ECLI:NL:RBDHA:2023:14361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
09/084227-23 en 09/196394-23 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van sieraden uit woningen van ouderen door middel van babbeltruc en andere misleidende praktijken

Op 20 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen uit woningen van ouderen. De verdachte, geboren in 1982 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal met braak en het aannemen van een valse hoedanigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een periode van drie weken verschillende woningen heeft binnengedrongen, vaak door zich voor te doen als een medewerker van een nutsbedrijf of de politie. De verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van de kwetsbaarheid van zijn slachtoffers, die vaak hoogbejaard waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan een behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een van de benadeelden, die slachtoffer was van de diefstal. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten erkend, maar heeft geprobeerd om vrijspraak te bepleiten voor enkele van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren voor de meeste feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/084227-23 en 09/196394-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 20 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1982 [geboorteplaats] ,
[adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 juli 2023 (in de zaak met parketnummer 09/084227-23, pro forma) en 6 september 2023 (inhoudelijke behandeling in beide parketnummers).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.F.D.P. de Milliano naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van
6 september 2023 in de zaak met parketnummer 09/084227-23 - ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/084227-23 (hierna: dagvaarding I)1.
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een contant geldbedrag van in totaal ongeveer 500 euro,
twee sieradendoosjes en/of een hoeveelheid sieraden, waarondereen parelketting, een zilveren armband met bedel, zilveren ketting met hanger, trouwring, kleine gouden olifant en/of een gouden ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

2.hij op of omstreeks 9 maart 2023 te Leiden, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond een horloge, twee bankpassen, een contant geldbedrag van in totaal ongeveer 75 euro, meerdere gouden en/of goudkleurige voorwerpen, autosleutels, een mobiele telefoon en/of een huissleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels door bij die woning aan te bellen en te zeggen dat hij van de politie was en/of vervolgens te zeggen dat hij de opdracht had om in de woning van [benadeelde 2] te kijken naar sporen;

3.
hij op of omstreeks 9 maart 2023 te Leiden ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten (de inboedel van) de woning van [benadeelde 2] en/of (de inboedel van) de omliggende appartementen in het (flat)gebouw aan [adres] te Leiden, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten [benadeelde 2] en/of de bewoners van de omliggende appartementen aan [adres] te Leiden te duchten was:
- de gaskraan open heeft gedraaid,
- de gaspit op het gasfornuis open heeft gedraaid,
- de mobiele telefoon van [benadeelde 2] mee heeft genomen,
- de huissleutel van [benadeelde 2] mee heeft genomen en vervolgens de voordeur op slot heeft gedraaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

4.hij op of omstreeks 9 maart 2023 te Rijnsburg, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel- de pinpas van [benadeelde 2] heeft meegenomen en/of- die pinpas in een Geldmaat heeft gestopt en/of (vervolgens)- meermalen een (pin)code heeft ingetoetst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

5.hij op of omstreeks 10 maart 2023 te Leiden, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een vispas, een portemonnee, een identiteitskaart, een (huis)sleutel en/of een contant geldbedrag van in totaal ongeveer 60 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels door te zeggen dat een probleem was ontstaan met de waterleiding en hij, verdachte, was gestuurd om dit te controleren en/of vervolgens die [benadeelde 3] en/of haar partner te instrueren kranen open te zetten;

Parketnummer 09-196394-23 (hierna: dagvaarding II)

1.
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Leiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een hoeveelheid sieraden, waaronder vier gouden ringen, twee gouden armbanden, een gouden ketting, een zilveren ketting en/of twee gouden horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen sieraden onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels door zich voor te doen als medewerkers van [naam] en te zeggen dat zij een dopje overhadden;
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2023 te Leiden, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een hoeveelheid sieraden, waaronder negen gouden ringen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen sieraden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 20 februari 2023 te Leiderdorp, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een hoeveelheid sieraden, waaronder een gouden armband, twee paar oorbellen en/of twee ringen, en/of een zilveren doosje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 21 februari 2023 tot en met 6 maart 2023 te Leiden, opzettelijk uit winstbejag een groot aantal sieraden, waaronder een gladde gouden armband, een bewerkte gouden armband, een gouden ketting met hanger in de vorm van een roosje, 21 gouden ringen en/of een gouden schakelarmband, althans een door misdrijf verkregen goed voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 3 en het bij dagvaarding II onder 4 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het bij dagvaarding I onder 1 en 3 en het bij dagvaarding II onder 4 ten laste gelegde. Met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 2, 4 en 5 en het bij dagvaarding II onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft hij zich op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen verklaard kunnen worden, met uitzondering van het zilveren doosje dat is ten laste gelegd onder 3 bij dagvaarding II. Op specifieke (bewijs)verweren zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
3.3.
Vrijspraak
Dagvaarding I: feit 3 ( [adres] in Leiden)
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding I onder 3 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
3.4.
Bewijsmiddelen
3.4.1.
Opgave van bewijsmiddelen
Dagvaarding I: feit 2, 4 en 5 en dagvaarding II: feit 1 en 2
De rechtbank zal voor de bij dagvaarding I onder 2, 4 en 5 en de bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] (onderzoek [nummer] / [naam] ), van de politie eenheid Den Haag, district Leiden en Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 604).
Dagvaarding I: feiten 2 ( [adres] in Leiden) en 4 (Rijnsburg)
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
6 september 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , opgemaakt op 9 maart 2023 (p. 142-144);
3. Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres] en herkenning [verdachte] , opgemaakt op 6 april 2023 (p. 173-180);
Dagvaarding I: feit 5 ( [adres] in Leiden)
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
6 september 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , opgemaakt op 10 maart 2023 (p. 221-223);
Dagvaarding II: feit 1 ( [adres] in Leiden)
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
6 september 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , opgemaakt op 5 maart 2023 (p. 240-243);
3. Het proces-verbaal van bevindingen (inleveren sieraden [naam] ), opgemaakt op 16 juni 2023 (p. 261-264);
4. Het proces-verbaal van bevindingen (tonen foto sieraden), opgemaakt op 28 juni 2023 (p. 266-267);
Dagvaarding II: feit 2 ( [adres] in Leiden)
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
6 september 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , opgemaakt op 8 maart 2023 (p. 273-276);
3. Het proces-verbaal van bevindingen (inleveren sieraden d.d. 21-02-2023 [naam] ), opgemaakt op 12 juli 2023 (p. 300-302);
4. Het proces-verbaal van bevindingen (tonen foto sieraden [naam] Leiden), opgemaakt op 13 juli 2023 (p. 303-305).
3.4.2.
Gebruikte bewijsmiddelen
Dagvaarding I: feit 1 en dagvaarding II: feit 3
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] (onderzoek [nummer] / [naam] ), van de politie eenheid Den Haag, district Leiden en Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 604).
Dagvaarding I, feit 1 ( [adres] in Voorschoten)
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 september 2023, voor zover inhoudende:
Op 6 maart 2023 heb ik sieraden ingeleverd bij het [adres] te Katwijk. Ik heb mij toen gelegitimeerd met mijn identiteitskaart.
Op 3 maart 2023 heb ik samen met [naam] sieraden gestolen in een woning, [adres] te Leiden. Die sieraden heb ik ingeleverd bij juwelier [naam] te Leiden. Ook toen heb ik mij gelegitimeerd met mijn identiteitskaart. Dat feit staat op de tenlastelegging (rechtbank: dagvaarding II, feit 1).
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , opgemaakt op 7 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 193-195):
Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning aan [adres] te Voorschoten.
Ik heb niemand toestemming gegeven om eigendommen weg te nemen. Op 5 maart 2023 rond 22:30 uur sloot ik de woning slotvast en schadevrij af. Op 6 maart 2023 werd ik rond 04:45 uur wakker. Ik zag twee mannen. Toen ik zag dat de mannen wegliepen liep ik achter ze aan en zag ik ze staan in de woonkamer. Ik hoorde de eerste man zeggen: "Wij doen het voorwerk en de politie maakt het af." Ook hoorde ik de eerste man toen wel een keer of vier of vijf zeggen: "Heeft u geen kostbaarheden hier?". Ik zei toen: "Nee die heb ik hier niet." Ik zag dat beide mannen via de voordeur naar buiten liepen. De voordeur was beschadigd. Ik zag dat het bureau openstond. Ik zag dat de buffetkast open stond. Ik zag dat het kleingeld dat hier lag weg was. In het bureau lag papier geld, ik zag dat dit ook weg was. Dit was bij elkaar ongeveer 400 euro tot 500 euro. Ik zag dat twee sieradendoosjes weg waren. Hier zat een parelketting en een zilveren armband met een bedel in. In het tweede kistje zat een zilveren ketting met een hanger, een trouwring, een kleine gouden olifant en een gouden ketting.
3. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] ), opgemaakt op 7 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 198-200):
Op 6 maart 2023 kwamen wij voor forensisch onderzoek op [adres] te Voorschoten. Tijdens het onderzoek zagen wij dat het hout van de deurpost van de voordeur ter hoogte van het slot versplinterd was, dat een metalen strip verbogen was, dat de sluitkom op de vloer van de hal lag en dat aan de sluitkom houten splinters zaten.
4. Het proces-verbaal van bevindingen (goederen [naam] ), opgemaakt op 23 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 207-208):
Ik [verbalisant] zag in het [naam] , het digitale opkoop register van bv juweliers of goudwisselkantoren, dat er op 6 maart 2023 door [verdachte] 2 sieraden waren ingeleverd bij een goudwisselkantoor op de [adres] te Katwijk. Ik zag dat [verdachte] zich gelegitimeerd had met een identiteitskaart. Hij had het [adres] te Rijnsburg opgegeven. Dit klopt met de GBA gegevens van [verdachte] . Ik opende de foto van de sieraden en ik zag dat een gouden ring en een gouden bedel in de vorm van een olifantje verkocht was door [verdachte] . Ik zag dat er genoteerd was dat er een inscriptie in de ring stond [datum] .
5. Het proces-verbaal van bevindingen (trouwring – [benadeelde 1] ), opgemaakt op
24 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 210):
Op 24 maart 2023 heb ik telefonisch contact gehad met [benadeelde 1] , woonachtig [adres] te Voorschoten. lk vroeg aan [benadeelde 1] of de [datum] iets voor haar betekende. Zij verklaarde mij dat dit de trouwdag betreft van haar ouders. Ik vertelde haar dat er een ring met gravering was ingeleverd bij het goudwisselkantoor. Deze ring had de gravering [datum] . [benadeelde 1] verklaarde mij dat [datum] de trouwdag is en dat het heel goed zou kunnen dat [datum] het jaar van trouwen betreft van haar ouders.
Dagvaarding II, feit 3 ( [adres] in Leiderdorp)
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 september 2023, voor zover inhoudende:
Op 20 februari 2023 te Leiderdorp heb ik in een woning, [adres] , een gouden armband weggenomen uit de slaapkamer van aangeefster. Deze lag op het nachtkastje. U houdt mij voor dat uit onderzoek is gebleken dat ik op 21 februari 2023 een aantal sieraden heb ingeleverd bij juwelier [naam] te Leiden en dat aangeefster op de foto van die sieraden, haar armband en één van haar ringen heeft herkend als haar eigendom. Het zou heel goed kunnen dat ik op 20 februari 2023 ook een ring heb weggenomen van aangeefster. Ik kan mij niet meer herinneren of ik toen ook een zilveren doosje heb weggenomen.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] , opgemaakt op 22 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 312-315):
Ik doe aangifte van diefstal van sieraden uit mijn woning. Ik woon op het [adres] te Leiderdorp. Op 20 februari 2023 kwamen twee medewerkers van de firma [naam] in mijn woning om een wasmachine te plaatsen. Op 22 februari 2023 ontdekte ik dat ik een gouden armband miste. De armband lag altijd op het nachtkastje naast mijn bed in mijn in mijn slaapkamer. Op 18 maart 2023 ontdekte ik dat er ook een zilverendoosje, welke ook altijd op mijn nachtkastje stond, was verdwenen. Ik had dat niet eerder opgemerkt. In het doosje zaten 2 paar oorbellen en twee kleine ringetjes. Ik heb aan niemand het recht of de toestemming gegeven tot het wegnemen van mijn sieraden.
3. Het proces-verbaal van bevindingen (inleveren sieraden d.d. 21-02-2023 [naam] ), opgemaakt op 12 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 300-303):
[naam] , de eigenaar van [naam] , verklaarde dat op 21 februari 2023 door [verdachte] een aantal sieraden werd ingeleverd. [naam] stelde mij ter beschikking: een afbeelding met de ingeleverde sieraden met daarbij de gegevens van [verdachte] .
4. Het proces-verbaal van bevindingen (tonen foto sieraden aan [benadeelde 6] ), opgemaakt op 11 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 334-335):
Ik [verbalisant] heb aan [benadeelde 6] een foto laten zien van enkele sieraden welke door de verdachte bij een juwelier zijn ingeleverd. Aangeefster [benadeelde 6] verklaarde mij het volgende: Ik herken de schakelarmband als mijn eigendom. Ik herken ook een van de ringen als mijn eigendom.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I, feit 1 ( [adres] in Voorschoten)
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
De verdachte heeft dit feit ontkend en ter terechtzitting verklaard dat hij de sieraden, die hij bij het [naam] had ingeleverd op 6 maart 2023, van [naam] had gekregen. Deze [naam] had hem verteld dat de sieraden van familie, dan wel uit een erfenis afkomstig waren. De verdachte heeft verder verklaard dat hij zich bij het [naam] niet met zijn identiteitskaart zou hebben gelegitimeerd, als hij zou hebben geweten dat de sieraden van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de bij dagvaarding I onder feit 2 en 5 en dagvaarding II onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde diefstallen, kunnen dienen als schakelbewijs voor de diefstal (met braak) in de woning aan [adres] in Voorschoten. De inhoud van deze bewijsmiddelen vertoont immers op essentiële punten belangrijke overeenkomsten met de inhoud van de bewijsmiddelen van de onderhavige diefstal. In deze overeenkomsten ziet de rechtbank een herkenbaar en specifiek patroon in de handelingen van de verdachte. Het voorgaande blijkt onder meer uit het feit dat steeds sprake is van diefstal van sieraden uit woningen waarbij (hoog)bejaarde bewoners onder valse voorwendselen om de tuin worden geleid en daardoor misbruik wordt gemaakt van hun vertrouwen. Daarnaast is vastgesteld dat de verdachte naderhand meerdere keren een deel van de gestolen goederen verkocht aan een handelaar in sieraden, waarbij hij zich legitimeerde met zijn eigen identiteitsbewijs. Daar komt bij dat de onderhavige diefstal is gepleegd in hetzelfde gebied én in dezelfde periode als de overige diefstallen. De verklaring van de verdachte dat hij onderhavige diefstal niet zou hebben gepleegd, wordt door de rechtbank dan ook als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
Dagvaarding II, feit 3 ( [adres] in Leiderdorp)
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat het bij dagvaarding II onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
De verdachte heeft dit feit bekend, maar heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren of hij ook een zilveren doosje heeft weggenomen. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van diefstal van het zilveren doosje en daartoe aangevoerd dat het causale verband ontbreekt, nu aangeefster pas weken later erachter kwam dat zij het doosje miste, terwijl in dat tijdsbestek meerdere personen in de woning van aangeefster zijn geweest.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een armband en een ring van aangeefster heeft gestolen. De ring zat in een zilveren doosje. De rechtbank acht het hoogst onaannemelijk dat iemand anders dan de verdachte het zilveren doosje, nadat hij sieraden daaruit had weggenomen, uit de woning van het slachtoffer heeft meegenomen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I1.
hij op 6 maart 2023 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een ander, in een woning, te weten [adres] , een contant geldbedrag van in totaal ongeveer 500 euro, twee sieradendoosjes en een hoeveelheid sieraden,
te weteneen parelketting, een zilveren armband met bedel, zilveren ketting met hanger, trouwring, kleine gouden olifant en een gouden ketting, die aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 9 maart 2023 te Leiden, in een woning, te weten [adres] , een horloge, twee bankpassen, een contant geldbedrag van in totaal ongeveer 75 euro, meerdere gouden en goudkleurige voorwerpen, autosleutels, een mobiele telefoon en een huissleutel, die aan [benadeelde 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels
,door bij die woning aan te bellen en te zeggen dat hij van de politie was en te zeggen dat hij de opdracht had om in de woning van [benadeelde 2] te kijken naar sporen;

4.hij op 9 maart 2023 te Rijnsburgter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, dat aan [benadeelde 2] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te wetende pinpas van [benadeelde 2] en die pinpas in een Geldmaat heeft gestopt en vervolgens meermalen een (pin)code heeft ingetoetst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;5.hij op 10 maart 2023 te Leiden, in een woning, te weten [adres] , een vispas,een portemonnee, een identiteitskaart, een huissleutel en een contant geldbedrag van in totaal ongeveer 60 euro, die aan [benadeelde 3] of aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels door te zeggen dat een probleem was ontstaan met de waterleiding en hij, verdachte, was gestuurd om dit te controleren en vervolgens die [benadeelde 3] en/of haar partner te instrueren kranen open te zetten;

Dagvaarding II

1.
hij op 3 maart 2023 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander in een woning, te weten [adres] , een hoeveelheid sieraden, waaronder vier gouden ringen, twee gouden armbanden, een gouden ketting, een zilveren ketting en twee gouden horloges, die aan [benadeelde 4] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door het aannemen van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels door zich voor te doen als medewerkers [naam] en te zeggen dat zij een dopje overhadden;
2.
hij op 20 februari 2023 te Leiden, in een woning, te weten [adres] , een hoeveelheid sieraden,
te wetennegen gouden ringen, die aan [benadeelde 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, die weg te nemen sieraden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
hij op 20 februari 2023 te Leiderdorp, in een woning, [adres] , een hoeveelheid sieraden,
te weteneen gouden armband, twee paar oorbellen en twee ringen en een zilveren doosje, die aan [benadeelde 6] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Dagvaarding II: feit 4 (heling)
De verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging met betrekking tot het bij dagvaarding II onder 4 ten laste gelegde, wegens de voor heling bestaande kwalificatie-uitsluitingsgrond ten aanzien van een eigen misdrijf, nu bewezen is verklaard dat de verdachte de steler is van de sieraden die hij onder zich had.
De bewezenverklaarde feiten
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, deelname aan een ambulante behandeling, inspannen voor en behouden van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en vergoeding van door [benadeelde 2] ) geleden schade, groot € 2.500,-, bestaande uit € 1.680,- aan materiële schade en € 900,- aan immateriële schade.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de verdachte beseft wat hij zijn slachtoffers heeft aangedaan en hij tot inkeer is gekomen. Wel kan de raadsman zich vinden in een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met een proeftijd van drie jaren, alsmede in de gevorderde bijzondere voorwaarden. De verdachte is bereid mee te werken aan deze voorwaarden. Hij lijkt langdurig hulp nodig te hebben om terugval in drugsgebruik en crimineel gedrag te voorkomen. Wat betreft de schadevergoeding als bijzondere voorwaarde heeft de raadsman verzocht een lager bedrag dan € 2.500,- op te leggen, nu de gestelde schade van € 1.000,- voor de gouden pen niet is gespecificeerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van drie weken meermalen schuldig gemaakt aan diefstal uit de woning van (hoog)bejaarde slachtoffers. Twee van de feiten heeft de verdachte met een ander gepleegd. De verdachte heeft zich in de meeste gevallen met een smoes de toegang tot de woningen van de slachtoffers weten te verschaffen en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij in die hoedanigheid van hen wist te winnen. De slachtoffers zijn onder meer bestolen van sieraden die een grote emotionele waarde voor hen hadden. Door toedoen van de verdachte zijn de slachtoffers deze sieraden voorgoed kwijt; de tegen geld ingeleverde sieraden die konden worden getraceerd waren vanwege het tijdsverloop inmiddels omgesmolten. Tot slot heeft de verdachte geprobeerd met een gestolen pinpas geld te pinnen.
De verdachte heeft bij het plegen van deze feiten kennelijk doelbewust ouderen als slachtoffer uitgekozen. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan nu ouderen doorgaans kwetsbare personen zijn die vaak van de zorg van anderen afhankelijk zijn en daarom genoodzaakt zijn om op anderen te vertrouwen. De verdachte heeft louter uit eigen financieel gewin gehandeld en zich niet bekommerd om de uitwerking van zijn handelen. Ook weegt de rechtbank mee dat de diefstal bij de slachtoffers in de woning heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid in en rond hun huis ernstig aangetast. De eigen woning is bij uitstek een plaats waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte op 13 september 2017 is veroordeeld voor vermogensdelicten (twee woninginbraken en één poging tot woninginbraak) tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Deze veroordeling is van meer dan vijf jaar geleden, maar wordt door de rechtbank in het nadeel van de verdachte meegewogen. Ook is de verdachte op 5 juli 2019 veroordeeld voor verduistering in dienstbetrekking. De verdachte wordt daarom als recidivist op het gebied van vermogensdelicten aangemerkt. Deze veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van
29 juni 2023, waaruit volgt dat bij de verdachte sprake is van problematiek op het gebied van financiën, dagbesteding en middelengebruik. Ook volgt uit het advies dat het recidiverisico hoog is. Er is een delictpatroon van vermogensdelicten. Nadat de verdachte uit beeld is geraakt bij de hulpverlening, is hij vlak daarna teruggevallen in cannabisgebruik, met als gevolg de verdenking van onderhavige feiten. Hulpverlening lijkt echter een positieve invloed te hebben op de verdachte en het recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling waarbij de eerdere behandeling voor zijn verslaving wordt herstart, verplichte dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. Abstinentie van middelen is een belangrijke factor voor de stabiliteit van overige leefgebieden en het voorkomen van delictgedrag. Ten tijde van het huidige hem ten laste gelegde had de verdachte geen werk en inkomen, wat tot het delictgedrag heeft geleid. Tot slot heeft de reclassering geadviseerd de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Conclusie rechtbank
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is een gevangenisstraf van drie maanden als uitgangspunt vermeld in het geval van insluiping in een woning en recidive. Bij inbraak in een woning en recidive, is het uitgangspunt een gevangenisstraf van vijf maanden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf insluipingen, een inbraak en een poging tot diefstal. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat de slachtoffers in de woningen aanwezig waren, dat het gaat om kwetsbare slachtoffers en dat in twee gevallen sprake was van medeplegen.
Alles afwegende komt de rechtbank, mede gelet op de oriëntatiepunten en wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van dertig maanden passend en geboden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De deels voorwaardelijke gevangenisstraf en de bijzondere voorwaarden zijn naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor zijn problematiek om zo de kans op recidive terug te dringen.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank het vergoeden van de schade aan [benadeelde 2] niet als bijzondere voorwaarde aan de verdachte opleggen. Hierop zal de rechtbank nader ingaan onder punt 7 van dit vonnis.
De reclassering heeft geadviseerd de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank overweegt dat zij bij haar uitspraak de dadelijke uitvoerbaarheid kan bevelen, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte
wederomeen misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals bepaald in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht. Omdat de verdachte zich in onderhavige zaak niet heeft schuldig gemaakt aan een dergelijk misdrijf, is er niet voldaan aan de wettelijke vereisten hiervoor, zodat de rechtbank – anders dan geadviseerd door de reclassering – de bijzondere voorwaarden en de daarop uit te oefenen toezicht niet dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 6.680,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.680,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering, omdat het verzoek tot schadevergoeding niet is ondertekend door de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel het verzoek tot schadevergoeding niet door de benadeelde partij is ondertekend, blijkt uit het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 9 maart 2023 en uit het door hem ondertekend wensenformulier op 12 juni 2023 dat hij schadevergoeding wil. Gelet op de in de aangifte en in het wensenformulier opgenomen uitdrukkelijke wens van de aangever om vergoeding van zijn schade, zal de rechtbank daarom – ondanks het ontbreken van de handtekening – het verzoek tot schadevergoeding inhoudelijk beoordelen.
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ‘gouden balpen’, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de overige posten, is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag van € 680,-.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde feit. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending met zich dat de in dit verband nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Het gaat hier immers om een kwetsbaar slachtoffer dat in de nacht in de eigen woning werd bestolen door de verdachte die zich voordeed als politieagent. Daarbij stelt de benadeelde dat hij voor zijn leven heeft gevreesd omdat de verdachte tegen hem had gezegd dat de gaskraan was opengedraaid en dat de benadeelde daardoor bewusteloos zou raken. Hoewel de rechtbank onvoldoende bewijs ziet voor de ten laste gelegde poging om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, vindt zij het niet onaannemelijk dat de verdachte zich heeft uitgelaten in de bewoordingen zoals de benadeelde heeft omschreven en dat door deze gebeurtenis de benadeelde heeft gevreesd voor zijn leven. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting in het verzoek tot schadevergoeding is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 750,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 1.430,-. bestaande uit € 680,- aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente daarover toewijzen met ingang van 9 maart 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.430,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 maart 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 2] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2, 4 en 5 en de bij dagvaarding II onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door het aannemen van een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of door samenweefsel van verdichtsels;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 4:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 5:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door het aannemen van een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of door samenweefsel van verdichtsels;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door het aannemen van een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of door samenweefsel van verdichtsels;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 3:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 4:
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten:
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
12 (TWAALF) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 (drie) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Meldplicht
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de GGZ Reclassering Fivoor, op het adres Perzikweg 1-7, 2321 DG te Leiden, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
Ambulante behandeling
- zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling stelt van Ambulant Centrum Fivoor of de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. De veroordeelde werkt mee aan diagnostisch onderzoek;
Dagbesteding
- zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De veroordeelde toont aan de reclassering aan dat hij werkzaam is;

Meewerken aan schuldhulpverlening

- gedurende de proeftijd de Materieel Juridische Dienstverlening (MJD) Fivoor inzicht geeft in zijn financiën en schulden. De veroordeelde werkt mee aan de begeleiding op het gebied van financiën, ook als dit inhoudt meewerken aan budgetbeheer;
Meewerken aan middelencontrole
- gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
vordering van de benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 2] deels toe tot een bedrag van € 1.430,-, bestaande uit € 680,- aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 maart 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige (materiële en immateriële schade) niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.430,-, bestaande uit € 680,- aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 maart 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, ten behoeve van [benadeelde 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 24 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L.E. Bakels, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2023.