ECLI:NL:RBDHA:2023:14379

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanvullende schadevergoeding in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van de aan haar toegekende aanvullende schadevergoeding in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft in het verleden een bedrag van € 57.315 aan aanvullende schadevergoeding aangevraagd, maar de rechtbank oordeelt dat het aflossen van schulden en het aangaan van een lening niet kwalificeren als door eiseres geleden schade die voor compensatie in aanmerking komt. De rechtbank stelt vast dat alleen de aanvrager van kinderopvangtoeslag op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) compensatie kan krijgen, en dat een kind van een gedupeerde geen zelfstandig recht heeft op deze regeling. De rechtbank bevestigt dat de reeds toegekende schadevergoeding van € 32.655 niet verhoogd zal worden, omdat de door eiseres opgevoerde schadeposten niet als schade zijn aan te merken volgens de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en wijst erop dat zij zich voor eventuele compensatie van private schulden moet wenden tot het loket van Sociale Banken Nederland (SBN).

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5767

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.F. Cheung),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van de aan haar toegekende aanvullende schadevergoeding in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag.
1.1.
Bij besluit van 9 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de hoogte van de aanvullende schadevergoeding van eiseres vastgesteld op € 57.315. Verweerder heeft bij besluit van 1 augustus 2022 (het bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, een kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres,
mr. [naam 1], en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft drie kinderen en heeft in de jaren 2008 tot en met 2010 voor de twee jongste kinderen gebruik gemaakt van de diensten van gastouderbureau [bedrijfsnaam] ([bedrijfsnaam]). Voor de jaren 2008 tot en met 2010 heeft eiseres in totaal een bedrag van
€ 35.140 aan voorschotten kinderopvangtoeslag toegekend gekregen. De kinderopvangtoeslag over die jaren is later op nihil gesteld. Hierdoor moest eiseres het volledige voorschotbedrag van € 35.140 terugbetalen. Echter, na het instellen van bezwaar/beroep is de kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 herzien en conform het voor dat jaar toegekende voorschot vastgesteld op een bedrag van € 14.738. Per saldo heeft eiseres over de jaren 2009 en 2010 een bedrag van in totaal € 20.402 aan kinderopvangtoeslag terug moeten betalen. Van dit bedrag heeft eiseres uiteindelijk
€ 14.671 aan verweerder terugbetaald, omdat verweerder een zogeheten beschikking ‘niet verder bemoeilijken’ heeft afgegeven en bepaald dat een bedrag van € 5.731 niet wordt ingevorderd.
3. Eiseres heeft zich op 15 november 2019 bij verweerder gemeld vanwege het vermoeden dat zij bij het besluit tot terugvordering van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2009 een vergelijkbare behandeling heeft gehad als in de zogeheten CAF 11-zaak [1] en verzocht om een herbeoordeling van haar situatie. In dezelfde brief heeft eiseres verzocht om inzage in haar persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
4. Omdat [bedrijfsnaam] in het verleden onderdeel is geweest van een met het
CAF 11 vergelijkbaar onderzoek [2] en omdat in dit onderzoek fouten zijn gemaakt die gevolgen hebben gehad voor de kinderopvangtoeslag van eiseres, heeft eiseres een compensatie ontvangen voor de jaren 2008 tot en met 2010 van in totaal € 63.807 (compensatiebedrag). Het compensatiebedrag bestaat uit € 14.671 aan door eiseres terugbetaalde kinderopvangtoeslag, € 8.786 aan materiële schade, € 1.369 aan invorderingskosten, € 15.277 aan kosten voor juridische bijstand, € 9.000 aan immateriële schade en € 14.072 aan rente over de gemiste kinderopvangtoeslag. Ook heeft eiseres een aanvullende vergoeding van 1% van het totaalbedrag ontvangen van € 632.
5. Omdat eiseres van mening is dat zij meer schade heeft geleden door de problemen met de kinderopvangtoeslag dan het bedrag aan compensatie dat zij van verweerder heeft ontvangen, heeft zij op 18 januari 2021 een verzoek tot aanvullende schadevergoeding (het verzoek) ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De CWS is een onafhankelijke commissie en heeft tot taak het toetsen van en adviseren over aanvragen tot toekenning van aanvullende schadevergoeding. [3]
6. In het verzoek begroot eiseres haar materiële schade op minimaal € 138.117. In dit verband heeft zij de volgende schadeposten opgevoerd:
- vervangende opvangkosten: € 30.240;
- kosten voor de aankoop van extra vakantiedagen: € 4.400;
- inkomensschade vanwege het opnemen van verlof om de kinderen op te vangen: € 3.600;
- financiële ondersteuning door oudste dochter [naam 2] ([naam 2]) bij het aflossen van de
kinderopvangtoeslagschuld: € 7.820;
- financiële ondersteuning door [naam 2] in de kosten van levensonderhoud van het gezin:
€ 5.200;
- studieschuld [naam 2]: € 49.857;
- andere kosten die het gevolg zijn geweest van de stopzetting van de kinderopvangtoeslag:
een vergoeding van € 105 per dag voor de periode van 7 september 2012 tot en met
16 december 2020 omdat eiseres ten onrechte als fraudeur is behandeld;
- kosten gebitsbehandelingen eiseres: € 13.000;
- kosten lensimplantaat behandeling [naam 2]: € 4.000;
- afgeloste private schulden met het ontvangen compensatiebedrag: € 20.000;
Eiseres heeft tevens verzocht om een immateriële schadevergoeding.
7. De CWS heeft op 29 juli 2021 haar advies uitgebracht en verweerder geadviseerd om aan eiseres een aanvullende vergoeding voor werkelijke schade toe te kennen van
€ 57.315. Volgens de CWS bestaat de werkelijke materiële schade van eiseres uit vervangende opvangkosten tot een bedrag van € 22.680, kosten voor de aankoop van extra vakantiedagen tot een bedrag van € 3.520 en de kosten van de gebitsbehandelingen van eiseres tot een bedrag van € 6.455. De gestelde inkomensschade komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het opnemen van reguliere verlofdagen en het inzetten van gekochte verlofdagen niet tot inkomensschade leidt. In het advies is ten aanzien van de afgeloste private schulden opgenomen dat de CWS, mede gelet op de regeling over het kwijtschelden van private schulden die nog in de maak is, geen mandaat heeft om ouders die hun compensatie hebben gebruikt voor het aflossen van schulden, aanvullend te compenseren. Daar komt bij dat het aflossen van schulden niet als schade kan worden aangemerkt waar de CWS compensatie voor kan adviseren. Wat de door [naam 2] geboden financiële ondersteuning betreft en haar studieschuld, is het standpunt van de CWS dat zij geen mandaat heeft om tot compensatie aan [naam 2] te adviseren, omdat [naam 2] als meerderjarig kind van een gedupeerde ouder geen zelfstandige toegang heeft tot de procedure bij de CWS. Daar komt bij dat de CWS geen mandaat heeft om te adviseren tot het verlenen van compensatie voor aangegane schulden, nog daargelaten de vraag of schulden als schade kwalificeren. De kosten voor de lensimplantaat behandeling van [naam 2] komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat verweerder het verband tussen die kosten en zijn handelwijze niet heeft kunnen vaststellen. De wettelijke rente over de werkelijke materiële schade heeft de CWS berekend op € 5.879. De reeds door eiseres ontvangen vergoeding voor materiële schade van € 8.786 [4] is door de CWS in mindering gebracht op het totaal bedrag van de werkelijke materiële schade. Wat de immateriële schade betreft, heeft de CWS geadviseerd om aan eiseres € 10.000, aan [naam 2] € 12.000 en aan ieder van de jongste twee kinderen € 2.500, toe te kennen. Ook dient eiseres een aanvullende compensatie van 1% van het totaalbedrag te ontvangen van € 567.
8. Verweerder heeft het advies van de CWS overgenomen en met het primaire besluit het verzoek van eiseres tot een bedrag van € 57.315 toegewezen. Tezamen met het reeds ontvangen compensatiebedrag van € 63.807, heeft eiseres in totaal een bedrag van verweerder ontvangen van € 121.122.
9. Het bezwaar van eiseres is voor advies voorgelegd aan de bezwaarschriftenadviescommissie (BAC). De BAC heeft in haar advies van 23 juni 2022
overwogen dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar private schulden zijn ontstaan door de problemen rondom de kinderopvangtoeslag. Het Besluit betalen private schulden [5] (Besluit private schulden) regelt dat in bepaalde situaties compensatie kan worden geboden voor reeds afgeloste private schulden, maar volgens de BAC is de daarin gestelde eis van een notariële akte een te zwaar instrument om daarmee aan te tonen dat de schulden door middel van het compensatiebedrag zijn afbetaald. Omdat volgens de BAC sprake is van bijzondere omstandigheden, is het advies van de BAC aan verweerder om van de beleidsregels af te wijken [6] en de reeds afbetaalde private schulden van eiseres te compenseren. De BAC adviseert verder om, vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval, de aan [naam 2] toegekende immateriële schadevergoeding te verhogen met
€ 1.000, zodat [naam 2] volledig gecompenseerd wordt voor haar financiële bijdrage. Met betrekking tot de studieschuld van [naam 2] is in het advies opgenomen dat het niet mogelijk is om als of namens een gedupeerd kind een verzoek tot compensatie in te dienen.
10. Met het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de CWS, het primaire besluit in stand gelaten en de bezwaren van eiseres afgewezen. Verweerder heeft daarbij overwogen dat het Besluit Compensatieregeling CAF 11 geen grondslag biedt voor compensatie van private schulden die gedupeerden zijn aangegaan. Voor dergelijke schulden is het loket van Sociale Banken Nederland (SBN) in het leven geroepen. Eiseres dient zich tot dit loket te wenden. Volgens verweerder zijn er geen bijzondere omstandigheden aanwezig die maken dat verweerder zou moeten afwijken van de beleidsregels.
Wat vindt eiseres in beroep?
11. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij door de problemen met de kinderopvangtoeslag niet heeft kunnen sparen. In 2017 heeft zij daarom geld van haar familie moeten lenen voor het plaatsen van een nieuwe badkamer en voor spullen die haar kinderen nodig hadden, zoals een laptop voor school. Met het compensatiebedrag heeft eiseres het resterende verschuldigde bedrag van in totaal € 15.000 terugbetaald aan haar familie. Omdat deze schulden destijds niet zijn vastgelegd in een notariële akte, zal eiseres naar verwachting geen compensatie ontvangen van SBN. Eiseres verzoekt de rechtbank daarom te bepalen dat de eis van een notariële akte een te zwaar instrument is en te beslissen dat haar afbetaalde private schulden voor compensatie in aanmerking komen. Eiseres wil daarnaast dat [naam 2] schadeloos wordt gesteld, omdat eiseres door het handelen van verweerder noodgedwongen een beroep op haar heeft moeten doen, waardoor [naam 2] een bijbaan heeft moeten nemen, geld heeft moeten lenen van de Dienst Uitvoering Onderwijs en studievertraging heeft opgelopen. Eiseres verzoekt daarom om compensatie van het bedrag van € 13.000 dat [naam 2] ter beschikking heeft gesteld voor het aflossen van de kinderopvangtoeslagschuld en om in het levensonderhoud van het gezin te voorzien en om kwijtschelding van de studieschuld van [naam 2] van € 49.857.
Wat vindt verweerder in beroep?
12. Verweerder stelt dat de vraag of de afgeloste private schulden voor compensatie door de Minister van Financiën in aanmerking komen, buiten de omvang van het geding valt. In deze procedure gaat het om de vraag of eiseres door toedoen van verweerder aanvullende schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Schulden en het aflossen van schulden, kunnen niet als door eiseres geleden schade worden aangemerkt. De afgeloste private schulden en de financiële bijdrage van [naam 2], komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Met betrekking tot de studieschuld van [naam 2] en voor zover de financiële bijdrage van [naam 2] niet tot een schuld van eiseres heeft geleid, is het standpunt van verweerder dat ook in zoverre geen sprake is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Daar komt bij dat een kind van een gedupeerde ouder niet beschikt over een wettelijke ingang om schade vergoed te krijgen.
Wat is het toetsingskader?
13. De rechtbank stelt vast dat het compensatiebesluit is gebaseerd op de beleidsregels zoals neergelegd in het Besluit Compensatieregeling CAF 11. De verschillende herstelregelingen zijn met ingang van 5 november 2022 ondergebracht in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Op grond van het overgangsrecht [7] , worden beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht.
Omvang van het geding
14. De rechtbank overweegt dat de omvang van het geding wordt bepaald door het bestreden besluit. De advisering door de CWS en de besluitvorming van verweerder in deze zaak is gebaseerd op artikel 2.1 en 2.3 van de Wht en ziet op de vraag of de door eiseres gestelde werkelijk geleden schade voor compensatie in aanmerking komt en niet op de vraag of haar (afbetaalde) private schulden voor overneming in aanmerking komen zoals bedoeld in het Besluit private schulden [8] . De rechtbank kan in deze procedure daarom geen oordeel geven over de vraag of de (afbetaalde) private schulden van eiseres ook zonder een notariële akte in aanmerking kunnen komen voor overneming. Als eiseres in aanmerking wil komen voor overneming van haar (afgeloste) private schulden, dient zij zich te wenden tot het inmiddels operationele loket Private schulden van SBN. SBN geeft immers namens verweerder uitvoering aan deze regeling. De rechtbank begrijpt dat eiseres dat inmiddels ook heeft gedaan. De verwijzing van eiseres naar artikel 10:7 van de Awb en haar stelling dat verweerder bevoegd is gebleven om in dit verband een beslissing te nemen, laat onverlet dat de mandaatgever niet verplicht is om van de gemandateerde bevoegdheid gebruik te maken. Daar komt bij dat de hersteloperatie toeslagen zo is ingericht dat de schadeafhandeling via gescheiden trajecten loopt met ieder een eigen beoordelingskader, zodat het in de rede ligt dat het besluit wordt genomen door het orgaan waaraan op grond van een mandaatbesluit de bevoegdheid is verleend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
15. Eiseres heeft betoogd dat zij recht heeft op een hogere aanvullende materiële schadevergoeding. Als uitgangspunt geldt dat een aanvrager van compensatie voor werkelijke schade aannemelijk dient te maken dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan het na de integrale beoordeling toegekende bedrag. [9] Concreet betekent dit dat eiseres aannemelijk dient te maken dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden - die in onvoldoende mate is vergoed met het bedrag aan materiële schadevergoeding dat op grond van de compensatieregeling is toegekend - en dat er een causaal verband bestaat tussen de ontstane schade en de handelwijze van verweerder anderzijds.
16. Verweerder heeft de aanvullende schadevergoeding gebaseerd op het advies van de CWS. Het advies van de CWS is een deskundigenadvies als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [10] mag een bestuursorgaan afgaan op een door een deskundige uitgebracht advies, nadat het bestuursorgaan is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur om een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd.
17. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om het advies van de CWS onjuist te achten. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, inzichtelijk gemotiveerd en navolgbaar. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd, geen concrete aanknopingspunten die twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop, rechtvaardigen. Verweerder mocht zich in het bestreden besluit dan ook baseren op het advies van de CWS.
18. Voor zover eiseres stelt dat zij als gevolg van het aflossen van haar private schulden en het aangaan van een lening bij [naam 2] schade heeft geleden en daarom (ook) aanspraak kan maken op compensatie op grond van artikel 2.1 en 2.3 van de Wht overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het aflossen van de schulden en het aangaan van de lening niet kwalificeren als door eiseres geleden schade die voor compensatie in aanmerking komt. Ten aanzien van de leningen van familie uit 2017 heeft eiseres verklaard dat het geleende geld is besteed aan een nieuwe badkamer en voor spullen die haar kinderen nodig hadden, zoals een laptop voor school. Dat deze uitgaven verband houden met het handelen van verweerder is niet gebleken. De van [naam 2] geleende gelden zijn volgens eiseres gebruikt voor het terugbetalen van de kinderopvangtoeslagschuld en om in het levensonderhoud van het gezin te voorzien. Zoals blijkt uit overweging 4, is eiseres voor het terugvorderde bedrag aan kinderopvangtoeslag al volledig gecompenseerd. De kosten van levensonderhoud van het gezin zijn kosten waar een ieder mee geconfronteerd wordt. Deze kosten zijn dan ook onvermijdelijk en dient een ieder te dragen, zodat ook deze kosten niet als schade zijn aan te merken.
19. Voor zover eiseres stelt dat [naam 2] zelfstandig toegang dient te hebben tot de compensatieregeling en gecompenseerd dient te worden voor de door haar werkelijk geleden schade, bestaande uit de bedragen die zij aan eiseres heeft verstrekt en haar studieschuld, is de rechtbank van oordeel dat ook in zoverre geen sprake is van schade die verweerder zou moeten vergoeden. Leningen en schulden vormen immers geen schade. Daar komt bij dat uit de Wht [11] volgt dat alleen de aanvrager van kinderopvangtoeslag op grond van deze wet compensatie kan krijgen. [naam 2] valt hier niet onder. Dit betekent dat [naam 2] op grond van de Wht geen aanspraak kan maken op compensatie. Verweerder heeft dan ook terecht geoordeeld dat er geen grondslag is voor vergoeding van de schade die volgens eiseres door [naam 2] is geleden. Dat de door eiseres gestelde werkelijke schade van [naam 2] naar verwachting ook niet gecompenseerd zal worden op grond van de Kindregeling, maakt niet dat, zoals eiseres stelt, het op de weg van verweerder had gelegen om in deze procedure de studieschuld van [naam 2] te compenseren. Nog daargelaten dat de studieschuld van [naam 2] niet aangemerkt kan worden als door eiseres geleden schade, laat de tekst van artikel 2.1, eerste lid, van de Wht geen ruimte om aan een ander dan de aanvrager van kinderopvangtoeslag compensatie toe te kennen. De rechtbank leidt verder uit het dossier af dat de aan [naam 2] toegekende immateriële schadevergoeding van € 12.000 hoger is uitgevallen dan de gangbare schadevergoedingsbedragen, zodat niet kan worden gesteld dat de CWS geen rekening heeft gehouden met de bijdrage en rol van [naam 2] rondom de problemen met de kinderopvangtoeslag.
20. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder niet te volgen in zijn standpunt dat geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een hogere aanvullende materiële schadevergoeding dan de reeds toegekende € 32.655.
21. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat niet duidelijk is waarom verweerder is afgeweken van het advies van de BAC. Verweerder heeft in het bestreden besluit duidelijk toegelicht waarom hij is afgeweken van het advies van de BAC met betrekking tot de afgeloste private schulden en het verhogen van de immateriële schadevergoeding van [naam 2]. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd. Het beroep van eiseres, voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit, zal daarom ongegrond worden verklaard.
22. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat zij in de brief van 15 november 2019 heeft verzocht om haar volledige dossier en dat zij dit nog steeds niet heeft ontvangen. Eiseres heeft de rechtbank in het beroepschrift verzocht om verweerder op te dragen alsnog binnen twee weken het volledige dossier te overleggen en bij gebreke daarvan een dwangsom toe te kennen van een bedrag van € 100 per dag. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres het standpunt ingenomen dat dit verzoek van eiseres aangemerkt dient te worden als een beroep, zonder ingebrekestelling, tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op het verzoek van 15 november 2019. De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder niet in gebreke heeft gesteld, zodat op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, de mogelijkheid tot het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen niet openstaat. Gelet hierop zal het beroep in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank gaat er vanuit dat verweerder alsnog een beslissing zal nemen op het door eiseres gedane verzoek.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten. Ook krijgt zij het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond voor zover gericht tegen het bestreden besluit;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen
van een beslissing op het verzoek van eiseres van 15 november 2019.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzitter, en mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en mr. M.M. Meijers, leden, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verweerder heeft institutioneel vooringenomen gehandeld in het CAF 11 onderzoek dat gericht was
2.In onderdeel 2.2.2 van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken
3.Zie het Instellingsbesluit Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade (Stcrt. 2020,
4.Zie het compensatiebedrag als vermeld in overweging 4.
5.Stcrt. 2021, 44723.
6.De BAC verwijst in dit verband naar artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en
7.Artikel 8.6 van de Wht.
8.Sinds 5 november 2022 is het Besluit private schulden verankerd in afdeling 4.1 van de Wht.
9.Artikel 2.1 van de Wht, voorheen onderdeel 4.1 van het Besluit Compensatieregeling CAF 11.
10.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
11.Artikel 2.1, eerste lid, van de Wht.