ECLI:NL:RBDHA:2023:14532

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
C/09/653253 / JE RK 23-1797
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een ongeboren kind en een minderjarige

Op 14 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een ongeboren kind en een minderjarige, aangeduid als [naam01]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, die ernstige zorgen heeft geuit over de veiligheid en ontwikkeling van [naam01] en het ongeboren kind. De moeder, [naam02], is momenteel psychisch kwetsbaar, dakloos en opgenomen in een GGZ-instelling, wat haar in staat om voor de kinderen te zorgen ernstig belemmert. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een acute en ernstige bedreiging voor de kinderen bestaat, waardoor een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 september 2023 waren zowel de moeder als de vader aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De Raad heeft verzocht om de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te belasten met de uitvoering van de maatregelen, in plaats van de eerder genoemde Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad onderschreven en geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] bij de vader noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing goedgekeurd, met een looptijd tot 4 december 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. M.F. Baaij, en op schrift gesteld op 26 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/653253 / JE RK 23-1797
Datum uitspraak: 14 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden, locatie Den Haag,
hierna te noemen: de Raad,
over:
  • [naam01], geboren op [geboortedatum01] 2021 in [geboorteplaats] ,
    hierna te noemen: [naam01] ,
  • het ongeboren kindvan de hierna te noemen moeder.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende [woonplaats01] ,
feitelijk verblijvende bij [A] te [plaats01] ,
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
BRP-briefadres te [naam04] , feitelijk verblijvende te [woonplaats02] ,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 4 september 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [naam01] en het ongeboren kind voorlopig onder toezicht gesteld van 4 september 2023 tot 18 september 2023 en is een machtiging verleend om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
De kinderrechter heeft nadien nog kennisgenomen van het bericht van de advocaat van de moeder van 11 september 2023.
1.3.
Op 14 september 2023 heeft de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder (via videoverbinding) met haar advocaat;
  • de vader;
  • een vertegenwoordiger van de Raad;
  • een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling;
  • de schoonmoeder van de vader, ter begeleiding van de vader.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoekt strekt tot voorlopige ondertoezichtstelling van [naam01] en het ongeboren kind en het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] bij de vader, voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
De Raad heeft in tegenstelling tot het schriftelijke (spoed)verzoek ter zitting verzocht om niet Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden maar de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te belasten met de uitvoering van de maatregelen. Gelet op de problematiek en het feit dat de ouders verspreid door het land wonen, wordt een landelijke gecertificeerde instelling meer passend geacht.
2.3.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over [naam01] en het ongeboren kind. De moeder is momenteel niet in staat om hun veiligheid en gezonde ontwikkeling te waarborgen. Zij leidt een onzeker bestaan en gebruikt op dagelijkse basis middelen. De afgelopen maanden heeft zij met [naam01] via het daklozenloket in een hotel verbleven. Na een incident heeft de moeder dit hotel moeten verlaten en mag zij niet meer terugkeren. Zij is daardoor dakloos geworden. Door een vermoedelijke psychose is zij sinds 30 augustus 2023 opgenomen in een GGZ-instelling. [naam01] is de afgelopen maanden getuige geweest van de instabiele toestand en ernstige woede-uitbarstingen van de moeder. Hij heeft daarnaast in een ernstig vervuilde kamer verbleven. Ondanks de inzet van vrijwillige hulpverlening is het niet gelukt om een veilige en stabiele omgeving te creëren. Het is daarom dringend en onverwijld noodzakelijk dat een jeugdbeschermer wordt ingezet om de veiligheid van [naam01] te borgen. Bovendien moet een plan worden opgesteld ten aanzien van de zorg voor het ongeboren kind. Daarnaast is de machtiging tot uithuisplaatsing voor [naam01] dringend en onverwijld noodzakelijk om de plaatsing bij de vader te borgen. Er is een informele netwerkscreening uitgevoerd naar de vader en de familieleden die ingeschreven staan op het adres waar hij nu met [naam01] verblijft. Hieruit volgt dat deze plek op dit moment passend en in het belang van [naam01] is.

3.De standpunten

3.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen van de Raad. Het is, gelet op de problematiek van de moeder, lastig om een plek te vinden voor de moeder waar zij straks met haar pasgeboren kind kan wonen en waar toezicht is. Het Erasmus heeft een verzoek voor een plek al afgewezen en de verwachting is dat ook Brijder dit zal doen. Daarnaast is de gecertificeerde instelling sinds de spoedbeslissing betrokken bij het gezin, maar zij vindt het net als de Raad passender dat een landelijke gecertificeerde instelling de maatregelen uitvoert. De zaak zal zorgvuldig worden overgedragen.
3.2.
Namens en door de moeder is het volgende ter zitting naar voren gebracht. Het is belangrijk dat goed gekeken wordt hoe het met haar en het ongeboren kind gaat. Daarnaast is het van belang dat gezocht wordt naar een plek waar zij kan verblijven als het kind is geboren, zoals een moeder-kind-huis. Als het beter met haar gaat wil de moeder ook weer tijd doorbrengen met [naam01] .
3.3.
De vader heeft desgevraagd aangegeven dat het goed gaat met [naam01] sinds hij bij de vader verblijft. [naam01] moet zich aan de regels houden en er wordt gewerkt aan zijn dag- en nachtritme. De vader wil graag dat [naam01] de komende periode bij hem blijft wonen.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) merkt de kinderrechter het ongeboren kind als reeds geboren aan.
4.2.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond van artikel 1:255 BW is vervuld en een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor [naam01] en het ongeboren kind weg te nemen.
4.3.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er bestaan ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van [naam01] en het ongeboren kind. [naam01] is de afgelopen maanden aan een onveilige en onzekere opvoedomgeving blootgesteld. De moeder is psychisch kwetsbaar, bekend met middelengebruik en is dakloos geworden. Zij is momenteel opgenomen in een psychiatrische instelling. Het is haar niet gelukt om de juiste keuzes te maken die de veiligheid van [naam01] en het ongeboren kind waarborgen. Het is daarom naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft die zicht kan houden op [naam01] en het ongeboren kind. De moeder is hoogzwanger, waardoor het belangrijk is dat zo snel mogelijk een plan wordt opgesteld voor de geboorte en de periode daarna. De komende maanden zal de Raad onderzoeken wat er nodig is om de kinderen in een veilige omgeving op te laten groeien.
4.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] bij de vader in het belang van zijn verzorging en opvoeding noodzakelijk is. Op dit moment kan [naam01] niet bij de moeder verblijven. Het verblijf bij de vader lijkt hem goed te doen. De situatie is nog wel pril. De komende drie maanden moet dan ook onderzocht worden wat de best passende plek is voor [naam01] voor de langere termijn.
4.5.
De kinderrechter wijst het verzoek daarom toe zoals verzocht.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [naam01] en het ongeboren kind van [naam02] voorlopig onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 18 september 2024 tot 4 december 2023;
5.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] bij de vader met ingang van 18 september 2023 tot 4 december 2023;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023 door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 26 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.