ECLI:NL:RBDHA:2023:14336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
NL23.17879 en NL23.17881
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van opvolgende asielaanvragen van christenen uit Pakistan en de integrale beoordeling van de staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers, christenen uit Pakistan, tegen de afwijzing van hun opvolgende asielaanvragen. De aanvragen, ingediend op 26 november 2021, werden door de staatssecretaris op 19 juni 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 17 augustus 2023 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de beroepen gegrond zijn. Eisers hebben eerder asiel aangevraagd, waarbij eiseres problemen heeft ondervonden met een rijke islamitische klant, die haar beschuldigde van diefstal en blasfemie. De staatssecretaris heeft de problemen met deze klant ongeloofwaardig geacht, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de ingediende documenten, waaronder een pamflet met een fatwa en verklaringen van derden die de geloofwaardigheid van eisers ondersteunen.

De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in zijn beoordeling een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek heeft vertoond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt de staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eisers vergoed, tot een bedrag van € 1.674,-. De rechtbank merkt de zaken van eiseres en eiser aan als samenhangende zaken, omdat deze gelijktijdig zijn behandeld en door dezelfde gemachtigde zijn vertegenwoordigd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.17879 en NL23.17881
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], V-nummer: [V-nummer 1] , eiseres
[eiser], V-nummer: [V-nummer 2] , eiser (hierna samen: eisers)
mede namens hun minderjarige kinderen:
[kind 1], V-nummer [V-nummer 3] ,
[kind 2], V-nummer [V-nummer 4] ,
[kind 3], V-nummer [V-nummer 5] , (gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de opvolgende asielaanvragen van 26 november 2021. De staatssecretaris heeft deze aanvragen bij bestreden besluiten van 19 juni 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, S.M.M. Khokhar als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de opvolgende asielaanvragen van eisers kennelijk ongegrond heeft mogen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank is van oordeel dat de beroepen gegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De eerste asielprocedure
4. Eisers hebben eerder asiel aangevraagd. Eiseres heeft hieraan kort gezegd ten grondslag gelegd dat zij als christen in Pakistan tijdens haar werk als schoonheidsspecialiste op 27 mei 2019 problemen heeft ondervonden met een rijke islamitische klant (‘ [A] ’). Hij heeft haar beschuldigd van diefstal en blasfemie. Ook is er op basis van de
valse beschuldiging door deze man mondeling een fatwa over haar uitgesproken, die is overgenomen door meerdere moskeeën. De staatssecretaris heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst en de christelijke geloofsovertuiging van eiseres geloofwaardig geacht, maar heeft de problemen met de rijke klant ongeloofwaardig geacht en de aanvraag daarom afgewezen. In het verlengde hiervan heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser ook afgewezen. Hij heeft geen zelfstandige asielmotieven aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd. De besluiten op de eerste asielaanvragen staan inmiddels in rechte vast.
De opvolgende asielaanvragen (huidige asielprocedure)
6. Eisers hebben opvolgende asielaanvragen ingediend. Deze aanvragen liggen ten grondslag aan de nu bestreden besluiten.
6.1.
Bij indiening van de opvolgende asielaanvragen en bij brief van 18 januari 2023 hebben eisers de volgende documenten ingediend:
  • Pamflet waarop de tekst van de fatwa is afgedrukt; waarin onder meer staat dat de fatwa afkomstig is van het Fatwa Huis van de [Fatwa Huis] en op 27 mei 2019 is uitgevaardigd in aanwezigheid van mufti [B] ;
  • Brief van 9 november 2021 van [C] , general counselor te [plaats 1] ; waarin onder meer staat dat eiseres is beschuldigd van blasfemie en dat een fatwa tegen haar is uitgevaardigd;
  • Brief van 16 januari 2023 van [D] , pastor van de [kerk] te [plaats 1] , waarin onder meer staat dat eiseres valselijk is beschuldigd van blasfemie en dat een fatwa tegen haar is uitgevaardigd;
  • Document getiteld ‘Vluchtgeschiedenis van de familie [familie] ’, ongedateerd, welke volgens de toelichting van eisers bij de opvolgende aanvragen is opgesteld door [E] , voorzitter van de diaconie Protestantse Gemeente [plaats 2] en [F] , ouderling van de Protestantse Gemeente [plaats 2] .
6.2.
Bij de zienswijze hebben eisers nog een vijfde document ingediend:
(5) Afschrift van 12 januari 2023 van een gedeelte van het GZA patiëntdossier van eiseres.
De standpunten van partijen
7. De staatssecretaris heeft aan de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag van eiseres ten grondslag gelegd dat de gestelde problemen met de rijke klant en de daaropvolgende fatwa nog steeds niet geloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft hieraan allereerst ten grondslag gelegd dat het pamflet waarop de fatwa is afgedrukt weliswaar geen kopie is, maar dat de echtheid hiervan niet kan worden vastgesteld wegens een gebrek aan vergelijkingsmateriaal. De brieven van [C] en van [D] dragen niet bij aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen omdat dit kopieën zijn en de verklaringen van eiseres over de fatwa doen afbreuk doen aan de waarde ervan. Eiseres heeft namelijk tegenstrijdige verklaringen afgelegd over het bestaan van een schriftelijke fatwa. De staatssecretaris vindt verder van belang dat eiseres twee jaar heeft gewacht met het indienen van de fatwa en de twee brieven. De staatssecretaris heeft het document ‘Vluchtgeschiedenis van de familie [familie] ’ niet in de beoordeling betrokken omdat dit niet bij de zienswijze is ingediend. Voor wat betreft de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag van eiser heeft de staatssecretaris verwezen naar het ten aanzien van eiseres genomen bestreden besluit.
9. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Op hetgeen zij in dat kader hebben aangevoerd, zal de rechtbank hierna ingaan.
Het oordeel van de rechtbank
10. Met betrekking tot het ten aanzien van eiseres genomen bestreden besluit, overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
11. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat de staatssecretaris in het bestreden besluit ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat het pamflet, waarin de tekst van de fatwa is afgedrukt, door Bureau Documenten is onderzocht. Op de zitting is namelijk gebleken dat dit pamflet niet op echtheid is beoordeeld door Bureau Documenten. De staatssecretaris is in het bestreden besluit dan ook uitgegaan van een verkeerde veronderstelling. De rechtbank volgt de gemachtigde van de staatssecretaris niet in het ter zitting ingenomen standpunt dat het bij voorbaat zinloos is om het pamflet door Bureau Documenten te laten onderzoeken, onder meer gelet op de verklaring van eiseres dat het weliswaar geen ‘originele fatwa’ is maar wel een ‘origineel pamflet’ zoals destijds in Pakistan is verspreid.
12. Eiseres heeft vervolgens terecht aangevoerd dat de staatssecretaris er in het bestreden besluit ten onrechte vanuit is gegaan dat de brief van [C] van 9 november 2021 een kopie is die niet op echtheid te controleren is. Blijkens de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 14 juni 2023 is de brief namelijk niet te beoordelen wegens een gebrek aan vergelijkingsmateriaal. De staatssecretaris heeft ook dit niet onderkend in het bestreden besluit.
13. Eiseres heeft verder terecht naar voren gebracht dat het document ‘Vluchtgeschiedenis van de familie [familie] ’, opgesteld door betrokkenen van de Protestantse Gemeente [plaats 2] , ten onrechte niet is beoordeeld in het bestreden besluit. De staatssecretaris is er ten onrechte van uitgegaan dat dit document niet zou zijn ingediend, omdat het document al bij brief van 18 januari 2023 is ingediend en hiernaar in de zienswijze is verwezen. De rechtbank volgt de gemachtigde van de staatssecretaris niet in het ter zitting ingenomen standpunt dat desondanks voldoende op het document is ingegaan in het kader van de beoordeling van de zorgvuldigheid en het ontbreken van een medisch onderzoek in de eerste asielprocedure. Het had op de weg van de staatssecretaris gelegen om expliciet een gemotiveerd standpunt in te nemen over de vraag of het document een nieuw element of bevinding is dat relevant kan zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag. De staatssecretaris had in dat kader tijdens het gehoor opvolgende aanvraag ook aan eiseres de vraag moeten voorleggen wat zij met het document wil aantonen.
14. Eiseres heeft ook terecht aangevoerd dat de staatssecretaris in het bestreden besluit ten onrechte geen standpunt heeft ingenomen over het GZA patiëntdossier van eiseres. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat dit een nieuw element of bevinding is, had de staatssecretaris ook op dit punt expliciet een gemotiveerd standpunt moeten innemen over de vraag welke betekenis hieraan toekomt in het kader van de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas.
15. De rechtbank volgt eiseres niet in haar beroepsgrond dat zij niet tegenstrijdig maar hooguit onvolledig heeft verklaard over het bestaan van een schriftelijke fatwa. De staatssecretaris heeft terecht het standpunt ingenomen dat de verklaringen die eiseres hierover tijdens de eerste asielprocedure heeft afgelegd tegenstrijdig zijn met de
verklaringen die zij in de huidige procedure heeft afgelegd. Tijdens het aanvullende gehoor in de eerste asielprocedure heeft eiseres namelijk als volgt verklaard:
“Is het gebruikelijk dat een fatwa mondeling is?
Ik weet het niet precies. De fatwa wordt ook schriftelijk uitgevaardigd. Ik weet niet precies hoe ze dat doen. Mijn zwager had gebeld dat de fatwa uitgeroepen was in de moskee.
Is fatwa ook schriftelijk uitgevaardigd?
Dat weet ik niet. Mijn zwager had gehoord dat het in de moskee is uitgeroepen en dat heeft hij aan ons verteld.
Hoeveel fatwa’s worden er per maand uitgeroepen?
Ik weet het niet. Het zou kunnen dat er ook een schriftelijke fatwa is. In de eerste dagen wordt het uitgeroepen in de moskeeën. Daarna wordt het verspreid in de jamaat.”
Deze verklaringen komen niet overeen met de verklaring die eiseres in de huidige procedure tijdens het aanvullende gehoor heeft afgelegd, namelijk dat zij een paar dagen na het incident op 27 mei 2019 ervan op de hoogte is geraakt dat de fatwa op papier verspreid was.
17. Uit hetgeen is overwogen en geoordeeld in rechtsoverwegingen 9 tot en met 12 volgt dat het ten aanzien van eiseres genomen bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek bevat. De staatssecretaris zal daarom opnieuw een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moeten maken waarbij alle gegevens in onderlinge samenhang worden bezien. In dat kader dient de staatssecretaris ook inzichtelijk te maken welk gewicht in de totale beoordeling wordt toegekend aan de tegenstrijdige verklaringen van eiseres over het bestaan van een schriftelijke fatwa en welk gewicht wordt toegekend aan het moment van het inbrengen van de documenten. Eveneens dient de staatssecretaris de door eiseres ingediende documenten te relateren aan algemene informatie over de wijze waarop fatwa’s in Pakistan worden uitgevaardigd tegen christenen. Tot slot dient de staatssecretaris in het kader van de beoordeling voldoende invulling te geven aan de samenwerkingsplicht. In dat kader kan het aangewezen zijn om de objectiviteit van de opstellers van documenten te beoordelen én, indien documenten zijn opgesteld door duidelijk identificeerbare personen zoals het geval is voor wat betreft de brieven van [C] en [D] , een individueel ambtsbericht op te vragen.1
18. Nu het ten aanzien van eiseres genomen bestreden besluit geen stand houdt, kan ook het ten aanzien van eiser genomen bestreden besluit geen stand houden.

Conclusie en gevolgen

19. De beroepen zijn gegrond omdat de bestreden besluiten een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek bevatten. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de besluiten in stand te laten of zelf een beslissing over de opvolgende asielaanvragen te nemen. Dit omdat het aan de staatssecretaris is om de opvolgende aanvragen te beoordelen. Ook draagt de rechtbank niet
1. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1316.
aan de staatssecretaris op om de gebreken te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat het te verwachten is dat onderzoek nodig is om de gebreken te herstellen en onzeker is wanneer dat kan worden afgerond.
20. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor twaalf weken.
21. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt
€ 1.674,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De rechtbank merkt de zaken van eiseres en van eiser aan als samenhangende zaken omdat deze door de rechtbank gelijktijdig zijn behandeld en omdat rechtsbijstand is verleend door dezelfde gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten van 19 juni 2023;
  • draagt de staatssecretaris op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 september 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.