ECLI:NL:RBDHA:2023:14317

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
NL23.14095
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser wegens gebrek aan geloofwaardigheid van gestelde problemen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1984, diende op 17 december 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 mei 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 28 juni 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank schorste het onderzoek om de Staatssecretaris de gelegenheid te geven een standpunt in te nemen over een terugkeerbesluit dat ook op de partner van eiser van toepassing was.

De rechtbank beoordeelt of de Staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft verklaard. Eiser stelt dat hij in Marokko vreest voor detentie vanwege een onbetaalde boete van € 9.000,-, en dat hij problemen heeft ondervonden met de ex-echtgenoot van zijn partner. De Staatssecretaris betwist de geloofwaardigheid van de gestelde problemen met detentie en boete, maar erkent dat de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen, en dat de Staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de documenten van eiser niet te betrekken bij de beoordeling.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat eiser geen aannemelijk gevaar heeft aangetoond. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 18 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.14095
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. R.J. Portegies),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1984. Hij heeft op 17 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 9 mei 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft de staatssecretaris eiser een terugkeerbesluit ten aanzien van Marokko opgelegd en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en Z. Hamidi als tolk. Het beroep is gelijktijdig behandeld met de zaak van de partner van eiser, [partner] , geregistreerd onder het zaaknummer NL23.14097.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen om een nader standpunt in te nemen over het aan de partner van eiser opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod.
1.3.
De rechtbank heeft het onderzoek heden, voor het doen van de uitspraak, gesloten. In de zaak van de partner van eiser heeft de rechtbank afzonderlijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond heeft mogen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij is in 2014 in Marokko veroordeeld voor het smokkelen van drank tot een gevangenisstraf van twee maanden en een boete van € 26.000,-. Deze boete is inmiddels verlaagd naar € 9.000,-. Eiser kan deze boete niet betalen en vreest dat hij bij terugkeer naar Marokko in verband hiermee zal worden gedetineerd. Eiser heeft verder naar voren gebracht dat hij in Spanje problemen heeft ondervonden met de ex-echtgenoot van zijn partner. Tot slot heeft eiser verklaard dat hij zijn geloof niet meer praktiseert, maar dat hij hierdoor geen problemen heeft ondervonden.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • detentie en boete vanwege dranksmokkel;
  • geloof;
  • problemen met ex-man van partner.
6. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de gestelde problemen in verband met detentie en boete vanwege dranksmokkel (element 2) niet geloofwaardig zijn. Verder stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat het wel geloofwaardig is dat eiser zijn geloof niet meer praktiseert (element 3), maar constateert de staatssecretaris dat eiser deze omstandigheid niet aan zijn asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd. Tot slot stelt de staatssecretaris dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de problemen met de ex-echtgenoot van eisers partner (elementen 1 en 4) wel geloofwaardig zijn, maar dat Marokko in het algemeen en in het specifieke geval van eiser als een veilig land van herkomst is aan te merken.
Het oordeel van de rechtbank
7. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Volgens hem heeft de staatssecretaris de kopieën van de twee documenten met betrekking tot de gevangenisstraf en de boete ten onrechte niet in de beoordeling betrokken. Eiser heeft deze documenten ingebracht op 4 mei 2023, bij de correcties en aanvullingen op het gehoor van 3 mei 2023. Weliswaar waren die documenten onvertaald, maar dat heeft voor de staatssecretaris geen reden mogen zijn om aan deze documenten geen waarde te hechten. Eiser heeft namelijk slechts één dag de tijd gehad om correcties en aanvullingen in te dienen. De staatssecretaris had zelf een tolk kunnen inschakelen om de documenten te vertalen.
8. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt. Het ligt op de weg van eiser om zijn asielaanvraag op relevante onderdelen met documenten te onderbouwen. Eiser heeft daartoe voldoende tijd gehad. Hij heeft Marokko immers al in 2016 verlaten en heeft, na verblijf in diverse Europese landen, op 17 december 2022 zijn asielaanvraag in Nederland asiel ingediend. Tijdens zijn gehoor op 3 mei 2023 heeft hij aangegeven dat hij in het bezit kon komen van de bewuste documenten. Een dag later heeft hij kopieën van deze documenten ingebracht. Gelet op dit alles valt niet in te zien waarom eiser niet al veel eerder beschikte over deze documenten. Doordat hij deze documenten zo laat en onvertaald heeft ingebracht, heeft de staatsecretaris van de inhoud daarvan geen kennis kunnen nemen. Vooral omdat het kopieën betrof en de echtheid van de documenten daardoor niet
onderzocht kon worden, heeft de staatssecretaris aan deze documenten geen waarde hoeven toekennen. Eiser heeft de staatssecretaris ook niet verzocht om uitstel in verband met het laten vertalen van de documenten.
9. Eiser heeft in beroep alsnog vertalingen van de twee documenten ingediend. Het betreffen een afschrift uit het register van inbewaringstelling, gedateerd 15 augustus 2018 afkomstig van het plaatselijk huis van bewaring te [plaats] , en een brief gedateerd
17 december 2019, inzake een verzoek om schikking afkomstig van de dienst voor de douane en de indirecte belastingen.
10. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris naar aanleiding van de in beroep ingediende stukken niet ten onrechte het standpunt heeft gehandhaafd dat de gestelde problemen in verband met de drugssmokkel ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft daarvoor relevant mogen achten dat de documenten (nog steeds) kopieën betreffen, die niet op echtheid kunnen worden onderzocht. Dit terwijl eiser heeft verklaard dat de originele exemplaren wel beschikbaar zijn. Ook heeft de staatssecretaris het standpunt mogen innemen dat de stukken geen ondersteuning bieden aan de verklaring van eiser dat hij nog een geldboete van € 26.000,-, of van inmiddels € 9.000,-, dient te voldoen en als hij die boete niet betaalt, dat hem dan een (vervangende) gevangenisstraf boven het hoofd hangt. Tot slot heeft de staatssecretaris aan eiser mogen tegenwerpen dat hij heeft verklaard dat hij ook in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend en dat hij in die procedure niet heeft verklaard over de gestelde problemen in verband met de dranksmokkel, een nog te betalen boete en een eventuele (vervangende) gevangenisstraf. Eén en ander doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over dit relevante element.
11. Eiser voert tot slot aan dat hij bij terugkeer naar Marokko te vrezen heeft voor problemen met de ex-echtgenoot van zijn partner en dat de Marokkaanse autoriteiten hem hiertegen niet kunnen beschermen.
12. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zich bij eventuele problemen met de ex-echtgenoot van zijn partner in Marokko kan wenden tot de Marokkaanse autoriteiten.
Met de enkele herhaling in beroep van eisers verklaringen dat het voor hem in Marokko gevaarlijk is en dat de autoriteiten hem niet kunnen beschermen, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat Marokko voor hem in het bijzonder geen veilig land van herkomst is.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.