In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1984, diende op 17 december 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 mei 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 28 juni 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank schorste het onderzoek om de Staatssecretaris de gelegenheid te geven een standpunt in te nemen over een terugkeerbesluit dat ook op de partner van eiser van toepassing was.
De rechtbank beoordeelt of de Staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft verklaard. Eiser stelt dat hij in Marokko vreest voor detentie vanwege een onbetaalde boete van € 9.000,-, en dat hij problemen heeft ondervonden met de ex-echtgenoot van zijn partner. De Staatssecretaris betwist de geloofwaardigheid van de gestelde problemen met detentie en boete, maar erkent dat de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen, en dat de Staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de documenten van eiser niet te betrekken bij de beoordeling.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat eiser geen aannemelijk gevaar heeft aangetoond. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 18 augustus 2023.