ECLI:NL:RBDHA:2023:14463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
09/767101-17 en 09/765014-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en voorhanden hebben van hennep met overschrijding van redelijke termijn

Op 27 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 1986 te [geboorteplaats 1]. De zaak betreft twee parketnummers: 09/767101-17 en 09/765014-19. De verdachte werd beschuldigd van woninginbraak in Zwolle en Beek en Donk, en het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid hennep. Tijdens de zittingen op 26 juni 2019 en 12 september 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herkenning van de verdachte door verbalisanten onvoldoende betrouwbaar was om als bewijs te dienen, wat leidde tot vrijspraak voor de inbraak in Beek en Donk. Voor de inbraak in Zwolle oordeelde de rechtbank dat er voldoende bewijs was voor medeplegen, gezien de omstandigheden van de aanhouding van de verdachte met de buit en de aangetroffen breekwerktuigen in de auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 dagen, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn van meer dan vier jaar. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte voor het ten laste gelegde feit is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/767101-17 en 09/765014-19
Datum uitspraak: 27 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1986 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 26 juni 2019 (pro forma) en 12 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.B. Spaargaren naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van het parketnummer 09/767101-17 (hierna: dagvaarding I)
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2017 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning ( [adres 2] ) twee juwelendoosjes met inhoud (sieraden) en/of een alarmpistool, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen sieraden en/of alarmpistool onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een deur van voornoemde woning door deze met een breekvoorwerp en/of schroevendraaier open te wrikken/breken;
2.
hij op of omstreeks 23 november 2016 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning ( [adres 3] ) sieraden (oa horloges), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen sieraden onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van de balkondeur van voornoemde woning door deze met twee, in elk geval een of meer breekijzer(s) en/of schroevendraaier(s) open te breken;
Ten aanzien van het parketnummer 09/765014-19 (hierna: dagvaarding II)
hij op of omstreeks 01 maart 2018 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 11.2 kilogram althans (in elk geval) een (grote) hoeveelheid of hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

Ten aanzien van dagvaarding I
De woninginbraken in Zwolle (feit 1) en in Beek en Donk (feit 2)
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van een herkenning van een verdachte door een verbalisant de nodige behoedzaamheid dient te worden betracht, zeker indien deze van doorslaggevend belang is voor het bewijs. Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen aan de hand van camerabeelden is onder meer van belang wat de kwaliteit van de beelden is, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, en in hoeverre op deze beelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Voorts is van belang de aard, intensiteit en frequentie van de eerdere contacten tussen de verbalisant en de verdachte, het tijdsverloop sinds die contacten, het aantal onafhankelijke herkenningen door verbalisanten en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar; met of zonder voorinformatie).
De officier van justitie heeft er voor alle hierna te bespreken feiten op gewezen dat zonder meer duidelijk was dat de verdachte voor het onderzoeksteam van de politie een bekende was, vanwege dit langlopende onderzoek alsmede een eerder politieonderzoek waarin hij voorkwam. De rechtbank stelt evenwel vast dat die informatie zich niet in het dossier bevindt.
Ten aanzien van de woninginbraak in Beek en Donk (feit 2)
Aangever [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning, gepleegd op 23 november 2016 te Beek en Donk. De aangever heeft camerabeelden van zijn woning aan de politie verstrekt waarop te zien is dat twee mannen op het balkon klimmen en met breekijzers de balkondeur naar de slaapkamer forceren en zich de toegang tot de slaapkamer verschaffen. Verbalisant [verbalisant] heeft de verdachte op de camerabeelden als een van die mannen herkend. De verdachte heeft ontkend dat hij degene is die op de camerabeelden is te zien.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de herkenning onvoldoende betrouwbaar is om als bewijs te kunnen gebruiken. Van de persoon die de verbalisant heeft herkend als de verdachte zijn op de stills van de camerabeelden niet voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken te zien. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan de herkenning van de verdachte op de beelden onvoldoende bewijswaarde kan worden toegekend.
Daarnaast kunnen de op de plaats delict aangetroffen schoensporen niet aan de verdachte worden gekoppeld en is de in het dossier genoemde zoekopdracht (van veel latere datum) naar deze woninginbraak in de laptop van de verdachte onvoldoende om tot betrokkenheid van de verdachte bij deze inbraak te concluderen. Ander bewijs is niet voorhanden.
De rechtbank acht dit tenlastegelegde feit daarom niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van de inbraak in Zwolle (feit 1)
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer 1] , van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 224).
Aangifte
1. Zaakdossier 01 [adres 2] , het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 11 januari 2017, voor zover inhoudende met bijgevoegde bijlage goederen en foto’s (p. 19 t/m 39):
Zij deed aangifte van diefstal en verklaarde het volgende over het incident dat plaatsvond op de locatie [adres 2] , tussen dinsdag 10 januari 2017 te 18:45 uur en dinsdag 10 januari 2017 te 20:04 uur.
Ik zag dat van een van de kussens de kussensloop af was. Dit betreft een witte
kussensloop.
Vanuit de meest rechter deur van deze kast is een alarm/signaalpistool
weggenomen. Deze is zwart van kleur en van het merk Röhm 300. Deze lag op ooghoogte.
Als je vanuit de slaapkamer de hal in gaat, door de deur tussen de kasten in, kan je
rechtdoor oversteken naar de hobbykamer. Vanuit de deuropening van deze kamer gezien is links achterin de deur waardoor men binnengekomen is. Deze deur was op slot gedraaid met de sleutel. Ik zag dat de deur open stond en dat de nachtschoot nog in de "op slot" stand stond.
In de weggenomen juwelendoosjes zaten de volgende sieraden:
- Gouden armband "Chopard". Hieraan hangen 2 gouden hartjes.
- Gouden armband "Chopard". Hieraan hangen een sleuteltje, een gouden hartje met een doorzichtig steentje en een beertje met blauw rond steentje op de buik en een rood steentje op de strik.
- Gouden collier "Chopard". Hieraan hangt een gouden olifant met een blauw rond
steentje op de zijkant en een rood steentje als oog. Tevens is de olifant bezet met
diamantjes/briljantjes.
- Horloge "Ebel" Beluga staal lady. [nummer 1] . Dit nummer is aangegeven door de
juwelier. Ik weet niet zeker of dit een serienummer is.
- Horloge "Cartier" pm. Tank Americain goud. [nummer 2] . Dit nummer is aangegeven door de juwelier. Ik weet niet zeker of dit een serienummer is. Het betreft een rechthoekig, smal, goudkleurig horloge met zwart bandje.
- Horloge "Cartier" Santos Goud/staal. [nummer 3] . Dit nummer is aangegeven door de juwelier. Ik weet niet zeker of dit een serienummer is. Het betreft een vierkant horloge met een stalen band.
- Gouden oorstekers bezet met diamantjes/briljantjes.
- Ring, dames, geelgoud met bril jantjes, 3.5 gram.
- Ring, dames, geel/wit, 18 karaat bezet met diamant jes/briljantjes.
- Ring, dames, goud, in de vorm van een broekriem, bezet met diamant j es/bril jantjes, 3.3 gram.
- Ring, dames, met een grote ovale grijze steen. De rand van de ring om de steen heen is voor de helft bezet met diamantjes/briljantjes.
- Ring, dames, goud, bezet met vierkante diamant j es/bril jantjes.
- Ring, heren, goud, Kapponia 14 karaat.
Sporenonderzoek
2. Zaakdossier 01 [adres 2] , het proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt op 11 januari 2017, voor zover inhoudende (p. 44-45):
Het onderzoek is verricht in een vrijstaande bungalowwoning aan de [adres 2] .
Onderzoek plaats delict:
Hierbij heb ik het volgende waargenomen en bevonden:
- Ik zag in sluitnaad van de buitendeur welk toegang gaf tot het atelier meerdere krassen van het wrikken met een breekvoorwerp, vermoedelijk een schroevendraaier.
Gelet op de aangetroffen sporen werd door dader(s) de buitendeur van het atelier, aan de rechterzijde van de woning gezien vanaf de openbare weg, met behulp van een breekvoorwerp opengebroken waarna men toegang had tot de woning.
Aanhouding
3. Zaakdossier 01 [adres 2] , het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 januari 2017, voor zover inhoudende (p. 78):
Ten tijde van de aanhouding zag ik dat de volgende personen in de Renault Clio,
voorzien van kenteken [kenteken 1] , zaten op de volgende zitplaatsen:
Bestuurder: [medeverdachte 1] geb [geboortedatum 2]
Passagier rechts voor: [medeverdachte 2] geb [geboortedatum 3]
Passagier rechts achter: [verdachte] geb [geboortedatum 1]
Passagier links achter: [medeverdachte 3] geb [geboortedatum 4]
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1986 te [geboorteplaats 2]
Verdachte : [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1989 te [geboorteplaats 3]
Verdachte : [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 4] 1992 te [geboorteplaats 4]
Verdachte : [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1992 te [geboorteplaats 5]
Aantreffen goederen
4. Zaakdossier 01 [adres 2] , het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 januari 2017, voor zover inhoudende met bijgevoegde foto’s (p. 49 t/m 77):
Op donderdag 12 januari 2017 een onderzoek gestart in de personenauto van het merk Renault, type Clio, kleur zwart en voorzien van het [kenteken 2] .
OP OF BIJ DE ACHTERBANK VOERTUIG AANGETROFFEN GOEDEREN:
* donkerkleurige rugzak van het merk Outdoor Life. In deze rugzak werden de volgende goederen aangetroffen:
- 3 reflecterende gele hesjes;
- 2 breekijzers;
aantal schroevendraaiers;
- twee donkerkleurige sokken;
zwarte korte jas van het merk SMOG. In deze jas werden de volgende goederen aangetroffen:
- legerkleurige, zogenaamde baklava muts j e;
handschoenen;
pepperspray;
- zwart zaklampje;
* Northface jasje maat L, zwart van kleur. In deze jas werden de volgende goederen aangetroffen:
- handschoenen;
- zwart zogenaamd baklava mutsje;
* groen/ blauwkleurig Nike vest. In dit vest werden de volgende goederen aangetroffen:
- Nike petje; lagen in elkaar gevouwen in het midden, achterin het voertuig;
* zwarte soort van softshell jas van het merk Fostex, type hooded jacket maat S;
* Adidas trainingsjas met embleem van Schalke 04, blauw van kleur. In deze
trainingsjas werden de volgende goederen aangetroffen:
- groenkleurig baklava mutsje;
- zwart zaklampje;
- zwarte handschoenen, mogelijk zomerhandschoenen voor motor;
* plastic tas van de Albert Heijn. In deze tas werden de volgende goederen aangetroffen:
- zwart baklava mutsje;
- l paar Dolce & Gabbana schoenen, blauw;
- handschoenen, zwart/grijs van kleur;
* wit kussensloop. Deze kussensloop werd aangetroffen achterin, achter de bestuurder, op de grond.
In deze kussensloop werden de volgende goederen aangetroffen:
- zwart klein doosje; hierin zaten meerdere manchetknopen;
- vuurrood leer/skye, klein juwelendoosje; halfrond van boven deze was leeg;
- juwelendoos A4 formaat, bordeauxrood/zwart van kleur voorzien van een goudkleurig klikslot; hierin zaten diverse sieraden en een kaart van Aalbers juwelenhuis;
losse sieraden;
Een foto van deze goederen zal als bijlage 8 worden toegevoegd aan dit proces verbaal van bevindingen;
Door de aangeefster werden diverse foto's verstrekt van de sieraden die tijdens de
inbraak waren weggenomen. Wij, verbalisanten, zagen dat de sieraden overeen kwamen met de sieraden in de aangetroffen juwelendoos.
* navigatiesysteem, van het merk Garmin. Dit navigatiesysteem lag in het dashboardkastje.
In de auto lagen een aantal losse voorwerpen. Dit betroffen de volgende goederen:
* handschoenen, zwart van kleur, 101inc.
Schoensporenonderzoek
5. Zaakdossier 01 [adres 2] , het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, opgemaakt op 31 januari 2017, voor zover inhoudende (p. 81-91):
ONTVANGEN MATERIAAL
Op 11 januari 2017, ontving ik,
[4] een paar schoenen, merk Nike, gewaarmerkt [nummer 4] , in beslag genomen onder [verdachte] .
Uit het sporenbestand werden geselecteerd:
[proces-verbaal nummer 1] : vier schoensporen, gewaarmerkt [nummer 5] [8]; [nummer 6] [9]; [nummer 7] [10] [nummer 8] [11] veiliggesteld bij een
inbraak in een woning aan de [adres 2] ;
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik, dat:
de schoensporen [10]; en [11]; veroorzaakt zijn met schoenen, soortgelijk aan de schoenen [4].
3.5.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de inbraak in Zwolle (feit 1)
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een woninginbraak aan de [adres 2] in Zwolle, gepleegd op 10 januari 2017.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de verdachte op 10 januari 2017 samen met drie anderen in een auto is aangetroffen met de buit van de woninginbraak in Zwolle, vlak nadat die woninginbraak heeft plaatsgevonden. Tevens zijn in de auto breekijzers, schroevendraaiers, donkere kleding, mutsen en handschoenen aangetroffen, hetgeen aannemelijk maakt dat de verdachten door gebruikmaking van deze voorwerpen de inbraak hebben gepleegd. De verdachte zat ten tijde van de aanhouding als passagier op de achterbank, samen met medeverdachte [medeverdachte 3] , op welke plek ook de gestolen sieraden en de breekvoorwerpen zijn aangetroffen. Verder is op grond van sporenonderzoek geconcludeerd dat twee schoensporen die in de woning zijn aangetroffen zijn veroorzaakt met schoenen soortgelijk aan de schoenen die de verdachte aan had.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen. De rechtbank is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.6.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid hennep (dagvaarding II)
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, met bijlagen (ongenummerd).
1. het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 maart 2018, voor zover inhoudende (ongenummerd):
Ter plaatse komend op de [adres 4] te ’s-Gravenhage:
Ik zag dat de drie mannen, de twee zwarte zakken in de tuin op de grond lieten vallen en de woning inrende. Ik zag dat de zwarte zakken aan één zijde open waren. Ik zag dat er henneptoppen uit de zak vielen en ik rook de indringende, kenmerkende geur van hennep.
2. het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 maart 2018, voor zover inhoudende met bijgevoegde foto’s (ongenummerd):
Ik zag in de achtertuin twee zwarte zakken liggen.
Ik zag dat er in de zakken mij ambtshalve bekende henneptoppen lagen.
Op het moment dat ik de henneptoppen zag, rook ik een verse hennepgeur die uit de
zakken kwam.
Ik heb beide zakken met henneptoppen in beslag genomen.
Verklaring van de verdachte
3. het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt op 3 maart 2018 (ongenummerd):
V: Waarom rende u naar achteren?
A: Omdat ik twee zakken wiet in mijn handen had.
V: Waar kwam die wiet vandaan?
A: Die heeft iemand bij mij gebracht om te laten drogen.
V: Wat zou u er aan verdienen?
A: Ik zou een mazzel krijgen. Zo noemen ze dat.
V: Wat voor mazzel?
A: Een paar honderd euro.
V: Waar zou u die wiet gaan drogen?
A: Op zolder.
V: Waar stond die wiet boven?
A: Op zolder.
V: Bekent of ontkent u zich schuldig te hebben gemaakt aan een misdrijf dat strafbaar is gesteld in de Opiumwet?
A: Ik heb hennep in mijn woning gehad.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I
1.
hij op 10 januari 2017 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning ( [adres 2] ) twee juwelendoosjes met inhoud (sieraden) en een alarmpistool, toebehorende aan [slachtoffer 1] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en die weg te nemen sieraden en
datalarmpistool onder hun bereik te hebben gebracht door middel van verbreking van een deur van voornoemde woning door deze met een breekvoorwerp open te wrikken/breken;
Ten aanzien van dagvaarding II
hij op 1 maart 2018 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat gezien de forse overschrijding van de redelijke termijn en de gevolgen voor de verdachte, toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht op zijn plaats is. Mocht de rechtbank komen tot een veroordeling voor de inbraak in Beek en Donk, dan heeft de raadsman betoogd dat een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest passend is, zonder dat daarnaast een aanvullende (voorwaardelijke) straf of werkstraf wordt opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met drie medeverdachten schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Daarnaast heeft hij een grote hoeveelheid hennep voorhanden gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat woninginbraken, waarbij een vreemde een woning binnengaat en waardevolle en persoonlijke spullen meeneemt, een grote impact hebben op en gevoelens van onveiligheid tot gevolg kunnen hebben bij niet alleen de bewoners maar ook andere bewoners in de buurt. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij geen rekening heeft gehouden met wat zijn handelen voor de slachtoffers zou betekenen.
Het voorhanden hebben van hennep levert een gevaar op voor de volksgezondheid en ondersteunt tevens het in stand houden van drugsgerelateerde criminaliteit.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 augustus 2023, waaruit volgt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor berechting in strafzaken in deze zaak is aangevangen op 9 mei 2017, de datum dat de verdachte in verzekering is gesteld. Omdat het onderhavige vonnis op 27 september 2023 zal worden uitgesproken, is de redelijke termijn in ernstige mate, te weten met ruim vier jaren, overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de straf tot gevolg moet hebben.
Conclusie
De rechtbank acht, mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor woninginbraak en het aanwezig hebben van softdrugs, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden. Gelet op de ernstige overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank deze straf echter matigen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij

Ten aanzien van dagvaarding I, feit 2
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich ten aanzien van feit 2 onder dagvaarding I als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces en vorderen een schadevergoeding van € 82.076,25 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen tot een bedrag van € 19.863,12, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen voor het overige.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard nu vrijspraak voor het tenlastegelegde feit dient te volgen en – bij een bewezenverklaring – omdat onvoldoende onderbouwd is wat de waarde van de weggenomen goederen is. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat 10% afschrijving per jaar dient te worden gehanteerd ten aanzien van de opgevoerde sieraden onder de nummers 5 tot en met 11.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
diefstal door twee of meer personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
ten aanzien van dagvaarding II:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
20 (TWINTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2
bepaalt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. M. Diepenhorst, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Sepmeijer-Kovacevic, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2023.