ECLI:NL:RBDHA:2023:14375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
NL23.23447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ghanese eiser op grond van ongeloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Ghanese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op een onbekende datum, heeft op 30 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 11 augustus 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 september 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser, mr. M. Rasul, en de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. K. Jansen, aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser over zijn asielrelaas ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft een relatie gehad met een meisje wiens ouders niet achter deze relatie stonden, wat leidde tot problemen. Eiser heeft verklaard dat hij ondergedoken is na de dood van het meisje, maar de staatssecretaris heeft twijfels over de geloofwaardigheid van deze verklaringen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat Ghana als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ghana te vrezen heeft voor vervolging.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23447

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] . Hij heeft op 30 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 11 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M. Pater, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht eisers asielaanvraag heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Sinds 2016 had eiser een relatie met een meisje. Haar ouders stonden niet achter deze relatie, omdat zij moslim zijn en eiser christen is. Eind 2016 is het meisje ongewenst zwanger geraakt van eiser. Zij wilde abortus plegen, maar eiser heeft tegen haar gezegd dat zij dit niet moest doen. Bij terugkomst van drie dagen op zee, stond eisers broer aan de wal en vertelde dat het meisje was overleden. Zij zou zelf medicatie hebben gebruikt om een abortus op gang te brengen. Eiser besloot toen om te gaan onderduiken. De ouders van het meisje gingen op zoek naar hem en deden aangifte bij de politie tegen hem. Eiser vond het niet langer veilig in Ghana en is vertrokken.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen vanwege de relatie met het meisje.
De staatssecretaris acht element 1 geloofwaardig. Aan element 2 hecht de staatssecretaris geen geloof. Eiser heeft in het aanmeldgehoor van 16 oktober 2017 en het gehoor van 6 juni 2023 verschillend verklaard over de datum waarop hij zijn land van herkomst heeft verlaten. Voorts zijn eisers verklaringen over het verkrijgen van zijn paspoort niet in lijn met zijn verklaringen over het moment waarop hij ondergedoken is en hij vervolgens Ghana heeft verlaten. Ook kan eiser geen duidelijkheid geven over de aangifte, of hij is opgezocht door de politie en of hij is gedagvaard. Ten slotte heeft eiser na het besluit van 29 januari 2018 tot overdracht in het kader van Dublin aan Italië geen asiel meer aangevraagd, maar heeft hij zich aan het toezicht onttrokken. Hij heeft pas een asielaanvraag ingediend nadat hij door de Koninklijke Marechaussee op Schiphol is bevraagd en hij een ticket voor Brazilië bij zich bleek te hebben en toen heeft verklaard geen asiel te willen aanvragen.
Gelet op de ongeloofwaardigheid van element 2 komt eiser niet op die grond in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Ook element 1 leidt niet tot vergunningverlening, omdat Ghana als een veilig land van herkomst is aangemerkt. Gelet op het voorgaande concludeert de staatssecretaris dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en f van de Vreemdelingenwet 2000.
Beroepsgronden
6. Eiser vindt dat de staatssecretaris zijn asielrelaas ten onrechte niet geloofwaardig acht.
6.1.
Hij betwist dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop hij uit Ghana is vertrokken. Nu zijn vertrek inmiddels ruim zes jaar geleden is, heeft hij aangegeven dat hij in de periode tussen 13 januari 2017 en 25 januari 2017 is vertrokken. De vermelding dat hij in 2016 zou zijn vertrokken moet een kennelijke verschrijving zijn.
6.2.
Verder vindt eiser dat de staatssecretaris ten onrechte zijn verklaringen over zijn nieuwste paspoort uit 2021 niet volgt. Hij heeft dit paspoort laten opsturen. Hij is niet zelf naar Ghana geweest om het op te halen, hij had op dat moment ook geen reisdocumenten. Paspoorten afgegeven voor 2019, dus zijn eerdere paspoort uit 2017, zijn blijkens de website van Visa Service Desk maar vijf jaar geldig.
6.3.
Verder vindt hij dat hij voldoende gedetailleerd en coherent over het meisje heeft verklaard. Ook heeft hij ter onderbouwing van zijn asielrelaas een verklaring van de politie over haar dood overgelegd. Voor zover in die verklaring staat dat de vader van het meisje hem niet heeft kunnen bereiken: eiser zat ten tijde van haar overlijden op zee en hij heeft voor zijn vlucht geen contact gehad met haar vader. Wat betreft de opmerking in de verklaring dat de politie bij eiser is geweest, merkt eiser op dat dit na eisers vertrek uit Ghana moet zijn gebeurd, en dat hij er daarom ook niet over heeft verklaard. De verklaring bevestigt zijn relaas. Door recentere stukken dan de verklaring te verlangen, miskent de staatssecretaris dat het systeem in Ghana anders werkt dan in Nederland.
6.4.
Ten slotte wat betreft zijn uitzetting, eiser heeft nooit verklaard dat hij naar Ghana teruggestuurd wil worden. Dit gaat om een kennelijke verschrijving. Met de overgelegde verklaring heeft hij voldoende onderbouwd dat hij in Ghana in de negatieve belangstelling staat. Ghana is geen veilig land van herkomst voor eiser.
Overwegingen van de rechtbank
7. Daargelaten de vraag of de vermelding in het rapport van het aanmeldgehoor in 2017 dat eiser in 2016 zijn land van herkomst heeft verlaten een kennelijke verschrijving is en van zijn verklaring dat hij in 2017 is vertrokken zou moeten worden uitgegaan, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over het verkrijgen van zijn meest recente paspoort niet in lijn zijn met zijn verklaringen over het moment waarop hij Ghana heeft verlaten. De staatssecretaris heeft erop mogen wijzen dat eiser heeft verklaard dat hij het paspoort zelf heeft aangevraagd en opgehaald, en dat dit in 2017 was, terwijl uit zijn paspoort blijkt dat het paspoort in 2021 in Accra is afgegeven. Voorts heeft de staatssecretaris erop mogen wijzen dat de omstandigheid dat eiser zijn paspoort zelf heeft aangevraagd en opgehaald en het document in 2021 is afgegeven, impliceert dat eiser in 2021 in Ghana was en dat dit ongerijmd is met eisers gestelde vrees. Dat niet langer in geschil is dat een paspoort uit 2017, dat eiser ook stelt te hebben (gehad) in plaats van 10 jaar 5 jaar geldig is, doet er niet aan af dat eisers verklaringen over zijn paspoort wisselend zijn. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit feit de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn problemen in Ghana niet ten goede komt.
7.1.
Voorts heeft de staatssecretaris niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht dat eiser in Ghana wordt gezocht in verband met de dood van het meisje. De staatssecretaris heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij in zijn gehoor veilig land van herkomst van 6 juni 2023 niet heeft verklaard over de verklaring van de politie, die hij bij de zienswijze heeft overgelegd, terwijl die verklaring van 15 juni 2018 is. Ook heeft de staatssecretaris eiser mogen tegenwerpen dat hij enkel een kopie heeft overgelegd, die niet op echtheid kan worden onderzocht. Verder heeft de staatssecretaris mogen concluderen dat de inhoud van eisers verklaringen en van de verklaring van de politie niet op alle punten overeenstemmen. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat niet valt in te zien dat eiser niet weet bij welk politiebureau de ouders van het meisje aangifte hebben gedaan, terwijl dit blijkt uit de verklaring van de politie van vijf jaar geleden. Voorts heeft de staatssecretaris er op mogen wijzen dat eiser in het gehoor veilig land van herkomst niet heeft verklaard, zoals wel in de verklaring van de politie is opgenomen, dat de vader van het meisje contact met hem heeft opgenomen, maar dat hij dat heeft geweigerd en is ondergedoken. Ook heeft de staatssecretaris erop mogen wijzen dat de verklaring in de verklaring van de politie dat de politie naar zijn onderduikadres is gekomen niet overeenkomt met eisers verklaring dat de politie naar zijn huis is gekomen, maar dat hij er niet was. Verder acht de staatssecretaris het niet ten onrechte ongerijmd dat de verklaring anderhalf jaar na de gebeurtenis is opgemaakt. Ten slotte heeft de staatssecretaris van eiser mogen verwachten dat hij van de actuele situatie van een aangifte van vijf jaar geleden op de hoogte is en heeft de staatssecretaris eiser kunnen tegenwerpen dat hij dit niet weet. De enkele stelling dat het systeem in Ghana anders werkt dan in Nederland heeft de staatssecretaris niet tot een ander standpunt hoeven brengen. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
7.2.
Blijkens het ter zitting besprokene is niet langer in geschil dat Ghana in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Nu niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht dat eiser bij terugkeer naar Ghana te vrezen heeft vanwege een tegen hem uitgevaardigd arrestatiebevel, heeft de staatssecretaris de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst.
8. Voorts heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank de aanvraag ook terecht als kennelijk ongegrond afgewezen op de grond dat eiser zijn asielaanvraag heeft ingediend om zijn uitzetting te voorkomen, zoals weergegeven onder 5.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.