ECLI:NL:RBDHA:2023:14582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
NL23.10908
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag met betrekking tot geloofwaardigheid van bedreigingen en eerwraak in Irak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende man, heeft in het verleden meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de laatste op 25 oktober 2021. De rechtbank behandelt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 20 maart 2023 is gedaan. Eiser stelt dat hij bedreigd wordt door een persoon genaamd [Naam 2] en vreest voor eerwraak bij terugkeer naar Irak. De rechtbank heeft de zaak op 10 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd voor zijn claims over de bedreigingen en de geloofwaardigheid van zijn verklaringen is in twijfel getrokken. De rechtbank wijst erop dat eiser niet in detail heeft kunnen verklaren over de bedreigingen die hij heeft ontvangen en dat hij geen bewijs heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn verhaal. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over de bedreigingen en de problemen met zijn schoonfamilie niet geloofwaardig zijn en dat er geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade is aangetoond.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10908

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A.A.W.A. Vissers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen,
bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Karem. Verweerder heeft
zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Iraakse nationaliteit te hebben. Hij heeft, met zijn vrouw en kinderen, op 15 november 2015 voor de eerste maal een asielaanvraag ingediend in Nederland. Bij bericht van 14 juli 2016 heeft verweerder bevestigd dat eiser en zijn gezin middels het IOM zijn teruggekeerd naar Irak, waardoor de asielaanvraag niet inhoudelijk is beoordeeld.
2. Op 25 oktober 2021 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. In 2012 sliep eiser bij zijn schoonouders. In de nacht werd er ingebroken en werden eiser en zijn schoonvader beschoten, waarbij de schoonvader van eiser is overleden. Eiser raakte daarbij gewond. Vervolgens heeft eiser in totaal ruim negen maanden in detentie gezeten op verdenking van betrokkenheid bij de dood van zijn schoonvader. Sinds zijn vrijlating uit detentie in 2014 ontving eiser doodsbedreigingen. In 2015 is eiser als gevolg hiervan uit Irak vertrokken en heeft hij in Nederland asiel aangevraagd. Op aandringen van zijn familie is eiser in 2016 naar Irak teruggekeerd. Zijn asielaanvraag heeft hij ingetrokken. Na zijn terugkomst ontving eiser opnieuw talloze doodsbedreigingen. Eiser vermoedt dat deze afkomstig zijn van degene die destijds had ingebroken en zijn schoonvader had gedood, genaamd [Naam 2]. Ten tijde van de gehoren was voor eiser nog onduidelijk waarom [Naam 2] hem bedreigt. In de zienswijze heeft eiser nader toegelicht dat hij inmiddels van zijn vrouw heeft vernomen dat de reden hiervoor is gelegen in het feit dat [Naam 2] ooit met eisers vrouw zou trouwen. Hoewel de families van eisers vrouw en [Naam 2] daarover overeenstemming hadden bereikt, wilde eisers vrouw zelf niet met [Naam 2] in het huwelijk treden. Toen zij vervolgens wel met eiser trouwde, voelde [Naam 2] zich zo in zijn eer aangetast, dat hij zich tegen eiser heeft gericht. Eiser vreest dan ook voor eerwraak bij terugkeer naar Irak. Ook stelt eiser te vrezen voor zijn schoonfamilie, nu hij daar sinds de inbraak problemen mee ervaart.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Daarbij heeft
verweerder in het bestreden besluit de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser
geloofwaardig geacht. Verweerder acht ook de inbraak in 2012 en de daaropvolgende detentie van eiser geloofwaardig. Dat eiser naar aanleiding van de inbraak wordt bedreigd en dat hij problemen heeft met zijn schoonfamilie, heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. De geloofwaardig geachte elementen leiden volgens verweerder niet tot de conclusie dat sprake is van gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade.
4. Eiser voert in beroep aan dat hij niet vaag en summier heeft verklaard over de bedreigingen. Hij kan niet exact zeggen hoe vaak hij bedreigd is, omdat hij dit niet elke keer heeft opgeschreven. Eiser stelt verder dat de stelling van verweerder dat geen sprake kan zijn van eerwraak te kort door de bocht is. Eiser verwijst daarbij naar een thematisch rapport van EUAA van 14 april 2023 [2] en een publicatie van NOS-nieuws van 12 oktober 2015, waaruit volgens eiser volgt in dat de situatie van eiser wel degelijk raakvlakken heeft met eerwraak. [Naam 2] is in zijn eer aangetast omdat eiser zijn vrouw heeft ‘afgepakt’ en een dergelijk conflict verjaart niet. Ook was het niet de keuze van eiser om in 2016 terug te keren naar Irak. Zijn vader heeft deze beslissing genomen. Eiser stelt dat de problemen met zijn schoonfamilie bijdragen aan zijn vrees voor een onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Irak. Hij zal daar altijd in angst moeten leven omdat hij vogelvrij is verklaard. Mogelijk zullen ze hem niet doden, maar ze zullen hem evenmin steunen of beschermen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Bedreigingen van [Naam 2]
5. Verweerder heeft niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat de omstandigheid dat eiser in 2016 vrijwillig is teruggekeerd naar Irak en in de periode tussen 2016 en 2021 het land meerdere malen in- en uit is gereisd, op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. De enkele stelling van eiser dat zijn vader hem daartoe heeft verplicht maakt dat niet anders.
6. Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de bedreigingen die hij ontving. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser niet weet, ook niet bij benadering, hoe vaak hij is bedreigd en dat hij zich voor wat betreft de aard en de inhoud van de bedreigingen beperkt tot de verklaring dat deze de vorm hadden van telefoontjes en brieven. De bedreigingen raken de kern van eisers asielrelaas. Van eiser, die stelt zeventien keer te zijn verhuisd om aan de bedreigingen te ontkomen, mag dan ook redelijkerwijs verwacht worden dat hij daar meer in detail over kan verklaren. Hierbij is verder van belang dat eiser de gestelde problemen niet met stukken heeft onderbouwd. In dat kader heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij alle dreigbrieven die hij ontving heeft weggegooid omdat hij er niets aan had. Ook de opnamen van de telefonische bedreigingen heeft eiser niet meer in bezit. Het bevreemdt dat eiser zich van het bewijs van zijn problemen heeft ontdaan, te meer omdat eiser eerder asiel in Nederland heeft aangevraagd en op grond daarvan moest weten dat hij zijn relaas bij een volgende aanvraag om internationale bescherming zou moeten onderbouwen. Tot slot heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat eiser slechts vermoedt dat de gestelde bedreigingen afkomstig zijn van [Naam 2]. Eiser heeft immers verklaard dat hij dat zelf niet heeft vastgesteld. [3] Dat eiser later door zijn echtgenote is ingelicht over de ware redenen waarom [Naam 2] het op eiser gemunt zou hebben, leidt niet tot een ander oordeel, nu eiser ook daarvan geen onderbouwing heeft aangeleverd.
7. Verweerder heeft zich reeds daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de gestelde doodsbedreigingen aan zijn adres niet geloofwaardig zijn. Aan eiser kan worden toegegeven dat de door hem gestelde gebeurtenissen raken aan problemen die te maken kunnen hebben met eerwraak, maar dit leidt niet tot een gegrond beroep. Verweerder heeft immers op goede gronden vastgesteld dat eisers verklaringen hierover niet geloofwaardig zijn. Dat eiser daadwerkelijk met eerwraak te maken heeft, is dan ook niet aannemelijk geworden. Om die reden kan ook in het midden blijven of verweerder al dan niet terecht heeft opgemerkt dat de gebeurtenissen waar eiser zich op beroept inmiddels zijn verjaard.
Problemen met schoonfamilie
9. De rechtbank stelt vast dat eiser eerst heeft verklaard dat hij door zijn schoonfamilie onder druk werd gezet om te scheiden van zijn vrouw en dat hij daarom alleen is gevlucht uit Irak. [4] Later heeft eiser echter verklaard dat hij niet genoeg financiële middelen had om met zijn gezin te vluchten. [5] Verweerder heeft deze verklaringen terecht tegenstrijdig geacht. Verder heeft eiser de stelling dat hij vogelvrij is verklaard door zijn schoonfamilie niet onderbouwd. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij niet uit angst voor zijn schoonfamilie is gevlucht. [6] Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de verklaringen van eiser over de problemen met zijn schoonfamilie niet geloofwaardig zijn.
Conclusie
10. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.European Union Agency for Asylum, ‘EUAA report on Arab tribes and customary justice in Iraq’.
3.Pagina 22 van het rapport nader gehoor van 6 september 2022.
4.Pagina 7 van het rapport nader gehoor van 6 september 2022.
5.Pagina 6 van het rapport aanvullend gehoor van 16 december 2022.
6.Pagina 12 van het rapport aanvullend gehoor van 16 december 2022.