In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Afghaanse nationaliteitdrager, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 11 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 10 augustus 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 29 augustus 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.
Eiser heeft eerder asiel aangevraagd in 2000, maar deze aanvraag werd afgewezen. Hij heeft sindsdien een reguliere verblijfsvergunning gehad, die in 2017 werd ingetrokken. In zijn huidige aanvraag stelt eiser dat hij bij terugkeer naar Afghanistan problemen zal ondervinden vanwege eerwraak en zijn samenwerking met de Nederlandse politie. Daarnaast vreest hij dat zijn verwestering en de daarmee samenhangende afvalligheid hem in gevaar zullen brengen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de gestelde problemen niet nieuw zijn en eerder ongeloofwaardig zijn bevonden.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als afvallige zal worden gezien in Afghanistan. Eiser heeft verklaard dat hij zich kan aanpassen aan de Afghaanse normen en waarden en dat hij gelooft in de islam. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af, inclusief de vergoeding van proceskosten.