ECLI:NL:RBDHA:2023:14584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
09/160957.22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ambulance door roekeloos rijgedrag

Op 29 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 januari 2022 in Voorburg een verkeersongeval heeft veroorzaakt door een ambulance aan te rijden. De verdachte, die met haar auto een voorrang verlenende ambulance heeft ingehaald, werd beschuldigd van het niet in acht nemen van de nodige voorzichtigheid en het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij de inzittenden van de ambulance. Tijdens de zitting op 15 september 2023 heeft de officier van justitie, mr. R.P. Tuinenburg, gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.C.A. Schulpen, vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onoplettend heeft gehandeld door het verkeerslicht op geel te negeren en geen voorrang te verlenen aan de ambulance, ondanks het horen van de geluidssignalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zwangerschap en het feit dat zij haar rijbewijs nodig heeft voor werk.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/160957-22
Datum uitspraak: 29 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te ‘ [geboorteplaats] ,
vestigingsadres: [adres] , [woonplaats] ,
verblijfadres: [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Tuinenburg en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw
mr. M.C.A. Schulpen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 19 januari 2022 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Prins Bernhardlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
zij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssistuatie ter plaatse, en/of (vervolgens)
- vlak voor de kruising van voornoemde weg met de N14 een voor haar stilstaande auto, welke voorrang verleende aan een ambulance, heeft ingehaald en/of (vervolgens)
- terwijl zij de geluidssignalen van de ambulance had gehoord niet is gestopt maar de kruising op is gereden en/of (vervolgens)
- geen voorrang heeft verleend aan een voorrangsmotorrijtuig waardoor zij met haar motorrijtuig in botsing is gekomen met die ambulance, waardoor (een) ander(en) te weten de bijrijder en/of bestuurder in/van de ambulance (genaamd 1) [slachtoffer 1] en/of 2) [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten ad1) een snijwond aan de (rechter)elleboog en/of een kneuzing aan het borstbeen en/of de borstkas en/of ad2) een gebroken knie en/of meniscusletsel en/of een gebroken pols en/of een gebroken onderarm en/of een bloeding van de milt en/of een gebroken rib en/of snijwonden hand/arm en/of meerdere breuken in linkervoet en/of enkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssistuatie ter plaatse, en/of (vervolgens)
- vlak voor de kruising van voornoemde weg met de N14 een voor haar stilstaande auto, welke voorrang verleende aan een ambulance, heeft ingehaald en/of (vervolgens)
- terwijl zij de geluidssignalen van de ambulance had gehoord niet is gestopt maar de kruising op is gereden en/of (vervolgens)
- geen voorrang heeft verleend aan een voorrangsmotorrijtuig waardoor zij met haar motorrijtuig in botsing is gekomen met die ambulance, waardoor (een) ander(en) te weten de bijrijder en/of bestuurder in/van de ambulance (genaamd 1) [slachtoffer 1] en/of 2) [slachtoffer 2] ) letsel heeft/hebben bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat bij de verdachte sprake was van een beperkte, tijdelijke onoplettendheid door het niet verlenen van voorrang aan de ambulance omdat zij deze niet had gezien. Deze enkele verkeersfout en de omstandigheden waaronder deze is begaan zijn onvoldoende om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna ook: WVW 1994).
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden in de bijlage opgenomen.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 19 januari 2022 reed de verdachte als bestuurder van een auto op de Prins Bernhardlaan te Voorburg in de richting van de Noordsingel. Zij naderde het kruispunt met de Provincialeweg N14. Voor het kruispunt bestond de weg uit vier voorsorteerstroken, waarvan twee voor rechtdoorgaand verkeer. De verdachte kwam aanrijden op de rechterrijstrook van de twee voor rechtdoorgaand verkeer bestemde rijstroken. Vlak voor het stoplicht bij het kruispunt bracht zij haar auto tot stilstand achter een busje. Toen het verkeerslicht op geel sprong, heeft de verdachte dit busje ingehaald en is zij het kruispunt opgereden. Op hetzelfde moment kwam er een ambulance, voor de verdachte van links, uit de Parktunnel rijden. De ambulance voerde optische en geluidssignalen. Bij het oprijden van het kruispunt heeft de verdachte geen voorrang verleend aan de ambulance. Zij is met haar auto ingereden op de rechterzijde van de ambulance, waardoor deze is gekanteld en in botsing is gekomen met een mast van de verkeerslichten.
Uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse volgt dat het aannemelijk is dat de auto van de verdachte de stopstreep van de linker voorsorteerstrook van de Prins Bernardlaan passeerde toen het verkeerslicht ca. 2,7 seconden op geel licht stond. Zij passeerde op dat moment een voertuig dat 1,4 seconden eerder was gestopt op de rechter voorsorteerstrook voor rechtdoor. Verder werd geconstateerd dat ten tijde van het ongeval op de voorsorteerstroken bestemd voor het verkeer rechtdoor op de Provincialeweg N14 verkeer stond te wachten voor roodlicht die het zicht tussen de auto van de verdachte en de ambulance belemmerde tijdens het naderen van het kruispunt.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij de sirene wel heeft gehoord, maar dat de ambulance “voor haar gevoel” nog ver weg leek. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij de geluidssignalen pas hoorde toen zij het kruispunt opreed. De rechtbank hecht meer waarde aan de eerste verklaring van de verdachte, omdat deze direct na de aanrijding is afgelegd en ook steun vindt in de verklaringen van meerdere getuigen die, aan verschillende kanten van het kruispunt wachtend op het verkeerslicht, hebben verklaard dat zij de geluidssignalen hebben gehoord. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verdachte al voordat zij het kruispunt opreed de geluidssignalen heeft gehoord.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW 1994 te komen, is vereist dat de verdachte zich roekeloos of in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onoplettend of onvoorzichtig heeft gedragen. Hiervoor geldt dat ten minste sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt te zeggen of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld zoals hiervoor omschreven. Uit de enkele omstandigheid dat is gehandeld in strijd met één of meer wettelijke verkeersregels kan niet zonder meer worden afgeleid dat sprake is van schuld in even bedoelde zin. Ook een enkele onoplettendheid zonder bijkomende omstandigheden kan niet zonder meer leiden tot het oordeel dat – ten minste – aanmerkelijk onoplettend is gehandeld.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte twee verkeersovertredingen heeft begaan. Allereerst heeft zij een verkeersfout gemaakt doordat zij bij een geel licht uitstralend verkeerslicht alsnog probeerde het kruispunt op te rijden, terwijl zij had kunnen stoppen en dat dus ook had moeten doen. De verdachte heeft echter zelfs een bijzondere manoeuvre uitgevoerd door het passeren van het voertuig voor haar om maar het kruispunt te kunnen oprijden terwijl het verkeerslicht al geel licht uitstraalde. Vervolgens heeft zij aan een ambulance die optische en geluidssignalen voerde, oftewel een voorrangsvoertuig in de zin van artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen voorrang verleend, terwijl zij de geluidssignalen van de ambulance had gehoord.
Juist in de situatie dat de verdachte geluidssignalen hoorde, had van haar, mede gelet op de drukke verkeerssituatie ter plaatse en het feit dat haar zicht op een deel van het kruispunt werd belemmerd door andere auto’s, extra voorzichtigheid en oplettendheid mogen worden verwacht. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Het feit dat de ambulance mogelijk harder heeft gereden dan de snelheid die in de brancherichtlijn is voorgeschreven bij het oprijden van een kruispunt, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het schuldverwijt jegens de verdachte.
Letsel
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het letsel van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , de ambulancebroeders die samen op de ambulance reden, gekwalificeerd kan worden als letsel in de zin van artikel 6 WVW 1994. Ten aanzien van [slachtoffer 2] oordeelt de rechtbank dat zijn letsel gelet op de aard, omvang en ernst daarvan (diverse breuken in rib, arm en been, scheur in de meniscus, meerdere operatieve ingrepen) kan worden aanmerkt als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van [slachtoffer 1] oordeelt de rechtbank dat bij hem sprake is van letsel (meerdere kneuzingen met een genezingsduur van enkele maanden) waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 19 januari 2022 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg als bestuurder van een auto, daarmede rijdende over de weg, de Prins Bernhardlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend als volgt te handelen:
zij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse, en
- vlak voor de kruising van voornoemde weg met de N14 een voor haar stilstaande auto, welke voorrang verleende aan een ambulance, heeft ingehaald en
- terwijl zij de geluidssignalen van de ambulance had gehoord niet is gestopt maar de kruising op is gereden en
- geen voorrang heeft verleend aan een voorrangsmotorrijtuig waardoor zij met haar motorrijtuig in botsing is gekomen met die ambulance, waardoor de bijrijder van de ambulance genaamd [slachtoffer 1] lichamelijk letsel werd toegebracht,
waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten een snijwond aan de rechterelleboog en een kneuzing aan het borstbeen en de borstkas
, en waardoorde bestuurder van de ambulance genaamd [slachtoffer 2]
zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,te weten een gebroken knie en meniscusletsel en een gebroken pols en een gebroken onderarm en een bloeding van de milt en een gebroken rib en snijwonden hand/arm en meerdere breuken in linkervoet en enkel.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de eventuele oplegging van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gelet daarop slechts een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld in het verkeer ten gevolge waarvan een ernstig ongeluk heeft plaatsgevonden. Ondanks het horen van geluidssignalen van een ambulance en een verkeerslicht dat geel licht uitstraalde, is zij zonder de daarvoor nodige voorzichtigheid en oplettendheid om een andere auto heengereden om een kruising op te rijden. Vervolgens heeft zij geen voorrang verleend aan de op de kruising rijdende ambulance waardoor zij hiermee in botsing kwam. Ten gevolge van de botsing is de ambulance gekanteld en tegen een verkeersmast gebotst en kwamen de ambulancebroeders klem te zitten. Beiden hebben hierdoor letsel opgelopen, bij één van hen ging het zelfs om zwaar lichamelijk letsel.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte recentelijk niet voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht, in het bijzonder dat de verdachte zwanger is en haar rijbewijs nodig heeft om met de auto naar werk te kunnen gaan. Daarnaast is ter terechtzitting gebleken dat de verdachte contact heeft gezocht met de werkgever van de slachtoffers en dat zij de slachtoffers de mogelijkheid heeft geboden contact met haar op te nemen indien zij daar behoefte aan zouden hebben. De rechtbank houdt daar in het voordeel van de verdachte rekening mee.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is bij overtreding van artikel 6 van de WVW 1994 en een ernstige mate van schuld als uitgangspunt vermeld een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zal de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid gedeeltelijk voorwaardelijk opleggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
160 (honderdzestig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 8
0 (tachtig) DAGEN;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor 12
(twaalf) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, te weten
3 (drie) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Herfkens, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Witte-de Vries, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 september 2023.