4.3.Vrijspraak
Algemene overweging ten aanzien van de waardering van herkenning van een verdachte door verbalisanten
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van een herkenning van een verdachte door een verbalisant de nodige behoedzaamheid dient te worden betracht, zeker indien deze van doorslaggevend belang is voor het bewijs. Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen aan de hand van camerabeelden is onder meer van belang wat de kwaliteit van de beelden is, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, en in hoeverre op deze beelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Voorts is van belang de aard, intensiteit en frequentie van de eerdere contacten tussen de verbalisant en de verdachte, het tijdsverloop sinds die contacten, het aantal onafhankelijke herkenningen door verbalisanten en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar; met of zonder voorinformatie).
De officier van justitie heeft er voor alle hierna te bespreken feiten op gewezen dat zonder meer duidelijk was dat de verdachte voor het onderzoeksteam van de politie een bekende was, vanwege dit langlopende onderzoek alsmede een eerder politieonderzoek waarin hij voorkwam. De rechtbank stelt evenwel vast dat die informatie zich niet in het dossier bevindt.
Ten aanzien van de woninginbraak in Beekbergen (feit 1)
Aangever [naam 1] heeft aangifte gedaan van een woninginbraak, gepleegd op 13 februari 2018 tussen 21:00 uur en 22:39 uur te Beekbergen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2018 blijkt dat de verdachte de beschikking heeft gehad over een personenauto van het merk Citroën, type C5, met het kenteken [nummer 1] . Uit de bakengegevens van deze auto volgt dat de auto op 13 februari 2018, binnen de tijdspanne waarin de inbraak heeft plaatsgevonden, in de buurt van de plaats delict heeft stilgestaan. Tot slot bevinden zich twee processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam 2] in het dossier. In het eerste proces-verbaal staat beschreven dat op beelden van de benzinepomp Ypenburg te zien is dat op 13 februari 2018 om 18:58 uur de Citroën C5 komt aanrijden en stopt. Ook zegt de verbalisant te zien dat [medeverdachte 1] en de verdachte in de auto zitten. In het tweede proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd dat op beelden van benzinepomp De Schaars te zien is dat de Citroën C5 op 13 februari 2018 om 21:58 uur komt aanrijden en dat [medeverdachte 1] en de verdachte zich in de auto bevinden.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenningen van de verdachte op de camerabeelden onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijsmiddel te gebruiken. De verbalisant heeft niet opgeschreven aan welke persoonskenmerken hij de verdachte herkent en ook niet waar hij de verdachte van kent. Van de persoon die de verbalisant heeft herkend als de verdachte zijn op de stills van de camerabeelden in het dossier niet voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken te zien. De bakengegevens van de auto zijn op zichzelf onvoldoende om te kunnen concluderen dat de verdachte betrokken was bij deze woninginbraak. Dat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en dat hij van dit feit zal worden vrijgesproken
Ten aanzien van de diefstal uit een auto aan de [adres 14] in Den Haag (feit 2)
Volgens aangever [naam 3] is in de periode van 13 februari 2018 om 17:30 uur tot en met 14 februari 2018 om 06:45 uur een inbraak gepleegd in zijn bestelauto en is daarbij gereedschap weggenomen. In het dossier bevinden zich bakengegevens van eerdergenoemde Citroën C5 waaruit blijkt dat deze auto tussen 01:56 uur en 2:12 uur stil staat in de buurt van de plaats delict. Verder zijn er telecomgegevens van het telefoonnummer [nummer 2] – volgens de politie in gebruikt bij de [medeverdachte 1] – en het telefoonnummer [nummer 3] – volgens de politie in gebruik bij de verdachte. Beide telefoons zouden op 14 februari 2018 rond 2.00 uur in de nacht verbinding hebben gemaakt met het basisstation [adres 2] in Den Haag dat de [adres 14] onder zijn dekkingsgebied heeft. De in het dossier genoemde camerabeelden van de tankstations Ypenburg en Shell De Schaars van eerder op de avond van 13 februari zijn hiervoor reeds onder feit 1 besproken.
Gelet op wat de rechtbank onder feit 1 over de herkenningen van de verdachte op de camerabeelden heeft overwogen, kunnen deze evenmin tot bewijs dienen dat de verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd. Op basis van de bakengegevens en telecomgegevens kan hoogstens worden vastgesteld dat de verdachte binnen de ruime tijdspanne waarin de diefstal heeft plaatsgevonden in de buurt is geweest van de plaats delict, maar dat is niet voldoende om te kunnen concluderen dat hij betrokken was bij deze diefstal. Dat betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd en dat hij van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de diefstal uit een auto in Hazerswoude-Dorp (feit 3)
In de periode van 28 maart 2018 om 17:00 uur tot en met 29 maart 2018 om 07:00 uur heeft er volgens aangever [naam 4] een inbraak in een bestelbus plaatsgevonden. Ook ten aanzien van dit feit bevat het dossier bakengegevens, nu van een Seat Ibiza met kenteken [nummer 4] die op naam stond van de vriendin van de [medeverdachte 1] . Deze Seat heeft op 29 maart 2018 tussen 01:19 uur en 01:39 uur stilgestaan op de [adres 3] in Hazerswoude-Dorp ter hoogte van nummer 35, op korte afstand van de plaats delict. Tussen 02:48 uur en 03:08 uur heeft de Seat hier wederom stil gestaan. De eerstvolgende stop hierna was op de [adres 4] in Den Haag, nabij de woning van de [medeverdachte 1] en vervolgens wordt de Seat in de omgeving van de woning van de moeder van de verdachte geparkeerd. In het dossier bevinden zich ook telecomgegevens waaruit volgt dat de telefoon van de [medeverdachte 1] op 29 maart 2018 om 00:34 uur en 01:07 uur verbinding maakt met de basisstations aan de [adres 5] in Benthuizen en de [adres 6] in Hazerswoude. Deze locaties sluiten aan bij de route van de Seat. Tot slot worden er camerabeelden van 29 maart 2018 van de tankstations BP De Boogaard en BP Ypenburg genoemd waarop de verdachte en de [medeverdachte 1] te zien zouden zijn, doch hiervan ontbreekt het proces-verbaal.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bakengegevens hoogstens kan worden vastgesteld dat de verdachte binnen de ruime tijdspanne waarin de diefstal heeft plaatsgevonden tweemaal in de buurt is geweest van de plaats delict, maar dat dit niet voldoende is om te kunnen concluderen dat de verdachte deze diefstal heeft gepleegd. Ook van dit feit zal de rechtbank de verdachte – wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs – vrijspreken.
Ten aanzien van de diefstal uit een auto in Capelle aan den IJssel (feit 4)
Aangevers [naam 5] en [naam 6] hebben ieder aangifte gedaan van een autoinbraak. Beide inbraken zouden zijn gepleegd in de periode van 29 maart 2018 tot en met 30 maart 2018.
In dit dossier zijn bakengegevens van de eerdergenoemde Seat gevoegd, waaruit blijkt dat de Seat op 30 maart 2018 tussen 03:35 uur en 05:55 uur op het Wisselspoor in Capelle aan den IJssel heeft stilgestaan, nabij de plekken waar de inbraken zijn gepleegd. Daarna zou de Seat een korte stop op de [adres 4] in Den Haag – nabij de woning van de [medeverdachte 1] – hebben gemaakt en daarna nabij de woning van de moeder van de verdachte geparkeerd zijn. Uit de telecomgegevens is volgens de politie naar voren gekomen dat het telefoonnummer [nummer 2] – volgens de politie het telefoonnummer van de [medeverdachte 1] – op 30 maart 2018 om 02:00 uur verbinding heeft gemaakt met een basisstation aan het [adres 7] in Zevenhuizen. Deze locatie zou aansluiten bij de locatie van de Seat op dat moment. Ook in dit dossier wordt verwezen naar camerabeelden van de tankstations BP Ypenburg op 29 maart 2018 en BP De Boogaard op 30 maart 2018 waarop de verdachte te zien zou zijn, maar het proces-verbaal hiervan ontbreekt.
Ook ten aanzien van dit feit is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bakengegevens hoogstens kan worden vastgesteld dat de verdachte binnen de ruime tijdspanne waarin de diefstallen hebben plaatsgevonden in de buurt is geweest van de plaatsen delict, maar dat dit niet voldoende is om te kunnen concluderen dat de verdachte deze twee diefstallen heeft gepleegd. Omdat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zal de verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de diefstal uit een auto in Hoofddorp (feit 5)
Aangever [naam 7] heeft aangifte gedaan van een autoinbraak gepleegd tussen 30 maart 2018 en 3 april 2018. Daarnaast is uit de bakengegevens van de Seat gebleken dat de Seat op 30 maart 2018 tussen 23:20 uur en 23:29 uur bij tankstation BP Ypenburg heeft stilgestaan. Tussen 00:02 uur en 00:28 uur zou de Seat op de [adres 8] in Hoofddorp ter hoogte van nummer 52 hebben stilgestaan, op vier minuten lopen van de plaats delict. Vervolgens zou de Seat naar de [adres 9] in Den Haag zijn gereden, nabij de woning van de verdachte en daar op 31 maart 2018 tussen 01:00 en 01:20 uur stil hebben gestaan. Tussen 01:23 uur en 01:25 uur zou de Seat bij tankstation BP De Boogaard in Rijswijk hebben gestaan. Na meerdere stops zou de Seat om 04:26 uur een korte stop op de [adres 4] in Den Haag hebben gemaakt, nabij de woning van [medeverdachte 1] . Vanaf 04:30 uur tot en met 13:24 uur zou de Seat op de [adres 9] in Den Haag geparkeerd hebben gestaan. Volgens de politie is dat nabij de woning van de verdachte. Tot slot wordt verwezen naar camerabeelden van de tankstations BP Ypenburg en BP De Boogaard waarop de verdachte en de [medeverdachte 1] te zien zouden zijn, doch hiervan ontbreekt het proces-verbaal.
Ook hier is de rechtbank van oordeel dat de alleen de bakengegevens van de auto onvoldoende zijn om wettig en overtuigend bewezen te verklaren dat de verdachte deze diefstal heeft gepleegd. De verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de diefstal uit een auto in Bergschenhoek (feit 6)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 6 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de inbraak bij een bakkerij in [woonplaats] (feit 4)
Aangever [naam 8] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn bakkerij in [woonplaats] . De inbraak zou zijn gepleegd in de periode van 12 november 2016 tot en met 14 november 2016. Bij de inbraak is de inhoud van een kluis van vermoedelijk € 800,00 meegenomen. Uit verder onderzoek is gebleken dat de verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [nummer 5] . Op 14 november 2016 heeft volgens de politie het telefoonnummer [nummer 5] vanaf 01:26 uur tot en met 03:11 uur gebruik gemaakt van basisstations van KPN in [woonplaats] . De bakkerij van [naam 8] , gevestigd op de [adres 10] te [woonplaats] , ligt volgens de politie binnen het bereik van de gebruikte basisstations.
Op basis van de telecomgegevens kan hoogstens worden vastgesteld dat de verdachte binnen de ruime tijdspanne waarin de inbraak heeft plaatsgevonden in de buurt is geweest van de plaats delict. De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat het de verdachte is geweest die in deze bakkerij heeft ingebroken. Ander bewijs is niet voorhanden. Het tenlastegelegde feit kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de woninginbraak in Beek en Donk (feit 5)
Aangever [naam 9] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning, gepleegd op 23 november 2016 te Beek en Donk. De aangever heeft camerabeelden van zijn woning aan de politie verstrekt waarop te zien is dat twee mannen op het balkon klimmen en met breekijzers de balkondeur naar de slaapkamer forceren en zich de toegang tot de slaapkamer verschaffen. Op de camerabeelden is [medeverdachte 2] als een van die mannen door verbalisant [naam 10] herkend. Verder zijn twee schoensporen in de woning veiliggesteld waarvan de politie na een vergelijkend schoensporenonderzoek concludeert dat deze zijn veroorzaakt met schoenen soortgelijk aan de schoenen van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend iets met deze inbraak te maken te hebben gehad.
Volgens het proces-verbaal van vergelijkend schoensporenonderzoek kon vanwege het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten niet worden vastgesteld dat de schoensporen op de plaats delict daadwerkelijk zijn veroorzaakt met de schoenen van de verdachte. Het dossier bevat verder geen andere concrete aanknopingspunten die op betrokkenheid van de verdachte bij deze inbraak wijzen. De rechtbank acht het tenlastegelegde feit daarom niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de diefstal van gereedschap in Hendrik-Ido-Ambacht (feit 6)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 6 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.