Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling, aangeduid als verzoeker, die een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar had ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 maart 2023 heeft verzoeker zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. C.T.W. van Dijk, terwijl de verweerder, de Staatssecretaris, werd vertegenwoordigd door mr. R. Wouters.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat verzoeker niet in staat is het griffierecht te betalen en heeft hem vrijstelling van dit recht verleend. Echter, gezien de uitspraak van dezelfde rechtbank op dezelfde dag in een gerelateerde zaak (NL22.25165), waarin het beroep van verzoeker gegrond werd verklaard, was de voorlopige voorziening niet langer nodig. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De kosten voor het verschijnen ter zitting zijn al vergoed in de beroepsprocedure, gezien de gelijktijdige behandeling van de zaken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.