ECLI:NL:RBDHA:2023:14507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
C/09/646834 / JE RK 23-875 en C/09/653116 / JE RK 23-1766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en afwijzing verzoek ex artikel 1:262b BW

Op 7 september 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de twaalfjarige [naam02]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam02] bij de stiefvader verlengd van 27 september 2023 tot 27 februari 2024. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam02], die behoefte heeft aan voorspelbaarheid, veiligheid en stabiliteit. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende voortgang is in de samenwerking met de moeder, die niet meewerkt aan het VUHP-traject (voorkomen uithuisplaatsen) en geen hulpvraag heeft geformuleerd. De kinderrechter heeft benadrukt dat het VUHP-traject essentieel is om te onderzoeken of [naam02] weer bij de moeder kan wonen.

Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder om de omgangsregeling met [naam02] te wijzigen afgewezen. De moeder had verzocht om meer begeleide bezoekmomenten, maar de kinderrechter oordeelde dat het op dit moment niet in het belang van [naam02] is om onbegeleide omgang met de moeder toe te staan. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling de verantwoordelijkheid gegeven om de omgang te faciliteren en hoopt dat het VUHP-traject snel van start gaat. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 26 september 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens:
I. C/09/646834 / JE RK 23-875
II. C/09/653116 / JE RK 23-1766
Datum uitspraak: 7 september 2023
Beschikking van de kinderrechter
I.
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
II.
Afwijzing verzoek ex artikel 1:262b BW
in de zaken naar aanleiding van de op (I) 3 mei 2023 en (II) 21 juni 2023 ingekomen verzoeken van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
[naam01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. Heere-Helmink, te Rotterdam.
betreffende:
[naam02], geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden ten aanzien van verzoek I aan:
[naam03],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats02] .
de moeder voornoemd.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden ten aanzien van verzoek II aan:
de stiefvader voornoemd en
de gecertificeerde instelling.
Het procesverloop
Bij beschikking van 24 mei 2023 in zaak I heeft de kinderrechter de machtiging [naam02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de stiefvader, verlengd van 27 mei 2023 tot 27 september 2023. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft (opnieuw) kennisgenomen van de stukken, waaronder:
 voornoemde beschikking van 24 mei 2023 en de daarin genoemde stukken;
 de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 31 augustus 2023, met bijlagen;
 het aanvullende e-mailbericht op de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 5 september 2023;
 het gewijzigde en aangevulde verzoekschrift van de moeder van 5 september 2023;
 het e-mailbericht van de gecertificeerde instelling van 6 september 2023.
Op 7 september 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
 de moeder, in het bijzijn van haar advocaat;
 de stiefvader;
 [naam04] namens de gecertificeerde instelling.
[naam02] is – in het bijzijn van zijn persoonlijk begeleider [naam05] - voorafgaand aan de zitting in raadkamer gehoord.
Feiten
- [naam02] is erkend door [naam06] .
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam02] .
- [naam02] verblijft feitelijk bij de stiefvader.
Verzoek
Verzoek I
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam02] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij stiefvader, te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Uit de update van de gecertificeerde instelling volgt dat het verzoek wordt gehandhaafd.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [naam02] is dit schooljaar gestart op het voortgezet onderwijs. De vraag waar hij gaat wonen, houdt hem erg bezig. Hij weet dat hij niet voor altijd bij de stiefvader kan blijven wonen. Na de vorige zitting zijn de bezoekmomenten van de moeder uitgebreid naar anderhalf uur per week. De moeder komt de bezoekmomenten na. De pleegzorgmedewerker die de bezoeken begeleid, heeft aangegeven dat de bezoeken meer diepgang zouden mogen krijgen. De gecertificeerde instelling brengt naar voren dat is onderzocht of de bezoekmomenten begeleid kunnen worden door de persoonlijk begeleider van [naam02] maar dat de werkgever van de persoonlijk begeleider hiervoor geen toestemming geeft.
Het traject VUHP (voorkomen uithuisplaatsen) van Jeugdformaat is de afgelopen periode niet van de grond gekomen. De gecertificeerde instelling benadrukt ter zitting dat dit traject passende zorg betreft. Middels dit traject kan onderzocht worden of [naam02] weer bij de moeder geplaatst kan worden en met welke frequentie de omgang de komende periode stapsgewijs kan worden uitgebreid. Op 20 juli 2023 zou het startgesprek bij Jeugdformaat plaatsvinden. De moeder wilde het gesprek met haar telefoon opnemen wegens wantrouwen richting de hulpverlening. Zowel de hulpverlening als de stiefvader gingen hier niet mee akkoord. Jeugdformaat heeft de moeder de optie aangeboden om naar ieder overleg een vertrouwenspersoon of haar advocaat mee te nemen. Het geplande startgesprek op 29 augustus 2023 heeft geen doorgang kunnen vinden omdat de reactie van de moeder uitbleef.
Verder zijn het diagnostisch onderzoek en de individuele hulpverlening (van een psycholoog, op doorverwijzing van de huisarts) voor de moeder niet van de grond gekomen. De jeugdbeschermer heeft meerdere malen aangeboden om samen met de moeder naar de huisarts te gaan. De moeder heeft geen gebruik gemaakt van dit aanbod. Het is belangrijk dat er middels diagnostisch onderzoek zicht komt op het functioneren van de moeder, of zij opvoedadviezen kan aannemen en of zij kan aansluiten bij de behoefte van [naam02] en haar andere kinderen.
Sinds 20 juli 2023 heeft de moeder niet meer gereageerd op berichten van de jeugdbeschermer. De gecertificeerde instelling vindt het op dit moment niet in het belang van [naam02] om de bezoekmomenten uit te breiden. Er is sprake van onvoldoende voortgang en zelfreflectie bij de moeder. De moeder is niet bereid om mee te werken aan het VUHP-traject en om met zichzelf aan de slag te gaan. De gecertificeerde instelling vraagt zich af hoe lang deze onzekere situatie voor [naam02] nog in stand kan worden gehouden. Er dient anders zo snel mogelijk gefocust worden op het zoeken naar een perspectief biedende plek.
Verzoek II
De moeder heeft aan de kinderrechter een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Zij verzoekt de kinderrechter:
  • een omgangsregeling te bepalen waarbij [naam02] vier keer (twee keer per week voor de duur van drie uur) begeleide omgang met zijn moeder heeft onder toezicht van [naam05] of Jeugdbescherming en na deze vier keer tegelijk onbegeleide omgang heeft met moeder op de momenten dat zij onbegeleide omgang heeft met haar andere zoon [kind01] ;
  • een omgangsregeling te bepalen waarbij [kind01] twee dagen per week omgang heeft met zijn moeder
Ter zitting heeft de advocaat van de moeder het verzoek met betrekking tot [kind01] , het halfbroertje van [naam02] , ingetrokken.
De moeder heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Sinds [naam02] uit huis is geplaatst vindt er een zeer summiere omgangsregeling plaats tussen de moeder en [naam02] . De bezoekmomenten vinden op wisselende dagen plaats wegens het onregelmatige werkrooster van de moeder. De moeder heeft aan de gecertificeerde instelling voorgesteld om de begeleide bezoekmomenten plaats te laten vinden onder begeleider van de persoonlijk begeleider van [naam02] . Zij heeft geen reactie ontvangen op dit voorstel. Er zijn daarnaast geen stappen ondernomen door de gecertificeerde instelling ten aanzien van het diagnostisch onderzoek. De moeder brengt naar voren geen vertrouwen meer in de gecertificeerde instelling te hebben. Zij heeft er daarom voor gekozen om niet mee te werken aan het diagnostisch onderzoek en het VUHP-traject. De gecertificeerde instelling heeft de moeder al die tijd geen duidelijkheid gegeven. De moeder geeft aan geen hulpvraag te hebben. De communicatie met de gecertificeerde instelling kost de moeder veel energie, die zij niet meer kan opbrengen. Zij wil daarom dat de kinderrechter zich uitlaat over de bezoekregeling.
Het standpunt van de belanghebbenden
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de verzochte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Het is voor de moeder niet duidelijk waarom [naam02] niet bij haar kan verblijven. De moeder betwist dat zij geen medewerking zou hebben willen verlenen aan breed diagnostisch onderzoek en individuele hulpverlening.
De stiefvader stemt in met de verzochte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De stiefvader benadrukt daarbij dat het van groot belang is dat [naam02] snel duidelijkheid krijgt over zijn perspectief. Hij merkt dat [naam02] steeds vraagt om duidelijkheid over waar hij gaat wonen en ziet dat [naam02] lijdt onder de onduidelijkheid. [naam02] is sinds de uitbreiding van de bezoekmomenten onrustig. Hij ervaart een gebrek aan duidelijkheid. De stiefvader ziet geen reden om over te gaan tot uitbreiding van de begeleide bezoekmomenten tussen de moeder en [naam02] , of om deze onbegeleid plaats te laten vinden.
Beoordeling
Verzoek I
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Daartoe wordt als volgt overwogen. De twaalfjarige [naam02] heeft voorspelbaarheid, veiligheid en stabiliteit nodig. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam02] is noodzakelijk zodat de huidige plaatsing bij de stiefvader gecontinueerd wordt. De stiefvader biedt [naam02] de rust en stabiliteit die hij nodig heeft.
De kinderrechter onderschrijft de zorgen van de gecertificeerde instelling. Er is de afgelopen periode geen zicht gekomen op mogelijkheden en onmogelijkheden van de moeder. De moeder treedt uit het contact met de gecertificeerde instelling. De kinderrechter benadrukt dat via het VUHP-traject inzicht kan worden verkregen in de mogelijkheden van moeder om weer zelf voor [naam02] te zorgen. Binnen dit traject zijn er ook mogelijkheden om uitgebreidere (begeleide) omgang tussen de moeder en [naam02] te realiseren. De kinderrechter wijst erop dat het VUHP-traject in deze situatie het aangewezen traject is. Het traject kan ook direct starten; zij staan klaar in de startblokken. De kinderrechter hoopt dat de moeder, in het belang van [naam02] , zal meewerken aan dit traject. Daarnaast is het van belang dat de moeder samen met de jeugdbeschermer naar de huisarts gaat zodat een juiste verwijzing voor een breed diagnostisch onderzoek kan worden verkregen.
Indien de moeder niet meewerkt aan het VUHP-traject kan niet worden beoordeeld of [naam02] weer bij de moeder kan wonen. Zowel de gecertificeerde instelling als de stiefvader geven aan dat [naam02] ernstig lijdt onder het gebrek aan duidelijkheid over zijn perspectief. De kinderrechter heeft dit ook zelf geconstateerd in het kindgesprek en benadrukt dat in de komende periode duidelijkheid over het perspectief van [naam02] zal moeten komen.
Verzoek II
Op grond van het bepaalde in artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
De kinderrechter heeft een vergelijk tussen de betrokkenen beproefd, maar stelt vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is en acht de volgende beslissing in het belang van [naam02] wenselijk.
Op grond van de wet heeft de gecertificeerde instelling de bevoegdheid om uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling. Het faciliteren van de omgang tussen [naam02] en de moeder is een taak die de gecertificeerde instelling op grond van de wet toekomt. De kinderrechter oordeelt dat er geen reden is om een beslissing te nemen over de wijze waarop de gecertificeerde instelling deze taak uitvoert. De kinderrechter hoopt en verwacht dat het VUHP-traject op korte termijn zal starten in het gezin. Binnen het VUHP-traject zijn afdoende mogelijkheden om een uitbreiding van de omgangsregeling tussen de moeder en [naam02] te realiseren. Daarbij komt dat de kinderrechter het op dit moment ook nog niet in het belang van [naam02] acht dat hij al na twee weken onbegeleide omgang heeft met de moeder. Gelet op het voorgaande wijst de kinderrechter het mondeling gewijzigde verzoek van de moeder af.
Daarom zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De kinderrechter:
ten aanzien van verzoek I (C/09/646834 JE RK 23-875)
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam02] in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de stiefvader, van 27 september 2023 tot 27 februari 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van verzoek II (C/09/653116 JE RK 23-1766)
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2023 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Smolders als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 september 2023.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.