ECLI:NL:RBDHA:2023:14563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
NL23.28917
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 11 juli 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 behandeld, waarbij eiser via telehoren aanwezig was vanuit het detentiecentrum in Rotterdam en zijn gemachtigde in de rechtbank in Groningen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het vorige onderzoek op 21 juli 2023. Eiser stelt dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt en dat er geen zicht is op uitzetting, mede door zijn medische omstandigheden. De rechtbank concludeert echter dat eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat een lichter middel effectief zou zijn en dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af, en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28917

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 11 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiser is op het detentiecentrum in Rotterdam verschenen. Ter zitting in de rechtbank in Groningen is eisers gemachtigde verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 26 juli 2023 (in de zaak NL23.20299) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 21 juli 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt en er geen zicht op uitzetting is in zijn geval. Eiser is eerder niet fit-to-fly bevonden wegens zijn medische omstandigheden. Er is momenteel nog steeds geen groen licht voor zijn uitzetting terwijl eiser zonder enig perspectief in bewaring verblijft. Het is onduidelijk hoelang het lopende medische onderzoek duurt. Verder voert eiser aan dat er gedurende het medisch onderzoek ook kan worden volstaan met een lichter middel nu de inbewaringstelling hem veel stress bezorgt.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet overtuigend gesteld dat een lichter middel effectief zal zijn. Niet is gebleken dat de voortduring van de bewaring onevenredig bezwarend is. De rechtbank is niet gebleken dat de in detentie beschikbare zorg voor eiser niet toereikend is, dat eiser niet in staat is de inbewaringstelling op verantwoorde wijze te ondergaan, of dat eisers gestelde psychische omstandigheden in detentie door gebrek aan medische zorg verslechteren (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1162). Eiser heeft daartoe geen medische stukken ter onderbouwing overgelegd.
5. De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt en dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De staatssecretaris heeft sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 14 augustus 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Verder is de staatssecretaris in afwachting van terugkoppeling van de medische dienst ten aanzien van het medische onderzoek dat heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het feit dat eiser op 24 juli 2023 niet fit-to-fly is bevonden. Uit het voortgangsrapport blijkt dat vervolgens op 31 augustus 2023 een consult heeft plaatsgevonden bij een cardioloog. Verder heeft eiser ter zitting aangegeven dat er inmiddels een CT scan heeft plaatsgevonden. De staatssecretaris is voor het verrichten van verdere uitzettingshandelingen afhankelijk van de terugkoppeling van de medische dienst. Ter zitting is door de staatssecretaris aangegeven dat er bij de medische dienst regelmatig navraag wordt gedaan naar de stand van zaken van het medisch onderzoek. De rechtbank acht deze gang van zaken voor nu voldoende voortvarend. De rechtbank overweegt verder dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt, zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:747). De rechtbank ziet geen aanleiding om hier in het geval van eiser anders over te oordelen. Uit de uitspraak van 26 juli 2023 blijkt immers dat er al een laissez-passer is verstrekt voor eiser. Enkel de medische kwestie maakt dat eiser nog niet is uitgezet.
6. De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.