ECLI:NL:RBDHA:2023:14543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
NL23.7972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en dwangsom bij niet tijdig beslissen op bezwaar in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Somalische nationaliteit, op 18 november 2019 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn referent in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd op 14 januari 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiser heeft hiertegen op 10 februari 2022 bezwaar aangetekend. Vervolgens heeft hij de staatssecretaris op 23 november 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Eiser heeft op 15 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn bezwaar tijdig ingediend, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet op tijd heeft beslist. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op 27 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7972

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 18 november 2019 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinsleden bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij besluit van 14 januari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris) de aanvraag van eiser afgewezen.
Eiser heeft op 10 februari 2022 bezwaar aangetekend tegen dit besluit.
Bij brief van 23 november 2022 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Eiser heeft vervolgens op 15 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
2. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Het bezwaarschrift is ingediend op 10 februari 2022. De staatssecretaris moet uiterlijk beslissen binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Eiser heeft de staatssecretaris op 23 november 2022, dus na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
4. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Als de staatssecretaris niet op tijd heeft beslist, moet de rechtbank een termijn van twee weken opleggen. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen. Uit het dossier is niet van bijzondere omstandigheden gebleken. De rechtbank bepaalt daarom dat de staatssecretaris binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
6. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
7. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat eiser is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft de staatssecretaris dit niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.