In deze zaak heeft eiser op 3 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 23 september 2021 was ingediend. De rechtbank Den Haag, zittende in Middelburg, heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de wettelijke kaders en de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Echter, de rechtbank heeft ook vastgesteld dat er een bestuurlijke dwangsom verbeurd is, die op € 1.442 is vastgesteld. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Indien verweerder niet binnen deze termijn beslist, verbeurt hij een rechterlijke dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op 21 september 2023.