ECLI:NL:RBDHA:2023:14327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
NL22.25189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met terugkeerbesluit en inreisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling, aangeduid als verzoeker, die een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar had ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 maart 2023 heeft verzoeker zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. C.T.W. van Dijk, terwijl de verweerder, de Staatssecretaris, werd vertegenwoordigd door mr. R. Wouters.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat verzoeker niet in staat is het griffierecht te betalen en heeft hem vrijstelling van dit recht verleend. Echter, gezien de uitspraak van dezelfde rechtbank op dezelfde dag in een gerelateerde zaak (NL22.25165), waarin het beroep van verzoeker gegrond werd verklaard, was de voorlopige voorziening niet langer nodig. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De kosten voor het verschijnen ter zitting zijn al vergoed in de beroepsprocedure, gezien de gelijktijdige behandeling van de zaken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25189
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Wouters).

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL22.2516, op 22 maart 2023 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft gesteld dat hij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom heeft hij gevraagd om een vrijstelling daarvan. De rechtbank beslist dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft verzoeker geen griffierecht te betalen.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.25165, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Gelet op de uitkomst van de beroepsprocedure veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Gezien de
gelijktijdige behandeling ter zitting, worden de kosten voor het verschijnen ter zitting al vergoed in de beroepsprocedure.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.