie is van afvalligen en atheïsten in Iran. [9] Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder dit onderzoek inmiddels heeft gedaan. Dat de uitspraak van de hoogste bestuursrechter zag op afvalligen en atheïsten, betekent niet dat deze niet van toepassing is op Iraniërs die altijd al niet gelovig zijn geweest en hier nooit expliciet voor uit zijn gekomen. Er zit volgens de rechtbank een verschil tussen het conformeren in het openbaar aan de voorschriften en het moeten liegen over je geloofsovertuiging bij een directe confrontatie met de autoriteiten bij een urenlange ondervraging. Zelfs als dit van eisers zou mogen worden verwacht, is het ook nog altijd de vraag in hoeverre de Iraanse autoriteiten uitgaan van de juistheid van eisers verklaringen dat zij moslim zijn. Daarbij heeft verweerder niet beoordeeld wat het risico is dat bij deze ondervraging ook eisers’ eerdere politieke activiteiten naar boven zullen komen en zij hierdoor alsnog problemen krijgen. Verder kunnen eisers na het ondertekenen van de verklaring alsnog in de gaten gehouden worden. Verweerder heeft niet in zijn besluit betrokken welke risico’s dit voor eisers zou kunnen opleveren gelet op hun seculiere levensstijl.
8.4.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eisers bij terugkeer geen gegronde vrees voor vervolging hebben dan wel een reëel risico lopen op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Ter zitting heeft verweerder nog beargumenteerd dat eisers niet met een laissez-passer hoeven te reizen, omdat zij een nieuw paspoort kunnen aanvragen bij de Iraanse ambassade. Volgens verweerder kunnen eisers dit online aanvragen, waardoor zij hierbij geen risico zouden lopen dat bekend wordt dat zij in Nederland asiel hebben aangevraagd. De rechtbank constateert echter dat in het ambtsbericht over Iran van mei 2022 staat dat een Iraniër die in het buitenland een paspoort aan wil vragen zich online kan registreren en dat diegene hierna een
tracking codeontvangt om een afspraak te maken bij de Iraanse ambassade. [10] Wanneer eisers bij de Iraanse ambassade een paspoort aanvragen, komen zij gelet hierop dan ook in aanraking met de Iraanse autoriteiten. Nu verweerder geen verdere informatie over deze procedure heeft gegeven, hebben eisers naar het oordeel van de rechtbank terecht erop gewezen dat aannemelijk is dat zij dan een verklaring zullen moeten afleggen over de omstandigheden waaronder zij de paspoorten zijn kwijtgeraakt. Zij lopen daarmee het risico dat de Iraanse autoriteiten erachter komen dat zij in Nederland asiel aangevraagd hebben, dan wel dat zij daarmee in de negatieve belangstelling van de autoriteiten komen te staan. Verweerder heeft daarom onvoldoende gemotiveerd dat eisers zonder problemen een nieuw paspoort kunnen aanvragen bij de Iraanse ambassade en terug kunnen reizen naar Iran.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvragen ten onrechte afgewezen. De beroepen zijn gegrond omdat de bestreden besluiten in strijd zijn met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten. De rechtbank zal bepalen dat verweerder nieuwe besluiten op de aanvragen moet nemen en dat hij daarbij rekening houdt met deze uitspraak. [11]
9.1.
Nu met deze uitspraak op de beroepen wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Die verzoeken worden daarom afgewezen.
9.2.
Omdat de beroepen gegrond zijn krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Bpb [12] vast op € 2.511,‑. [13]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten van 21 augustus 2023;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
De rechtbank/voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op de beroepen, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op de verzoeken om voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 31 van de Vw.
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw in samenhang met artikel 31 van de Vw.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:505.
4.Zie pagina 13 en pagina 36 van het verslag van het nader gehoor van eiseres.
5.Zie pagina 9 van het verslag van het nader gehoor van eiseres.
6.Zie pagina 15 van het verslag van het nader gehoor van eiseres.
7.Zie pagina 27 van het verslag van het nader gehoor van eiseres.
8.Zie pagina 11 en pagina 22 van het verslag van het nader gehoor van eiser.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93.
10.Dat staat op pagina 22 en 23 van het ambtsbericht.
11.Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
12.Besluit proceskosten bestuursrecht.
13.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 837,- per punt en een wegingsfactor 1.