Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar bepaalt tevens dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eiser heeft op 1 april 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Eiser stelt sinds april 2019 actief te zijn geweest voor de politieke partij ‘ [Naam partij] ’. Eiser is bij deze partij betrokken geraakt omdat zijn vriend, [Naam 2] (hierna: [Naam 2] ), kandidaat was voor de partij om als wethouder te worden gekozen en hij eiser heeft gevraagd om pr-werk te verrichten in het kader van zijn verkiezingscampagne. [Naam 2] is vanwege zijn werkzaamheden voor de partij bedreigd dan wel afgeperst door de gewapende groepering ‘ [Naam groep] ’, en als gevolg daarvan naar Nederland gevlucht. Vervolgens hebben leden van de [Naam groep] zich tot eiser gewend en hem afgeperst en bedreigd. Op 31 maart 2022 is eiser uit Colombia vertrokken.
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Lidmaatschap politieke partij [Naam partij] en de door betrokkende ondernomen politieke activiteiten;
- Problemen met de gewapende groepering [Naam groep] .
De staatssecretaris heeft bij het bestreden besluit overwogen dat het eerste relevante element geloofwaardig is. Verder heeft de staatssecretaris overwogen dat de verklaringen van eiser over het tweede en derde relevante element niet geloofwaardig zijn.
Heeft de staatssecretaris het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig kunnen achten?
‘Lidmaatschap’ [Naam partij]
9. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn lidmaatschap van de [Naam partij] niet geloofwaardig is. Eiser is lid geworden van de partij zodat hij pr-werkzaamheden kon verrichten voor [Naam 2] en hij zelf als
influencermeer volgers kon krijgen op sociale media. Daarnaast wilde eiser graag de (jeugd van de) Afro-Colombiaanse gemeenschap in Colombia ondersteunen. In de politiek als zodanig was eiser nooit geïnteresseerd. Dat is ook de reden waarom hij niet veel weet over de partij zelf. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn relaas kopieën van documenten overgelegd, waaronder foto’s waarop hij met [Naam 2] is afgebeeld. Verder wijst eiser op een verklaring van 6 januari 2022, waarin staat dat hij zich voor de partij heeft ingezet. Ook heeft eiser
screenshotsovergelegd van zijn accounts op sociale media. Deze accounts zijn gehackt, waardoor eiser niet meer bewijs kan overleggen ter onderbouwing van zijn asielrelaas. Ook wijst eiser op het feit dat [Naam 2] in Nederland internationale bescherming heeft gekregen, dat het dossier van [Naam 2] bij de staatssecretaris bekend moet zijn en dit ten onrechte niet bij de beoordeling van eisers relaas is betrokken.
10. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser heeft nagelaten originele documenten over te leggen van zijn lidmaatschap van [Naam partij] . De foto’s en screenshots onderbouwen volgens de staatssecretaris niet dat eiser daadwerkelijk actief is geweest voor de partij. De foto’s tonen hoogstens aan dat eiser [Naam 2] steunde middels zijn grote bereik via social media. Verder tonen de screenshots niet aan dat eisers accounts zijn gehackt. De staatssecretaris stelt verder dat hij het dossier van [Naam 2] niet zomaar mag raadplegen. Ook is het volgens de staatssecretaris niet duidelijk waarom eiser lid wilde worden van de [Naam partij] . Dat lidmaatschap was immers niet noodzakelijk om zich in te kunnen zetten voor het goede doel. Daarnaast wordt aan eiser tegengeworpen dat hij weinig achtergrondinformatie kan vertellen over de partij en zelfs niet weet of hij nog lid is. Tot slot werpt de staatssecretaris tegen dat eiser heeft verklaard dat hij zich bewust was van de risico’s, waardoor het eens te meer niet geloofwaardig is dat hij werkelijk lid is geworden van de partij.
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser over zijn lidmaatschap van de [Naam partij] niet geloofwaardig zijn. Uit de verklaringen van eiser in het nader gehoor blijkt dat zijn lidmaatschap zo moet worden opgevat, dat hij vooral pr-werkzaamheden heeft verricht in het kader van de kandidatuur van zijn vriend [Naam 2] .In het aanvullend gehoor heeft eiser desgevraagd uitdrukkelijk verklaard lid te zijn geweest van de partij, maar tevens dat hij na 2019 met zijn werkzaamheden is gestopt omdat [Naam 2] niet was verkozen.Ook verklaarde eiser dat hij zich wilde inzetten voor de Afro-Colombiaanse bevolking en dat hij in de politiek zelf niet was geïnteresseerd. Tegen die achtergrond is het niet vreemd dat eiser niet weet wanneer de partij is opgericht en welke politici namens de partij in het nationale parlement zitten. Bovendien wist eiser desgevraagd wel wie de presidentskandidaat is geweest voor de [Naam partij] en kon hij de namen noemen van twee politici die op lokaal niveau voor de partij actief zijn geweest. Verder is van belang dat de staatssecretaris niet heeft vastgesteld dat eiser tegenstrijdig of anderszins ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn betrokkenheid bij de partij. Dat eiser die betrokkenheid niet met originele documenten heeft aangetoond mag zo zijn, maar dat draagt op zichzelf niet bij aan de conclusie dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn. Bovendien heeft eiser wel een kopie van een document overgelegd waarin wordt bevestigd dat eiser voor de partij activiteiten heeft verricht. Verder is de rechtbank het met eiser eens dat hij voldoende heeft toegelicht waarom hij actief is geworden voor de partij, ondanks dat hij zich bewust was van de eventuele risico’s. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser kennelijk bereid was die risico’s te nemen. Niet valt in te zien waarom dat ongeloofwaardig is.
12. Verder stelt de rechtbank vast dat eiser er meerdere keren op heeft gewezen dat [Naam 2] in Nederland internationale bescherming heeft gekregen. De staatssecretaris heeft dat niet bestreden. Dit is daarom niet in geschil. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat zijn relaas niet los kan worden gezien van het relaas van [Naam 2] en ook mede tegen die achtergrond moet worden beoordeeld. De stelling van de staatssecretaris dat hij, al dan niet om redenen van privacy, niet zonder meer van de verklaringen van [Naam 2] kennis zou kunnen nemen dan wel daaraan geen argumenten zou kunnen ontlenen voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van eisers relaas, is niet onderbouwd en goed beschouwd ook niet aannemelijk. Ook de opmerking van de staatssecretaris ter zitting dat de verklaringen van [Naam 2] in dit verband überhaupt niet van belang kunnen zijn, volgt de rechtbank niet. Dit standpunt staat immers haaks op Werkinstructie 2014/10 waarin staat dat verklaringen van derden als externe geloofwaardigheidsindicator bij de beoordeling van het asielrelaas kunnen worden betrokken. Bovendien stelt de rechtbank op basis van de vraagstelling tijdens het aanvullend gehoor met eiservast dat de staatssecretaris juist wél kennis heeft genomen van het dossier van [Naam 2] en de door hem afgelegde verklaringen, die – naar kan worden aangenomen – geloofwaardig zijn geacht. De rechtbank gaat er daarom, in weerwil van het ter zitting ingenomen standpunt, van uit dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser wel degelijk naast die van [Naam 2] heeft gelegd, maar niet heeft vastgesteld dat deze op relevante onderdelen met elkaar in tegenspraak zijn. Deze omstandigheid is ten onrechte niet bij de geloofwaardigheidsbeoordeling betrokken.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zijn standpunt dat eisers verklaringen over het lidmaatschap van de [Naam partij] niet geloofwaardig zijn, onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank zal hierna beoordelen of, en zo ja welke, gevolgen daaraan moeten worden verbonden.
Bedreigingen [Naam groep]
14. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij in de negatieve aandacht staat van de [Naam groep] . Volgens zijn verklaringen hebben leden van deze groepering eerst [Naam 2] afgeperst omdat hij niet voor hen wilde werken. Nadat [Naam 2] naar Nederland is gevlucht richtte de groepering zich op eiser. Eiser stelt dat hij twee keer met de dood is bedreigd. Ter onderbouwing heeft eiser aangiftes overgelegd van hemzelf, [Naam 2] en de vrouw van [Naam 2] over de problemen die zij hebben ervaren. In de aangifte van [Naam 2] wordt eiser genoemd als ‘ [Bijnaam] ’, de bijnaam van eiser.
15. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over de bedreigingen ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft slechts kopieën van de aangiftes overgelegd. Deze kunnen niet worden onderzocht. Eiser stelt weliswaar dat [Naam 2] dreigberichten ontving waarin ook de naam van eiser werd genoemd, maar eiser heeft nagelaten deze berichten over te leggen. Verder is het niet aannemelijk dat eiser, ondanks de bedreigingen, naar zijn ouderlijk huis in Tulua is teruggekeerd, en nog regelmatig naar buiten ging voor het verrichten van werkzaamheden, het bezoeken van een voetbalwedstrijd en het volgen van een cursus. Tot slot heeft de staatssecretaris aan eiser tegengeworpen dat hij Colombia pas op 31 maart 2022 heeft verlaten, terwijl de tweede fysieke bedreiging al in februari 2022 plaatsvond.
16. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser is bedreigd door de [Naam groep] . De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat dit onvoldoende blijkt uit de aangiftes en de - in beroep overgelegde - vertalingen. Uit de aangifte van [Naam 2] blijkt weliswaar dat ook eiser door de [Naam groep] wordt genoemd als degene die het geëiste geldbedrag kan betalen, maar daarmee is nog niet onderbouwd dat ook eiser zelf is bedreigd nadat [Naam 2] uit Colombia is vertrokken. Verder heeft de staatssecretaris terecht tegengeworpen dat eiser niet consistent heeft verklaard over waarom hij doelwit is van de [Naam groep] . Zo heeft eiser in eerste instantie verklaard dat hij doelwit is omdat hij weet van de afpersing van [Naam 2] en de [Naam groep] niet wil dat dit naar buiten komt.Vervolgens heeft eiser verklaard dat hij doelwit is geworden nadat [Naam 2] was gevlucht en eiser gedood zou worden als [Naam 2] niet terug zou komen.Tot slot heeft eiser verklaard doelwit te zijn omdat hij gezien wordt als een sociaal leider.De staatssecretaris heeft daarnaast aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij ondanks de bedreigingen is teruggekeerd naar zijn ouderlijk adres in Tuluá, terwijl de [Naam groep] wist dat hij daar eerder had verbleven. Eisers verklaring dat hij nergens anders heen kon, heeft verweerder niet ten onrechte als onvoldoende aangemerkt. Daarnaast heeft verweerder bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat eiser, ondanks dat hij stelde ernstig gevaar te lopen, in zijn huis in Tuluá is blijven wonen, als maaltijdbezorger heeft gewerkt, een voetbalwedstrijd heeft bezocht en een cursus Engels heeft gevolgd. Verweerder heeft niet ten onrechte opgemerkt dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde bedreigingen. Tot slot heeft de staatssecretaris in dit verband aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij pas een maand nadat de tweede fysieke bedreiging heeft plaatsgevonden, uit Colombia is vertrokken.
17. Dat eiser aangifte heeft gedaan van de gestelde bedreigingen en deze aangifte ook in kopie heeft overgelegd leidt niet tot een ander oordeel. In deze aangifte is immers slechts verwoord wat eiser aan de politie in Colombia heeft verteld. De aangifte draagt dan ook niet zonder meer bij aan de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde gebeurtenissen.