ECLI:NL:RBDHA:2023:14525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
09-767025-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering van herkenning van een verdachte door verbalisanten in een strafzaak met vrijspraak voor inbraken en heling

Op 27 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere inbraken en heling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waaronder een inbraak in Boekel, heling van een kluis en een poging tot inbraak in Wijchen en Noordwijkerhout. De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte door verbalisanten onvoldoende betrouwbaar was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank benadrukte het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van herkenningen, vooral wanneer deze van cruciaal belang zijn voor het bewijs. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van enkele feiten, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte betrokken was bij de misdrijven. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat er geen relatie was met de feiten waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelde deze in de kosten van de verdediging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767025-17
Datum uitspraak: 27 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te Den Haag,
[BRP-adres] te Den Haag,
op dit moment uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 26 juni 2019 (pro forma) en 12 en 13 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.A. van der Horst naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2017 te Boekel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een kluis met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen kluis onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een raam van voornoemde woning;
Subsidiair
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 18 oktober 2017 tot en met 19 oktober 2017 te Boekel en/of Vlaardingen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een kluis (al dan niet met inhoud) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 12 januari 2018 te Wijchen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een woning, gelegen [adres] , goederen en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen, naar voornoemde woning is gaan en/of vervolgens met een hard en/of puntig voorwerp een kozijn en/of raam heeft getracht te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 tot 13 januari 2018 te Noordwijkerhout tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres] , goederen en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen naar voornoemde woning is gaan en/of vervolgens met een schroevendraaier, in elk geval een hard en/of puntig voorwerp, een raam van voornoemde woning heeft getracht te verbreken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De beoordeling van de tenlastelegging

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bepleit.
3.3.
De beoordeling van de tenlastelegging
Algemene overweging ten aanzien van de waardering van herkenning van een verdachte door verbalisanten
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van een herkenning van een verdachte door een verbalisant de nodige behoedzaamheid dient te worden betracht, zeker indien deze van doorslaggevend belang is voor het bewijs. Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen aan de hand van camerabeelden is onder meer van belang wat de kwaliteit van de beelden is, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, en in hoeverre op deze beelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Voorts is van belang de aard, intensiteit en frequentie van de eerdere contacten tussen de verbalisant en de verdachte, het tijdsverloop sinds die contacten, het aantal onafhankelijke herkenningen door verbalisanten en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar; met of zonder voorinformatie).
De officier van justitie heeft er voor alle hierna te bespreken feiten op gewezen dat zonder meer duidelijk was dat de verdachte voor het onderzoeksteam van de politie een bekende was, vanwege dit langlopende onderzoek alsmede een eerder politieonderzoek waarin hij voorkwam. De rechtbank stelt evenwel vast dat die informatie zich niet in het dossier bevindt.
Ten aanzien van de inbraak in Boekel (feit 1 primair)
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van de heling van een kluis in Boekel en/of Vlaardingen (feit 1 subsidiair)
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning te Boekel die tussen 17 oktober 2017 en 19 oktober 2017 is gepleegd en waarbij een kluis is gestolen. In het onderzoek Zilverenmaan is bij een andere verdachte een peilbaken onder de door hem gehuurde Ford Focus met het [kenteken] geplaatst. Na onderzoek is gebleken dat zich in deze auto – die op 19 oktober 2017 omstreeks 16.40 uur in Vlaardingen geparkeerd stond – een kluis bevond. Vervolgens is door het observatieteam een cameraopstelling geplaatst en op het voertuig gericht. [verbalisant] heeft opgeschreven dat uit de opgenomen camerabeelden blijkt dat tussen 17:47:15 uur en 17:49:09 uur de verdachte uit de richting van een geparkeerd voertuig komt lopen en naar de achterzijde van de Ford Focus loopt. Daar zou hij met een andere verdachte hebben gestaan. Tevens zou er te zien zijn geweest dat de achterklep van de Ford Focus omhoog gaat en dat de achterzijde van het voertuig zichtbaar omhoog “wipt”. De achterklep zou hierna omlaag en dicht zijn gegaan. De verdachte zou weer in de richting van de geparkeerde auto zijn gelopen en uit beeld verdwijnen. Verder is door [verbalisant] opgeschreven dat de verdachte en de andere verdachte diezelfde avond – tussen 19:43:58 uur en 19:44:59 uur – bij een benzinestation langs de snelweg A15 in Ridderkerk zijn geweest, omdat ze daar op camerabeelden te zien zouden zijn.
Op 23 oktober 2017 is in de sloot naast de weg waar het voertuig in Vlaardingen geparkeerd stond een opengebroken kluis aangetroffen. Na onderzoek is gebleken dat het de kluis van aangever [slachtoffer 1] betreft.
Dat de verdachte betrokken zou zijn geweest bij heling van de gestolen kluis wordt door de officier van justitie gebaseerd op de herkenning van de verdachte op de camerabeelden van Vlaardingen en het benzinestation in Ridderkerk door [verbalisant] . Zoals uit een proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2019 is gebleken en door de officier van justitie ter terechtzitting op 12 en 13 september 2023 is bevestigd, zijn die camerabeelden niet meer beschikbaar. De verdachte ontkent dat hij bij een auto is geweest waar een kluis achterin zat.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenning van de verdachte op de camerabeelden onvoldoende betrouwbaar is om voor dit feit tot een bewezenverklaring te komen. De verbalisant heeft de herkenning niet met redenen omkleed en bijvoorbeeld niet opgeschreven aan welke persoonskenmerken hij de verdachte herkent en ook niet waar hij de verdachte van kent.
De rechtbank heeft zelf de camerabeelden niet kunnen bekijken. Van de persoon die de verbalisant heeft herkend als de verdachte zijn op de stills van de camerabeelden van het benzinestation in Ridderkerk niet voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken te zien. Van de camerabeelden in Vlaardingen zitten in het geheel geen stills in het dossier, terwijl over die beelden wel door de verbalisant wordt opgemerkt dat zij van zwakke kwaliteit zijn door de invallende duisternis. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan de herkenning van de verdachte op de beelden onvoldoende bewijswaarde kan worden toegekend.
Nu zich geen ander bewijs voor dit feit in het dossier bevindt, acht de rechtbank het tenlastegelegde daarom niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de poging tot inbraak in Wijchen (feit 2)
Aangever [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een poging tot inbraak in zijn woning te Wijchen op 12 januari 2018 tussen 20:35 uur en 20:37 uur. Naast de aangifte is in het dossier een proces-verbaal van bevindingen gevoegd waarin is gerelateerd dat een Citroën C5 met [kenteken] , die op naam van een medeverdachte stond, zich volgens het geplaatste peilbaken heeft verplaatst vanuit Den Haag in de richting van Wijchen en weer terug en tussen 20:04 uur en 20:42 uur heeft stilgestaan in de directe omgeving van de woning van aangever. Omstreeks 18:12 uur zou het voertuig bij de BP aan de Laan van Hoornwijck in Rijswijk zijn gestopt en de verdachte en een medeverdachte zouden door verbalisanten [naam] en [naam] op camerabeelden herkend zijn. De verdachte ontkent dat hij op die camerabeelden te zien is.
Ook ten aanzien van dit feit is de rechtbank van oordeel dat de herkenning onvoldoende betrouwbaar is en dat ook anderszins onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. De verbalisanten hebben de herkenning niet nader gemotiveerd en bijvoorbeeld niet opgeschreven aan welke persoonskenmerken zij de verdachte hebben herkend of waar zij de verdachte van kennen. Van de persoon die de verbalisanten hebben herkend als de verdachte zijn op de stills van de camerabeelden in het dossier niet voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken te zien. Verder blijkt uit het dossier dat er nog twee niet nader geïdentificeerde personen in de Citroën C5 zaten op het moment dat deze stilstond bij het benzinestation in Rijswijk en dat het voertuig daarna nog twee keer is gestopt voordat het richting Wijchen reed. De rechtbank kan dus niet vaststellen of de verdachte (nog) in de Citroën C5 zat op het moment dat deze richting Wijchen reed en of hij bij deze poging woninginbraak betrokken was. Dat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en dat hij van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de inbraak in Noordwijkerhout (feit 3)
Aangever [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van een woninginbraak gepleegd tussen 11 en 13 januari 2018 in Noordwijkerhout. Naar aanleiding van de peilbakengegevens van de Citroën C5 met het [kenteken] zijn de camerabeelden van de woning van 11 januari 2018 bekeken. Op deze camerabeelden is volgens [verbalisant] te zien dat op 11 januari 2018 tussen 20:43 uur en 21:06 uur vier personen in de tuin van de woning lopen en dat een van die personen meerdere malen bij het raam staat waar braakschade is aangetroffen. Verder blijkt uit die camerabeelden dat omstreeks 20:34:24 uur en 20:36:57 uur een auto voorbij de woning rijdt, in zuidwestelijke richting respectievelijk noordoostelijke richting. Volgens de politie kan het niet anders dan dat – gezien de eerdergenoemde bakengegevens – deze auto de Citroën betreft. Daarnaast volgt uit het dossier dat er camerabeelden van tankstation Shell Den Ruygenhoek van 11 januari 2018 tussen 18:30 en 19:00 uur zijn veiliggesteld. Op de beelden is volgens de politie te zien dat omstreeks 18:44 uur de Citroën met [kenteken] komt aanrijden. [verbalisant] stelt dat hij de inzittenden herkent als de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Tevens zijn beelden van de McDonalds Plesmanlaan te Leiden veiliggesteld en volgens [verbalisant] is daarop te zien dat om 21:25 uur de Citroën C5 met het [kenteken] aan komt rijden. De verbalisant heeft opgeschreven dat hij twee inzittenden herkent als de verdachte en [medeverdachte 1] . De derde persoon kon hij niet herkennen.
Zoals uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2019 is gebleken en door de officier van justitie ter terechtzitting op 12 en 13 september 2023 is bevestigd, zijn de camerabeelden van Shell Den Ruygenhoek en McDonalds Plesmanlaan niet meer beschikbaar. Volgens [verbalisant] zijn de camerabeelden van de woning niet van zodanige kwaliteit dat daarop personen kunnen worden herkend.
De rechtbank is van oordeel dat ook hier de herkenningen onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet tot een veroordeling kunnen leiden. De verbalisanten hebben ook deze herkenning niet onderbouwd en bijvoorbeeld niet opgeschreven aan welke persoonskenmerken zij de verdachte hebben herkend of waar zij de verdachte van kennen. De rechtbank heeft zelf de camerabeelden niet kunnen bekijken. Ook kan niet worden vastgesteld of de personen die bij het tankstation en de McDonalds zijn gezien, dezelfde personen zijn die in de tuin van de woning in Noordwijkerhout hebben gelopen. Ander bewijs is niet voorhanden.
Dat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en dat hij van dit feit zal worden vrijgesproken.

4.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 101.118,79, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 100.518,79 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij nu er geen relatie is met het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde, de heling van de kluis.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, omdat de verdediging van mening is dat er voor dit feit vrijspraak dient te volgen. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
ten aanzien van feit 1:
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. M. Diepenhorst, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Sepmeijer-Kovacevic, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2023.