ECLI:NL:RBDHA:2023:14366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
09-044809-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een huishoudelijke hulp voor diefstal en witwassen van een bejaard slachtoffer

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 44-jarige vrouw, die als huishoudelijke hulp werkzaam was voor een bejaard en hulpbehoevend slachtoffer. De vrouw is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren voor meermalen diefstal en witwassen. Gedurende een periode van bijna zeven jaar heeft zij geld van de bankrekening van het slachtoffer, die inmiddels was overleden, wegsluist en vergokt. De rechtbank oordeelde dat de schadevergoedingsmaatregel niet opgelegd kon worden, omdat het slachtoffer niet meer in een financiële positie kon worden gebracht alsof het misdrijf niet had plaatsgevonden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die door het overlijden van het slachtoffer door zijn erfgenamen werd ingediend, gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 96.193,89, met wettelijke rente vanaf de laatste dag waarop de feiten plaatsvonden. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, die op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/044809-22
Datum uitspraak: 22 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Rijnsburg,
[BRP-adres] te Rijnsburg.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 30 december 2022 (regie) en 8 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. B.F. van Es, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 5 maart 2013 tot en met 14 januari 2020 te Rijnsburg, gemeente Katwijk, althans in Nederland, (telkens) een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 96.201,89 euro of daaromtrent), in elk geval (telkens) enig goed, dat/die (telkens) geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval (telkens) aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich (telkens) wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te
nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een of meer valse sleutel(s), door gebruik van de pinpas en/of bijhorende pincode van die [slachtoffer] en/of de bij de bankrekening van die [slachtoffer] behorende (internet bankieren) inlog- en betalingscodes;
2
zij in of omstreeks de periode van 20 april 2016 tot en met 14 januari 2020, te Rijnsburg, gemeente Katwijk een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 96.201,89 euro of daaromtrent), althans een of meer voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
3
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 5 maart 2013 tot en met 14 januari 2020 te Rijnsburg, gemeente Katwijk, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een of meer computer(s)
en/of server(s) (van de Rabobank) waarop zich het internetbankieren omgeving/account van een of meer bankrekening(en) behorende aan [slachtoffer] bevond(en), is binnengedrongen
door het doorbreken van een beveiliging en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, immers heeft verdachte (telkens) gebruik gemaakt van (een) (combinatie(s) van) gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) en/of inlogcode(s) voor de internetbankieren omgeving/account behorende bij bankrekeningen van die
[slachtoffer] , waartoe zij, verdachte, niet gerechtigd was.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [PL-nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Katwijk-Noordwijk, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 156).
I. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 6 juli 2021 (p. 138-154);
II. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 18 januari 2020 (p. 10-13).
3.2.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat uit de bovenvermelde bewijsmiddelen volgt dat het in totaal weggenomen bedrag niet € 96.201,89 betreft zoals is ten laste gelegd, maar € 96.193,89. Immers heeft de verdachte in de periode van 11 april 2016 tot en met 18 november 2019 een bedrag van € 61.283,89 overgeboekt van de rekening van [slachtoffer] naar haar eigen rekening. Tevens heeft zij in de periode van 2 september 2015 tot en met 16 september 2019 een bedrag van € 34.910,-, waarover zij heeft verklaard dat zij dat geld met de bankpas van die [slachtoffer] van zijn rekening heeft gepind, via geldautomaten op haar eigen rekening gestort.
Dat de verdachte voorafgaand aan 2 september 2015, of na 18 november 2019 geld heeft weggenomen van de rekening van [slachtoffer] volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verdachte van de periode zoals ten laste gelegd dan ook partieel vrijspreken.
3.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat de verdachte:
1
op meer tijdstippen gelegen in de periode van
2 september 2015tot en met
18 november 2019te Rijnsburg telkens geldbedragen (van in totaal
96.193,89euro), aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder haar bereik heeft gebracht door middel van een of meer valse sleutels, door gebruik van de pinpas en bijhorende pincode van die [slachtoffer] en de bij de bankrekening van die [slachtoffer] behorende (internet bankieren) inlog- en betalingscodes;
2
in de periode van 20 april 2016 tot en met
18 november 2019, te Rijnsburg, gemeente Katwijk geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
3
op tijdstippen gelegen in de periode van
2 september 2015tot en met
18 november 2019te Rijnsburg telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een of meer computer(s) en/of server(s) (van de Rabobank) waarop zich het internetbankieren omgeving/account van een bankrekening behorende aan [slachtoffer] bevond, is binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging met behulp van een valse sleutel, immers heeft verdachte telkens gebruik gemaakt van een combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord en inlogcodes voor de internetbankieren omgeving/account behorende bij bankrekeningen van die [slachtoffer] , waartoe zij, verdachte, niet gerechtigd was.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat er voor wat betreft de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover die handelingen zien op het overboeken van geld van de rekening van [slachtoffer] naar de rekening van de verdachte. Immers was er bij de verdachte tijdens die handelingen sprake van één en hetzelfde wilsbesluit.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 6 maanden dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank, gezien de persoonlijke omstandigheden, verzocht om aan de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een langere periode meermalen schuldig gemaakt aan diefstal en witwassen door geld weg te sluizen van de bankrekening van een bejaard en hulpbehoevend slachtoffer bij wie zij meerdere jaren als huishoudelijke hulp werkzaam was. De verdachte heeft gedurende daarbij vele geldbedragen overgemaakt naar haar eigen rekening en voor zichzelf geld gepind van de rekening van die [slachtoffer] . Dit geld heeft zij vervolgens gebruikt alsof het haar eigen geld was en gebruikt om mee te gokken, terwijl aan haar het vertrouwen was gegeven dat zij alleen geld van die [slachtoffer] zou besteden aan boodschappen en het betalen van zijn rekeningen. Zij heeft ten volle misbruik gemaakt van haar positie als de vertrouwenspersoon/verzorger van [slachtoffer] . [slachtoffer] was vanwege zijn geestelijke en lichamelijke toestand kwetsbaar en zelf niet in staat zijn belangen te behartigen. Van deze situatie heeft de verdachte op zeer grove wijze misbruik gemaakt en het in haar gestelde vertrouwen ernstig beschaamd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van de verdachte van 7 augustus 2023. Ter terechtzitting heeft de raadsman verklaard dat de verdachte kampt met een angststoornis en depressieve klachten, dat zij niet meer gokt, dat zij de zorg draagt voor haar autistische zoon die bij haar inwoont, dat zij een baan heeft en afgezien van een kleine schuld bij de zorgverzekeraar schuldenvrij is.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 240 uren passend en geboden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit tevens rekening gehouden met het tijdsverloop.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 135.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 125.000,- aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen tot het ten laste gelegde bedrag van € 96.201,89,- te vermeerderen van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren wegens de aard en complexiteit van de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] is op 12 juni 2023 overleden, derhalve merkt de rechtbank de erfgenamen van [slachtoffer] aan als benadeelde partij. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal – overeenkomstig de bewezenverklaring – een bedrag van € 96.193,89 toewijzen in verband met de geleden materiële schade. Het overige in verband met materiële schade gevorderde bedrag zal de rechtbank afwijzen. Hetzelfde geldt voor het in verband met immateriële schade gevorderde bedrag.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 18 november 2019, de laatste dag waarop de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten werden gepleegd.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Een doel van de schadevergoedingsmaatregel is om het slachtoffer, financieel gezien, in de situatie te plaatsen alsof het misdrijf niet had plaatsgevonden. De toewijzing van een vordering an sich voorziet in een titel voor het verhalen van de schade en de schadevergoedingsmaatregel voorziet erin dat de staat het toegewezen bedrag voorschiet als de veroordeelde langer (dan wenselijk is voor het herstel van het slachtoffer) de tijd nodig heeft voor terugbetaling van die schade. Door het overlijden van [slachtoffer] is het in onderhavige zaak niet meer mogelijk om hem in een dergelijke positie te brengen. Hetgeen naar het oordeel van de rechtbank meebrengt dat oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in dit geval niet het beoogde doel dient. De rechtbank zal om die reden de schadevergoedingsmaatregel niet aan de verdachte opleggen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 56, 57, 138ab, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.3 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd;
voortgezette handeling ten aanzien van
feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd
en
feit 3:
computervredebreuk, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDENTWINTIG) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 96.193,89 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 november 2019 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de erfgenamen van [slachtoffer] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Sno, voorzitter,
mr. E.A.G.M. van Rens, rechter,
mr. T. Ketelaars, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Wouters, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 september 2023.