ECLI:NL:RBDHA:2023:14362

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
09-243154-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met letsel als gevolg, taakstraf opgelegd aan verdachte

Op 20 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak vond plaats op 24 september 2022 te Leiden, waar de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De rechtbank heeft het onderzoek gehouden op twee zittingen, waarbij de officier van justitie, mr. M.A. de Vries, de bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging heeft geëist, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer meermalen hebben geslagen en geschopt, wat heeft geleid tot ernstig lichamelijk letsel, waaronder een gebroken neus en hersenschudding. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte voldoende bijgedragen heeft aan het geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan het slachtoffer, die deels is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 6.419,35 had gevorderd, gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.543,45, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/243154-22
Datum uitspraak: 20 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 23 december 2022 (politierechter) en
6 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. G. Palanciyan naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 september 2022 te Leiden openlijk, te weten op of aan het Utrechtse Jaagpad, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door hem
- één of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan, en/of
- één of meermalen tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of één of meerdere losse tanden en/of kiezen, voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging en tot partiële vrijspraak van de strafverzwarende omstandigheid die ziet op het letsel van aangever [slachtoffer] . De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte het feit tezamen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gepleegd.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van het dossier niet objectief vastgesteld kan worden dat de verdachte enige bijdrage aan de geweldpleging heeft geleverd. Het dossier is summier, de beelden deugen niet en er zijn geen objectieve getuigen. Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat er wel voldoende wettig bewijs is, is dit niet overtuigend. De getuige [getuige 1] heeft immers het één en ander waargenomen op een afstand van twintig meter, het was donker en hij heeft het over vijf personen die op aangever zouden intrappen en in een andere verklaring heeft hij het over zeven personen.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina’s 1 t/m 120; per abuis zijn de pagina’s 116 t/m 120 genummerd: 216 t/m 220).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 september 2023, voor zover inhoudende:
Op 24 september 2022 te Leiden is er wat duw en getrek geweest met aangever. Ik was samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 24 september 2022, voor zover inhoudende (p. 10-12):
Ik doe hierbij aangifte van openlijke geweldpleging. Op 24 september 2022 fietste ik op het Utrechtse Jaagpad te Leiden. Ik zag een personenauto op de weg staan. Naast de auto stonden een man en een vrouw. Om verder te komen moest ik de auto passeren. Ik kreeg van de man met de baard een klap met zijn vuist in mijn gezicht. Ik zag dat de man in de auto uitstapte en zag dat hij mij ook met zijn vuisten begon te slaan. Ineens stond er een derde man bij. Ook hij begon mij te slaan. Ik zag dat alle drie de mannen mij ook probeerden te schoppen met hun voeten. Ik voelde meerdere vuistslagen en schoppen tegen mijn lichaam en hoofd.
Ik voelde onder andere harde klappen tegen mijn schouders, bovenarmen en polsen. Ook bleef ik klappen tegen mijn hoofd krijgen van de mannen. Feit blijft dat alle drie de mannen op mij hebben ingeslagen en geschopt. Toen ineens hield het op en gingen de mannen weg. Vlak daarna kwam de politie. Ik zag dat de politie even verderop met drie mannen stond te praten. Ik zei meteen tegen de agent die bij mij stond dat de mannen die bij de politie stonden de mannen waren die mij even daarvoor mishandeld hadden. Ik herkende de mannen voor 100 procent. Mijn bril was af en kapot maar de mannen hadden zo dicht bij mij gestaan dat ik ze goed heb kunnen zien.
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op
24 september 2022, voor zover inhoudende (p. 16-17):
Ik zag dat een aantal personen rondom een jongen stond. Ik zag en hoorde dat ze tegen hem aan het schelden waren en zag dat een aantal van hen hem duwde. Vervolgens zag ik dat de jongen uit de groep wegrende in de richting van de Catherinastraat. Ik zag dat de jongen naar de grond ging. Op het moment dat de jongen op de grond lag zag ik dat jongens op hem in begon te trappen. Vervolgens zag ik dat de jongen opstond en de hoek om rende de Catherinastraat in. Hierop zag ik dat de andere jongens achter hem aan renden. Enkele minuten later zag ik de jongens die hadden getrapt de straat weer in komen lopen. Hierop zag ik dat de jongens in het voertuig gingen. Vervolgens zag ik dat het voertuig wegreed. Vervolgens zag ik dat de jongen die ik herkende als het slachtoffer uit de Catherinastraat onze richting op kwam. Ik zag dat hij volledig onder het bloed zat. Ik zag dat de jongens die zojuist in het voertuig waren gestapt weer in de straat liepen. Hierop heb ik in het bijzijn van de politiemedewerkers in de straat de jongens aangewezen.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op
24 september 2022, voor zover inhoudende (p. 18-19):
Wij - [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en ik - kwamen terug van uitgaan. Ik reed met mijn auto. We gingen naar een vriendin, [getuige 3] , zij is woonachtig op het Utrechtse Jaagpad. Ik stond midden op de weg stil zodat [getuige 3] kon uitstappen. Vervolgens kwam er een jongen op de fiets aanfietsen. [verdachte] stapte uit. Ik zag dat [verdachte] en de jongen een beetje verder de straat in liepen. Ik zag dat er werd geslagen. Ik zag dat er werd geduwd. Het was op elkaar inslaan. Vervolgens komen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] erbij. Toen gingen hun ook erin. Vervolgens zijn we teruggelopen en toen stond de politie daar al.
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , opgemaakt op
24 september 2022, voor zover inhoudende (p. 20-21):
Ik weet dat we aan kwamen rijden op het Utrechtse Jaagpad. Ik zat achterin de auto met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [de rechtbank begrijpt telkens: [medeverdachte 1] ]. Vervolgens zag ik dat [verdachte] uitstapte. Vervolgens stapten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uit de auto. Als het goed is zijn ze verder de straat op gerend. [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en die jongen. Omdat [verdachte] en de jongen tegen elkaar aan het slaan waren. Vervolgens zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] erachteraan gerend. Ik heb gezien dat er geslagen werd. Ik zag dat iedereen op elkaar aan het slaan waren.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 september 2022, voor zover inhoudende (p. 22-24):
Op 24 september 2022 kregen wij, verbalisanten, de opdracht om te gaan naar het Utrechtse Jaagpad te Leiden. Aldaar hoorde ik de melder zeggen dat de personen die op de brug liepen ermee te maken hadden. Ik kreeg van drie personen een identiteitsbewijs. Dit betroffen de volgende personen: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . Het slachtoffer gaf mij op te zijn [slachtoffer] . Ik zag bij [slachtoffer] bloed uit zijn rechteroor lopen en ik zag dat hij een dikke neus had. Ik zag opgedroogd bloed rondom de mond van [slachtoffer] . Ik hoorde [slachtoffer] zeggen: "De drie jongens hebben mij geslagen."
7. Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 3 maart 2022, voor zover inhoudende (p.114-115):
De heer [slachtoffer] werd behandeld op de Spoedeisende hulpafdeling van het Alrijne. Er was sprake van de volgende letsels:
- Hersenschudding
- Gebroken neusbeen
- Weke delen letsel aan gehoorgang en nabij kaakgewricht rechts
- Gebroken onderkaak rechts.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van de aangever op essentiële punten wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar en ziet geen aanleiding aan de juistheid daarvan te twijfelen. Daarnaast vinden de verklaringen steun in het letsel dat de aangever heeft opgelopen. Uit de verklaringen volgt dat er een gewelddadige confrontatie heeft plaatsgevonden tussen de aangever enerzijds en de groep van de verdachte en de medeverdachten anderzijds. Daarbij is de aangever meermalen tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en geschopt. Gelet op de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen kan dit geweld niet zijn gepleegd door anderen dan de verdachte en de medeverdachten. Dat de bijdrage van de verdachte in dat geweld voldoende significant is geweest, kan worden afgeleid uit het feit dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat alle verdachten geweldshandelingen hebben gepleegd en uit niets blijkt dat één van hen zich van het geweld heeft gedistantieerd.
Partiële vrijspraak
Niet ter discussie staat dat het jegens de aangever toegepaste geweld lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. Deze omstandigheid is strafverzwarend aan de verdachte ten laste gelegd, op grond van artikel 141, tweede lid onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Deze strafverzwaring heeft echter uitsluitend betrekking op de dader van wie is komen vast te staan dat het door hemzelf gepleegde geweld het lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid welk letsel door de verdachte is toegebracht, zodat hij van deze strafverzwarende omstandigheid zal worden vrijgesproken.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 24 september 2022 te Leiden openlijk, op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door hem
- meermalen tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan en
- meermalen tegen het hoofd en het lichaam te schoppen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren.
Met betrekking tot de namens aangever ter terechtzitting verzochte oplegging van een contactverbod, heeft de officier van justitie gesteld dat zij daartoe geen aanleiding ziet, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte in de toekomst contact zal opnemen met aangever.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte kunstenaar is en dat hij geen relevant strafblad heeft. Een strafblad zal consequenties hebben voor zijn toekomst. Binnenkort gaat de verdachte aan de slag als buurtcoach.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich met zijn twee mededaders schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens het slachtoffer door hem meermalen te slaan en te schoppen tegen zijn hoofd en lichaam. Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte en zijn mededaders fors letsel opgelopen. Wat de aanleiding van dit geweld is geweest, is niet komen vast te staan. Maar ook indien sprake zou zijn geweest van enige provocatie vanuit de zijde van het slachtoffer richting de verdachte en zijn mededaders, hadden zij daar anders op moeten reageren. De verdachte en zijn mededaders hebben op agressieve wijze gehandeld, door op het slachtoffer in te blijven slaan schoppen nadat zij achter het slachtoffer waren aangerend. Zij hebben met hun handelen dan ook in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 augustus 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Na het bewezenverklaarde feit is hij veroordeeld voor ‘opzettelijk een openbare landweg versperren, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer is te duchten’ en hij heeft een strafbeschikking gekregen voor een verkeersovertreding, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Conclusie rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld bij ‘openlijke geweldpleging, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend’, een taakstraf van 150 uren. In dit geval acht de rechtbank strafverlagend – en ziet overigens ook hierin aanleiding om ten voordele van de verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie – dat sprake lijkt te zijn geweest van een moment van agressie van een nog jeugdige verdachte die geen noemenswaardig justitieel verleden heeft en die zijn leven verder op de rit lijkt te hebben.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Met de officier van justitie en de raadsvrouw ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod met aangever.

7.De vordering van de benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich door tussenkomst van zijn advocaat mr. P.J.W. de Water als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 6.419,35, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.419,35 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke en volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten ‘schoenen
€ 69,95’, ‘trui € 25,95’ en ‘bril € 280,-’, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Wat betreft de schoenen is niet aannemelijk geworden dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde is ontstaan. De bloedspetters op de trui betreffen geen onherstelbare schade en de schade van de bril is al vergoed door het noodfonds van Vluchtelingenwerk Nederland.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘eigen bijdrage € 385,-’, ‘jas
€ 79,95’, ‘reparatie telefoon € 450,-’ en ‘fysiokosten € 128,50’ zijn namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij in zoverre rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 2.543,45, bestaande uit € 1.043,45 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade. De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van
24 september 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.543,45, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (ZESTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 (twee) uren per dag;
vordering van de benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] deels en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 2.543,45, bestaande uit € 1.043,45 aan materiële schade en
€ 1.500,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.543,45, bestaande uit € 1.043,45 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen; het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2023.