ECLI:NL:RBDHA:2023:14522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
09/767378-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering van herkenning van een verdachte door verbalisanten in meerdere inbraakzaken met vrijspraak en veroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere inbraken en diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een woninginbraak, twee pogingen tot woninginbraak, twee autoinbraken en vier diefstallen uit een auto, maar heeft hem wel veroordeeld voor een inbraak in een bestelauto. De rechtbank heeft in haar overwegingen de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door verbalisanten kritisch beoordeeld. Bij de beoordeling van herkenningen door verbalisanten is het van belang om de kwaliteit van de beelden, de aard van de eerdere contacten tussen de verbalisant en de verdachte, en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen in overweging te nemen. In de meeste gevallen was de rechtbank van oordeel dat de herkenningen onvoldoende betrouwbaar waren om als bewijs te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor berechting in deze zaak met meer dan drie jaar is overschreden, wat heeft geleid tot de beslissing om geen straf of maatregel op te leggen. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van de meeste feiten is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767378-16
Datum uitspraak: 27 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 21 augustus 2018, 13 november 2018, 26 juni 2019 (alle pro forma) en 12 en 13 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.G. Cantarella naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 5 en 10 tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 en 6 tot en met 9 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 tot en met 10 tenlastegelegde bepleit.
3.3.
Vrijspraak
Algemene overweging ten aanzien van de waardering van herkenning van een verdachte door verbalisanten
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van een herkenning van een verdachte door een verbalisant de nodige behoedzaamheid dient te worden betracht, zeker indien deze van doorslaggevend belang is voor het bewijs. Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen aan de hand van camerabeelden is onder meer van belang wat de kwaliteit van de beelden is, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, en in hoeverre op deze beelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Voorts is van belang de aard, intensiteit en frequentie van de eerdere contacten tussen de verbalisant en de verdachte, het tijdsverloop sinds die contacten, het aantal onafhankelijke herkenningen door verbalisanten en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar; met of zonder voorinformatie).
De officier van justitie heeft er voor alle hierna te bespreken feiten op gewezen dat zonder meer duidelijk was dat de verdachte voor het onderzoeksteam van de politie een bekende was, vanwege dit langlopende onderzoek alsmede een eerder politieonderzoek waarin hij voorkwam. De rechtbank stelt evenwel vast dat die informatie zich niet in het dossier bevindt.
Ten aanzien van de woninginbraak in Beekbergen (feit 1)
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een woninginbraak, gepleegd op 13 februari 2018 tussen 21:00 uur en 22:39 uur te Beekbergen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2018 blijkt dat de verdachte de beschikking heeft gehad over een personenauto van het [automerk] , met het [kenteken] . Uit de bakengegevens van deze auto volgt dat de auto op 13 februari 2018, binnen de tijdspanne waarin de inbraak heeft plaatsgevonden, in de buurt van de plaats delict heeft stilgestaan. Tot slot bevinden zich twee processen-verbaal van bevindingen van [verbalisant] in het dossier. In het eerste proces-verbaal staat beschreven dat op beelden van de [tankstation 2] te zien is dat op 13 februari 2018 om 18:58 uur de [automerk] komt aanrijden en stopt. Ook zegt de verbalisant te zien dat [verdachte 2] en de verdachte in de auto zitten. In het tweede proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd dat op beelden van [tankstation 3] te zien is dat de [automerk] op 13 februari 2018 om 21:58 uur komt aanrijden en dat [verdachte 2] en de verdachte zich in de auto bevinden.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenningen van de verdachte op de camerabeelden onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijsmiddel te gebruiken. De verbalisant heeft niet opgeschreven aan welke persoonskenmerken hij de verdachte herkent en ook niet waar hij de verdachte van kent. Van de persoon die de verbalisant heeft herkend als de verdachte zijn op de stills van de camerabeelden in het dossier niet voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken te zien. De bakengegevens van de auto zijn op zichzelf onvoldoende om te kunnen concluderen dat de verdachte betrokken was bij deze woninginbraak. Dat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en dat hij van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de poging woninginbraak in Wijchen (feit 2)
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een poging tot inbraak in zijn woning te Wijchen op 12 januari 2018 tussen 20:35 uur en 20:37 uur. Naast de aangifte is in het dossier een proces-verbaal van bevindingen gevoegd waarin is gerelateerd dat een [automerk] met [kenteken] , die op naam van een medeverdachte stond, zich volgens het geplaatste peilbaken heeft verplaatst vanuit Den Haag in de richting van Wijchen en weer terug en tussen 20:04 uur en 20:42 uur heeft stilgestaan in de directe omgeving van de woning van aangever. Omstreeks 18:12 uur zou het voertuig bij de [adres 2] in Rijswijk zijn gestopt en de verdachte en een medeverdachte zouden door [verbalisanten] op camerabeelden herkend zijn. De verdachte ontkent dat hij op die camerabeelden te zien is.
Ook ten aanzien van dit feit is de rechtbank van oordeel dat de herkenning onvoldoende betrouwbaar is en dat ook anderszins onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. De verbalisanten hebben de herkenning niet nader gemotiveerd en bijvoorbeeld niet opgeschreven aan welke persoonskenmerken zij de verdachte hebben herkend of waar zij de verdachte van kennen. Van de persoon die de verbalisanten hebben herkend als de verdachte zijn op de stills van de camerabeelden in het dossier niet voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken te zien. Verder blijkt uit het dossier dat er nog twee niet nader geïdentificeerde personen in de [automerk] zaten op het moment dat deze stilstond bij het benzinestation in Rijswijk en dat het voertuig daarna nog twee keer is gestopt voordat het richting Wijchen reed. De rechtbank kan dus niet vaststellen of de verdachte (nog) in de [automerk] zat op het moment dat deze richting Wijchen reed en of hij bij deze poging woninginbraak betrokken was. Dat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en dat hij van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de poging woninginbraak in Noordwijkerhout (feit 3)
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van een woninginbraak gepleegd tussen 11 en 13 januari 2018 in Noordwijkerhout. Naar aanleiding van de peilbakengegevens van de [automerk] met het [kenteken] zijn de camerabeelden van de woning van 11 januari 2018 bekeken. Op deze camerabeelden is volgens [verbalisant 1] te zien dat op 11 januari 2018 tussen 20:43 uur en 21:06 uur vier personen in de tuin van de woning lopen en dat een van die personen meerdere malen bij het raam staat waar braakschade is aangetroffen. Verder blijkt uit die camerabeelden dat omstreeks 20:34:24 uur en 20:36:57 uur een auto voorbij de woning rijdt, in zuidwestelijke richting respectievelijk noordoostelijke richting. Volgens de politie kan het niet anders dan dat – gezien de eerdergenoemde bakengegevens – deze auto de [automerk] betreft. Daarnaast volgt uit het dossier dat er camerabeelden van [tankstation] van 11 januari 2018 tussen 18:30 en 19:00 uur zijn veiliggesteld. Op de beelden is volgens de politie te zien dat omstreeks 18:44 uur de [automerk] met [kenteken] komt aanrijden. [verbalisant 1] stelt dat hij de inzittenden herkent als de verdachte, [verdachte 3] en [verdachte 4] . Tevens zijn beelden van de [bedrijf 2] te Leiden veiliggesteld en volgens [verbalisant] is daarop te zien dat om 21:25 uur de [automerk] met het [kenteken] aan komt rijden. De verbalisant heeft opgeschreven dat hij twee inzittenden herkent als de [verdachte 4] en [verdachte 3] . De derde persoon kon hij niet herkennen.
Zoals uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2019 is gebleken en door de officier van justitie ter terechtzitting op 12 en 13 september 2023 is bevestigd, zijn de camerabeelden van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] niet meer beschikbaar. Volgens [verbalisant 1] zijn de camerabeelden van de woning niet van zodanige kwaliteit dat daarop personen kunnen worden herkend.
De rechtbank is van oordeel dat ook hier de herkenningen onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet tot een veroordeling kunnen leiden. De verbalisanten hebben ook deze herkenning niet onderbouwd en bijvoorbeeld niet opgeschreven aan welke persoonskenmerken zij de verdachte hebben herkend of waar zij de verdachte van kennen. De rechtbank heeft zelf de camerabeelden niet kunnen bekijken. Ook kan niet worden vastgesteld of de personen die bij het tankstation en de [bedrijf 2] zijn gezien, dezelfde personen zijn die in de tuin van de woning in Noordwijkerhout hebben gelopen. Ander bewijs is niet voorhanden.
Dat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en dat hij van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de autoinbraak op de [adres 3] in Den Haag (feit 4)
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn bestelbus, gepleegd in de periode van 21 tot en met 22 september 2017. De aangever heeft camerabeelden van de inbraak verstrekt waarop [verbalisant 2] de verdachte aan zijn uiterlijke kenmerken, kleding, en karakteristieke houding en manier van lopen herkent als een van de twee personen die de inbraak plegen. Op 5 december 2017 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de garagebox die op naam stond van de verdachte. De verdachte heeft ook zelf verklaard dat deze garagebox van hem was. Bij deze doorzoeking zijn onder meer een zwarte koffer van Parkside met een slijptol erin en een witte koffer van Festool in beslag genomen. De aangever heeft verklaard dat deze goederen van hem zijn.
De verdediging heeft bepleit dat geen herkenning van de verdachte mogelijk is op basis van de camerabeelden die donker zijn, met infrarood zijn opgenomen en op redelijke afstand van de bestelbus zijn gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn op de camerabeelden van de autoinbraak, die van een afstand zijn gemaakt, niet voldoende duidelijke persoonskenmerken van de daders te zien. De verbalisant heeft niet opgeschreven aan welke specifieke en onderscheidende uiterlijke kenmerken hij de verdachte heeft herkend of wat de aard, intensiteit en frequentie van eerdere contacten tussen hem en de verdachte zijn geweest. Dit maakt dat de rechtbank de herkenning onvoldoende betrouwbaar acht om tot een bewezenverklaring te komen. Verder stelt de rechtbank vast dat er tussen de inbraak en het aantreffen van de goederen in de garagebox van de verdachte bijna drie maanden zijn verstreken en dat de verdachte heeft verklaard de sleutel van de garagebox wel eens te hebben uitgeleend. Ook om deze reden kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die deze inbraak heeft gepleegd.
Dat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en dat hij van dit feit zal worden vrijgesproken
Ten aanzien van de autoinbraak op de [adres 4] in Ridderkerk (feit 5)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 5 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de diefstal uit een auto aan [adres 5] in Den Haag (feit 7)
Volgens [slachtoffer 5] is in de periode van 13 februari 2018 om 17:30 uur tot en met 14 februari 2018 om 06:45 uur een inbraak gepleegd in zijn bestelauto en is daarbij gereedschap weggenomen. In het dossier bevinden zich bakengegevens van eerdergenoemde [automerk] waaruit blijkt dat deze auto tussen 01:56 uur en 2:12 uur stil staat in de buurt van de plaats delict. Verder zijn er telecomgegevens van het [telefoonnummer 1] – volgens de politie in gebruikt bij de verdachte – en het [telefoonnummer 2] – volgens de politie in gebruik bij de [medeverdachte] . Beide telefoons zouden op 14 februari 2018 rond 2.00 uur in de nacht verbinding hebben gemaakt met het [adres 6] in Den Haag dat [adres 5] onder zijn dekkingsgebied heeft. De in het dossier genoemde camerabeelden van de tankstations Ypenburg en [adres 7] van eerder op de avond van 13 februari zijn hiervoor reeds onder feit 1 besproken.
Gelet op wat de rechtbank onder feit 1 over de herkenningen van de verdachte op de camerabeelden heeft overwogen, kunnen deze evenmin tot bewijs dienen dat de verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd. Op basis van de bakengegevens en telecomgegevens kan hoogstens worden vastgesteld dat de verdachte binnen de ruime tijdspanne waarin de diefstal heeft plaatsgevonden in de buurt is geweest van de plaats delict, maar dat is niet voldoende om te kunnen concluderen dat hij betrokken was bij deze diefstal. Dat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en dat hij van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de diefstal uit een auto in Hazerswoude-Dorp (feit 8)
In de periode van 28 maart 2018 om 17:00 uur tot en met 29 maart 2018 om 07:00 uur heeft er volgens [slachtoffer 6] een inbraak in een bestelbus plaatsgevonden. Ook ten aanzien van dit feit bevat het dossier bakengegevens, nu van een [automerk 1] met [kenteken 1] die op naam stond van de vriendin van de verdachte. Deze Seat heeft op 29 maart 2018 tussen 01:19 uur en 01:39 uur stilgestaan op de [adres 8] in Hazerswoude-Dorp ter hoogte van [nummer] , op korte afstand van de plaats delict. Tussen 02:48 uur en 03:08 uur heeft de [automerk 1] hier wederom stil gestaan. De eerstvolgende stop hierna was op de [adres 9] in Den Haag, nabij de woning van de verdachte en vervolgens wordt de [automerk 1] in de omgeving van de woning van de moeder van [medeverdachte] geparkeerd. In het dossier bevinden zich ook telecomgegevens waaruit volgt dat de telefoon van de verdachte op 29 maart 2018 om 00:34 uur en 01:07 uur verbinding maakt met de basisstations aan de [adres 10] in Benthuizen en de [adres 11] in Hazerswoude. Deze locaties sluiten aan bij de route van de [automerk 1] . Tot slot worden er camerabeelden van 29 maart 2018 van de [tankstation 1] en [tankstation 2] genoemd waarop de verdachte en de [medeverdachte] te zien zouden zijn, doch hiervan ontbreekt het proces-verbaal.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bakengegevens en telecomgegevens hoogstens kan worden vastgesteld dat de verdachte binnen de ruime tijdspanne waarin de diefstal heeft plaatsgevonden tweemaal in de buurt is geweest van de plaats delict, maar dat dit niet voldoende is om te kunnen concluderen dat de verdachte in de betreffende bestelbus heeft ingebroken. Ook van dit feit zal de rechtbank de verdachte – wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs – vrijspreken.
Ten aanzien van de diefstal uit een auto in Capelle aan den IJssel (feit 9)
[slachtoffer 7] hebben ieder aangifte gedaan van een autoinbraak. Beide inbraken zouden zijn gepleegd in de periode van 29 maart 2018 tot en met 30 maart 2018.
In dit dossier zijn bakengegevens van de eerdergenoemde [automerk 1] gevoegd, waaruit blijkt dat de [automerk 1] op 30 maart 2018 tussen 03:35 uur en 05:55 uur op het [adres 12] in Capelle aan den IJssel heeft stilgestaan, nabij de plekken waar de inbraken zijn gepleegd. Daarna zou de [automerk 1] een korte stop op de [adres 9] in Den Haag – nabij de woning van de verdachte – hebben gemaakt en daarna nabij de woning van de moeder van [medeverdachte] geparkeerd zijn. Uit de telecomgegevens is volgens de politie naar voren gekomen dat het [telefoonnummer 1] – volgens de politie het telefoonnummer van de verdachte – op 30 maart 2018 om 02:00 uur verbinding heeft gemaakt met een [basisstation] in Zevenhuizen. Deze locatie zou aansluiten bij de locatie van de Seat op dat moment.
Ook ten aanzien van dit feit is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bakengegevens en telecomgegevens hoogstens kan worden vastgesteld dat de verdachte binnen de ruime tijdspanne waarin de diefstallen hebben plaatsgevonden in de buurt is geweest van de plaatsen delict, maar dat dit niet voldoende is om te kunnen concluderen dat de verdachte deze twee diefstallen heeft gepleegd. Omdat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zal de verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de diefstal uit een auto in Hoofddorp (feit 10)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 10 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
Ten aanzien van de autoinbraak aan [adres 13] in Zoetermeer (feit 6)
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het onderzoek met het [onderzoeksnummer] Zaakdossier Autoinbraken en Zaakdossier Autoinbraken 2 van politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 291).
Aangifte
1. Zaakdossier Autoinbraken, het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , namens het [bedrijf 3] , opgemaakt op 18 oktober 2017, voor zover inhoudende (p. 51 t/m 53):
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Pleegplaats & tijdstip
Pleegplaats [adres 14] thv
[postcode] ZOETERMEER
NEDERLAND
Type locatie OPENBARE WEG
Tijdstip achtergelaten 10-10-2017 18:00
Tijdstip geconstateerd 17-10-2017 16:00
Omschrijving voorval een [tv merk] met [serienummer] uit mijn werk ( [bedrijf 3] ) auto gestolen.
Eigenaar [bedrijf 3]
BESTELAUTO – BESCHADIGD
Bijzonderheden de achterdeur is ontzet, deukje
Omschrijving schade 2 kleine deukjes
Bakengegevens Seat
2. Zaakdossier Autoinbraken, een geschrift te weten de bakengegevens [automerk 1] , voor zover inhoudende (p. 54 en 55):
3. Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. auto-inbraken, opgemaakt op 19 mei 2018, voor zover inhoudende (p. 9):
Tussen 23:30 uur en 23:37 uur staat de [automerk 1] stil op de [adres 15] in Zoetermeer, t.h.v. nummer 11 (zie onderstaande kaart). Vanaf 03:10 uur tot en met 07:20 uur staat de [automerk 1] geparkeerd in de [adres 9] , nabij de woning van de verdachte.
Inbeslagname en serienummer televisie
4. Zaakdossier Autoinbraken 2, het proces-verbaal van binnentreden woning, opgemaakt op 22 mei 2018, voor zover inhoudende met bijgevoegd de kennisgeving van inbeslagneming (p. 261, 263 en 264):
Op dinsdag 22 mei 2018 omstreeks 13:00 uur, trad ik binnen in de woning [adres 9] TT ‘s-Gravenhage.
In de woning is een televisie in beslag genomen.
[tv merk]
[serienummer]
Verklaring van de verdachte
4. Zaakdossier Autoinbraken 2, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , opgemaakt op 5 juni 2018, voor zover inhoudende (p. 288 t/m 290):
Die televisie heb ik voor gezorgd dat die daar in huis is gekomen.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Gezien de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het onder 6 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het feit in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd. Het dossier bevat daartoe onvoldoende concrete aanknopingspunten. Van dat onderdeel van de tenlastelegging wordt hij dan ook vrijgesproken.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 16 oktober 2017 tot en met 17 oktober 2017 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een bestelauto gelegen aan [adres 14] een Samsung tv, toebehorende aan bedrijf [bedrijf 3] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en die weg te nemen Samsung tv onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak op voornoemde bestelauto.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – bij een bewezenverklaring – rekening dient te worden gehouden met de schending van de redelijke termijn en heeft de rechtbank verzocht een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een bestelauto. Het slachtoffer zag zich geconfronteerd met het feit dat een televisie uit zijn werkauto was gestolen, terwijl het laten repareren van de aan de bestelauto toegebrachte schade daarnaast ook de nodige tijd en kosten met zich zal hebben meegebracht. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten, waarbij een vreemde een bestelauto openbreekt en (vaak waardevolle) spullen meeneemt, gevoelens van onveiligheid tot gevolg kunnen hebben bij, niet alleen de eigenaar van de bestelauto, maar ook de bewoners van de buurt waar de inbraak in de bestelauto heeft plaatsgevonden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 augustus 2023, waaruit volgt dat de verdachte eerder en veelvuldig voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Gelet op het feit dat de verdachte laatstelijk op 16 september 2022 door deze rechtbank is veroordeeld, is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Persoon van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een WAJONG-uitkering ontvangt en zijn kinderen naar school brengt en weer ophaalt.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor berechting in strafzaken in deze zaak is aangevangen op 16 mei 2018, de datum dat de verdachte in verzekering is gesteld. Omdat het onderhavige vonnis op 27 september 2023 zal worden uitgesproken, is de redelijke termijn in ernstige mate, te weten met ruim drie jaren, overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de straf tot gevolg moet hebben.
Conclusie
De rechtbank acht, mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor diefstal uit een auto in geval van veelvuldige recidive, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden. Gelet op de geconstateerde ernstige overschrijding van de redelijke termijn is de rechtbank echter van oordeel dat het thans nog opleggen van een straf in welke vorm dan ook geen strafrechtelijk doel meer dient. De rechtbank acht een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel het meest op zijn plaats en zal dan ook zo beslissen.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 9] heeft zich ter zake van feit 10 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 6.104,05, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit geheel uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat – gelet op de bepleitte vrijspraak – de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Tot slot heeft de raadsman opgemerkt dat bij een toewijzing van de verzochte schadevergoeding, deze zonder BTW dient te worden toegewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 en 7 tot en met 10 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 6:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat aan de verdachte
geen straf of maatregelzal worden opgelegd;
bepaalt dat de benadeelde [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. M. Diepenhorst, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Sepmeijer-Kovacevic, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2023.