ECLI:NL:RBDHA:2023:14351

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
SGR 21/7054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake planschade als gevolg van het provinciaal inpassingsplan 'Windpark Spui'

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers over de afwijzing van hun verzoek om tegemoetkoming in planschade. Eisers, wonende aan de Spuidijk 1A te Nieuw-Beijerland, hebben op 19 mei 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming van € 35.000,- in planschade als gevolg van het provinciaal inpassingsplan 'Windpark Spui'. Dit verzoek werd afgewezen door het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dat zich baseerde op een advies van Thorbecke B.V. dat stelde dat de schade voorzienbaar was. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 22 juni 2023, waarbij eisers bijgestaan werden door hun gemachtigde mr. A.R. van Tilborg, en het college door mr. L.A. Jager en andere advocaten. De rechtbank concludeert dat de voorzienbaarheid van de schade niet aannemelijk is gemaakt, omdat het college niet heeft aangetoond dat de Nota Wervel op de juiste wijze is bekendgemaakt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,- en het griffierecht van € 181,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7054

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres], te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. A.R. van Tilborg),
en

het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

(gemachtigde: mr. L.A. Jager).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] B.V. te [vestigingsplaats]

(gemachtigde: mr. M.S. van der Hoek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers over de afwijzing van hun verzoek om tegemoetkoming in planschade.
1.1.
Bij besluit van 29 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het college het verzoek van eisers om toekenning van een tegemoetkoming in de planschade als gevolg van het provinciaal inpassingsplan “Windpark Spui” afgewezen. Bij besluit van 27 september 2021 op de bezwaren van eisers (het bestreden besluit) is het college bij deze afwijzing gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 22 juni 2023, gelijktijdig met de beroepen met zaaknummers SGR 21/1689 en SGR 21/3443. Hieraan hebben in deze zaak deelgenomen: [eiser], bijgestaan door mr. [naam 1], de gemachtigde van het college, bijgestaan door mr. [naam 2], mr. [naam 3], mr. [naam 4] en mr. [naam 5], en namens derde-partij [naam 6], bijgestaan door de gemachtigde van derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

2. Bij besluit van 14 september 2016 hebben provinciale staten het inpassingsplan “Windpark Spui” vastgesteld (hierna: het inpassingsplan). Het inpassingsplan ziet op de oprichting van een windpark van vijf windturbines met bijbehorende voorzieningen in de gemeente Korendijk, langs het Spui tussen de plaatsen Nieuw-Beijerland en Piershil. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft dit besluit vernietigd in de uitspraak [1] van 17 januari 2018, maar daarbij bepaald dat de rechtsgevolgen van dit besluit geheel in stand blijven.
3. Eisers wonen aan de Spuidijk 1A te Nieuw-Beijerland. Op 19 mei 2020 hebben zij een aanvraag ingediend om tegemoetkoming van € 35.000,- in planschade als gevolg van het inpassingsplan. Eisers hebben toegelicht dat hun uitzicht ernstig wordt aangetast, zij geluidshinder ervaren en de situeringswaarde van hun woning is aangetast.
4. Het college heeft Thorbecke B.V. (hierna: Thorbecke) opdracht gegeven om een advies uit te brengen met betrekking tot de aanvraag van eisers. Thorbecke komt in haar advies van 3 maart 2021 – samengevat weergegeven – tot de conclusie dat de aanvraag om tegemoetkoming in planschade moet worden afgewezen wegens voorzienbaarheid van de schade.
5. Het college heeft in het primaire besluit het Thorbecke-advies overgenomen en de aanvraag van eisers afgewezen.
6. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard in het bestreden besluit en zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat de op 22 oktober 2003 vastgestelde Nota Wervel 2003 (hierna: Nota Wervel) is aan te merken als concreet beleidsvoornemen en het aannemelijk is dat deze op de juiste wijze is bekendgemaakt. Uit de Nota Wervel blijkt dat er mogelijk windturbines zouden worden geplaatst op de locatie waar ze inmiddels zijn gerealiseerd. Eisers hadden daar bij de aankoop van hun woning op 6 oktober 2004 – als redelijk denkende en handelende kopers – rekening mee moeten houden.

Beoordeling door de rechtbank

Het juridisch kader
7. Volgens vaste rechtspraak [2] wordt de voorzienbaarheid van een planologische verandering beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing, bijvoorbeeld ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak, voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij wordt rekening gehouden met een concreet beleidsvoornemen dat openbaar is gemaakt. Niet is vereist dat dat beleidsvoornemen een formele status heeft.
7.1.
Indien de planschade voorzienbaar is, blijft deze voor rekening van de koper, omdat hij in dat geval wordt geacht de mogelijkheid van verwezenlijking van de negatieve ontwikkeling ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak te hebben aanvaard.
7.2.
Om op grond van een concreet beleidsvoornemen voorzienbaarheid te kunnen aannemen, moet een redelijk denkend en handelend koper uit de openbaarmaking daarvan kunnen begrijpen op welk gebied dat beleidsvoornemen betrekking heeft, wat de zakelijke inhoud ervan is, en dat hij van de inhoud ervan kan kennisnemen.
7.3.
Bij het bepalen van de voorzienbaarheid van de schade komt geen betekenis toe aan de grootte van de ten tijde van de beslissing tot investering bestaande kans dat de schade niet zou ontstaan.
7.4.
Voor het aannemen van voorzienbaarheid is niet vereist dat verwezenlijking van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel volledig en onherroepelijk vaststaat, dat deze maatregel in detail is uitgewerkt of dat de omvang van de nadelige gevolgen met nauwkeurigheid kan worden bepaald. Beslissend is of op het moment van investering de mogelijkheid van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel zodanig kenbaar was, dat hiermee bij de beslissing tot investering rekening kon worden gehouden.
Nota Wervel - concreet genoeg?
8. Eisers betogen dat de aanduiding van de locatie als “zoekgebied” in de Nota Wervel onvoldoende concreet is om voorzienbaarheid aan te nemen. Daarnaast is volgens eisers in de Nota Wervel bijna de gehele provincie als zoeklocatie aangemerkt en kan deze nota niet worden gebruikt om alle planschadeverzoeken integraal af te wijzen.
9. Het college stelt zich op het standpunt dat uit de Nota Wervel concreet en bepaalbaar kan worden afgeleid dat op de locatie mogelijk windturbines zouden worden geplaatst. Eisers hadden volgens het college met die mogelijkheid rekening moeten houden bij de aankoop van hun woning.
9.1.
In de Nota Wervel is zoekgebied Hoeksche Waard West aangemerkt als “studielocatie/zoekgebied”. In paragraaf 4.3 en de samenvatting van de Nota Wervel is over studielocaties en zoekgebieden vermeld dat de wenselijkheid daarvan nog afhangt van de uitkomsten van nader onderzoek. Overleg tussen gemeenten en provincie speelt daarbij een belangrijke rol. Het zoekgebied Hoeksche Waard West (nr. 50) is nader aangeduid op kaart 3 “Locatiekaart opstellingen windenergie Zuid-Holland”. Naar het oordeel van de rechtbank is dit zoekgebied voldoende concreet en valt de locatie waar het windpark uiteindelijk is gerealiseerd ook binnen dit zoekgebied. De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat in de Nota Wervel eigenlijk heel de provincie Zuid-Holland is aangemerkt als zoekgebied. Niet alleen zijn de zoekgebieden voldoende concreet aangegeven in kaart 3, ook blijkt uit kaart 2 “Zoekruimtekaart windenergie Zuid-Holland” dat grote delen van de provincie zijn aangeduid als “opstellingen ongewenst”. Dat – zoals eisers betogen – gelet op de aanduiding als “studielocatie” nog geen sprake was van een voldoende concreet beleidsvoornemen, volgt de rechtbank evenmin. Zoals is opgenomen in overweging 7.4 is voor het aannemen van voorzienbaarheid niet vereist dat verwezenlijking van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel volledig en onherroepelijk vaststaat, dat deze maatregel in detail is uitgewerkt of dat de omvang van de nadelige gevolgen met nauwkeurigheid kan worden vastgesteld. Door het aanmerken van de locatie als studielocatie/zoekgebied bestond al aanleiding om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Voor zover eisers hebben verwezen naar de uitspraak [3] van de Afdeling van 30 november 2016 overweegt de rechtbank dat dit geen vergelijkbaar geval is, aangezien het in die zaak ging om een structuurplan waarin enkel een citaat was opgenomen dat windenergie in combinatie met de andere duurzame bronnen zou kunnen worden toegepast zonder dat daarbij een concrete locatie was opgenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Nota Wervel - bekendmaking / openbaarheid
10. Eisers betogen dat de Nota Wervel niet op de juist wijze is bekendgemaakt.
11. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de publicatie van de Nota Wervel in de Staatscourant niet meer is terug te vinden, ook niet in het Nationaal Archief. Het college stelt zich op het standpunt dat deze bekendmaking geen vereiste is om voorzienbaarheid aan te nemen en er voldoende gegevens voorhanden zijn waaruit de openbaarheid van de Nota Wervel blijkt. In dat verband heeft het college erop gewezen dat op grond van de destijds geldende Wet op de Ruimtelijke Ordening een provinciale structuurvisie ter inzage moest worden gelegd. Verder staat in de Nota Wervel dat de ontwerpnota van 20 maart tot
17 april 2003 ter inzage heeft gelegen. Het college wijst erop dat deze terinzagelegging ook heeft geleid tot diverse ingediende zienswijzen. Verder leidt het college de openbaarheid af uit een bericht in het nieuwsblad Eilanden Nieuws van 28 maart 2003, persberichten van
6 maart 2003 en 30 september 2003, een oproep in het provinciaal blad van 8 oktober 2003 voor de provinciale statenvergadering van 22 oktober 2003, en de “Nota van beantwoording van bedenkingen op de Ontwerpnota Wervel”.
11.1.
Het college heeft de persberichten van 6 maart 2003 en 30 september 2003, de oproep in het provinciaal blad van 8 oktober 2003 voor de provinciale statenvergadering van 22 oktober 2023, en de “Nota van beantwoording van bedenkingen op de Ontwerpnota Wervel” op 14 juni 2023 respectievelijk 16 juni 2023 – en dus kort voor de zitting – overgelegd aan de rechtbank. De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog dat deze stukken buiten beschouwing moeten worden gelaten wegens strijd met de goede procesorde. Het college stelt zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat deze stukken een onderbouwing zijn van een eerder ingenomen standpunt en het niet zozeer gaat om de inhoud van deze stukken, maar om het bestaan ervan. Eisers hebben voldoende gelegenheid gehad om op het bestaan van de stukken te reageren en hebben daar ter zitting ook gebruik van gemaakt. De rechtbank zal deze stukken dan ook bij de beoordeling van het beroep betrekken.
11.2.
De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond zo dat eisers betwisten dat de Nota Wervel op een zodanige wijze is openbaargemaakt dat zij, als redelijk denkende en handelende kopers, uit deze openbaarmaking hadden kunnen begrijpen op welk gebied de Nota Wervel betrekking heeft, wat de zakelijke inhoud ervan is en dat zij van de inhoud ervan hadden kunnen kennisnemen. [4] De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond slaagt. Vast staat dat er geen stukken zijn overgelegd waaruit volgt dat de Nota Wervel op de juiste wijze is bekendgemaakt en ter inzage is gelegd. De rechtbank overweegt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat er desondanks van moet worden uitgegaan dat de Nota Wervel ten tijde van de aankoop van de woning van eisers op 6 oktober 2004 openbaar was gemaakt. Het enkele gegeven dat de Nota Wervel op grond van de toenmalige Wet op de Ruimtelijke Ordening ter inzage moest worden gelegd, betekent niet dat dat ook daadwerkelijk is gebeurd. Met betrekking tot de oproep voor de provinciale statenvergadering van 22 oktober 2003 (waarin de Nota Wervel is vastgesteld) overweegt de rechtbank dat door behandeling van de Nota Wervel in een openbare vergadering nog niet is gewaarborgd dat een ieder kennis kan nemen van de inhoud van de Nota Wervel. [5] Dat de Nota Wervel nu op internet te vinden is, betekent ten slotte niet dat dit ook het geval was ten tijde van de aankoop van de woning van eisers.
11.3.
De rechtbank volgt het college ook niet voor zover het zich op het standpunt stelt dat voorzienbaarheid kan worden aangenomen op basis van de Ontwerpnota Wervel. Deze ontwerpnota is door het college niet overgelegd en ook een bekendmaking daarvan niet. Met betrekking tot de persberichten van 6 maart 2003 en 30 september 2003 overweegt de rechtbank dat het college met de enkele verwijzing naar deze persberichten niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Ontwerpnota Wervel openbaar is gemaakt. [6] Ten aanzien van het bericht in Eilanden Nieuws van 28 maart 2003 hebben eisers onweersproken gesteld dat dit nieuwsblad niet in hun regio werd bezorgd, waardoor zij niet van deze publicatie kennis hebben kunnen nemen. Uit de persberichten en het bericht in het Eilanden Nieuws volgt bovendien niet dat er een zodanige openbaarmaking heeft plaatsgevonden dat eisers bekend konden zijn met de zakelijke inhoud en de wijze van terinzagelegging van de ontwerpnota. Het college leidt uit het gegeven dat er zienswijzen zijn binnengekomen af dat de ontwerpnota ter inzage moet zijn gelegd, maar dat gegeven zegt naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf nog niets over de vraag of eisers uit de openbaarmaking konden begrijpen dat het beleidsvoornemen betrekking heeft op het gebied waar de windturbines zijn gerealiseerd, wat de zakelijke inhoud daarvan is en dat eisers van de inhoud ervan kunnen kennisnemen. Gelet hierop kan de verwijzing naar de uitspraak [7] van de Afdeling van 29 september 2021 het college niet baten, aangezien het in dat geval wél vaststond dat een ontwerpplan ter inzage had gelegen en daarvan vooraf mededeling was gedaan in de Staatscourant en een regionaal dagblad.
11.4.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het college met de overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat Nota Wervel en de Ontwerpnota Wervel ten tijde van de aankoop van de woning van eisers op een zodanige wijze openbaar waren gemaakt dat eisers daarmee rekening konden houden. Het college heeft op basis van de hiervoor genoemde stukken dan ook ten onrechte voorzienbaarheid van de schade aangenomen.
12. Voor zover het college zich op het standpunt heeft gesteld dat voorzienbaarheid ook kan worden aangenomen op grond van het Streekplan Zuid-Holland Zuid 2000, overweegt de rechtbank dat het college dit standpunt ter zitting heeft verlaten. De rechtbank zal dit punt daarom niet inhoudelijk bespreken.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en het college opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Gelet op de aard van het gebrek, ziet de rechtbank geen mogelijkheden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen. In dat verband acht de rechtbank van belang dat het college meerdere mogelijkheden heeft om het gebrek te herstellen. De rechtbank sluit niet uit dat het college na nader onderzoek alsnog kan onderbouwen dat aan de vereisten voor openbaarmaking is voldaan. Het is echter ook mogelijk dat het college voorzienbaarheid niet meer tegenwerpt aan eisers. In dat geval zal een inhoudelijke planvergelijking moeten worden gemaakt.
14. De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). Ook moet het college het door eisers betaalde griffierecht van € 181,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuw besluit op het verzoek van eisers om tegemoetkoming in planschade te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, voorzitter, en mr. A.J. van der Ven en
mr. A. Drahmann, leden, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
4.Zie het juridisch kader, overweging 7.2.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY6653.
6.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2382.