ECLI:NL:RBDHA:2023:14296

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
NL21.5806
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van terugtrekkingsakkoord en beoordeling bestaansmiddelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die de Burundese nationaliteit claimt, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsdocument voor bepaalde tijd op basis van het terugtrekkingsakkoord. De aanvraag werd op 7 december 2020 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 19 maart 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres op 4 juli 2023 behandeld, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd van toereikende bestaansmiddelen om te voorkomen dat haar minderjarige kinderen ten laste van de publieke middelen zouden komen. De rechtbank volgde de redenering van de staatssecretaris dat het leefgeld dat de eiseres ontving uit publieke middelen niet als zelfstandig bestaansmiddel kon worden aangemerkt. Daarnaast was de eiseres niet in staat gebleken om haar nationaliteit aan te tonen, en voldeed zij niet aan het vereiste van een geldig paspoort, zoals voorgeschreven in het terugtrekkingsakkoord.

De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht niet was geschonden en dat de staatssecretaris terecht had afgezien van het horen van de eiseres in bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit meer was. De uitspraak werd gedaan door mr. D.C. Laagland, in aanwezigheid van griffier mr. R.S. Ouertani, en werd openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.5806 (beroep) en NL21.5807 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres 1], V-nummer: [v-nummer 1], eiseres

[eiser], V-nummer: [v-nummer 2], eiser 1
[eiseres 2], V-nummer: [v-nummer 3], eiseres 2
(gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P.C. van der Weyden).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor de verlening van een verblijfsdocument voor bepaalde tijd [1] overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord afgewezen.
Bij besluit van 19 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij en voorlopige voorziening ingediend (NL21.5807).
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiseres stelt de Burundese nationaliteit te hebben en heeft twee minderjarige kinderen met de Britse nationaliteit (eiser 1 en eiseres 2). Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor verlening van een verblijfsdocument voor bepaalde tijd overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Allereerst is niet gebleken dat de bestaansmiddelen toereikend zijn om te voorkomen dat haar minderjarige kinderen ten laste komen van de publieke middelen. Verder heeft eiseres haar nationaliteit niet bewezen. Tot slot beschikt zij ook niet over een geldig paspoort hetgeen wel vereist is op grond van artikel 18, eerste lid onder i, van het terugtrekkingsakkoord.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres heeft wel degelijk genoeg inkomen om in het levensonderhoud van haarzelf en haar kinderen te voorzien. Daarnaast kan eiseres haar inkomen verbeteren wanneer er een verblijfsvergunning wordt verleend, omdat ze dan kan gaan werken. Eiseres heeft in beroep een kopie van haar Burundese identiteitskaart overgelegd zodat haar nationaliteit is aangetoond. Verder is het voor haar niet mogelijk is om in bezit te worden gesteld van een Burundees paspoort. Dit blijkt uit de verklaring van de Burundische ambassade. Het paspoortvereiste is onevenredig, zodat zij daarvan vrijgesteld dient te worden. Tot slot is de hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Bestaansmiddelen
4. Uit het arrest Chen [2] volgt dat een minderjarige burger van de Unie het recht heeft om in een andere lidstaat te verblijven en in dat kader te worden begeleid door de persoon die daadwerkelijk voor hem zorgt. De verzorgende ouder komt een verblijfsrecht toe indien hij daadwerkelijk de minderjarige onderdaan verzorgt, er een ziektekostenverzekering voor de minderjarige is afgesloten en de bestaansmiddelen toereikend zijn om te voorkomen dat de minderjarige een last vormt voor de publieke middelen.
4.1.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond over voldoende bestaansmiddelen te beschikken om ervoor te zorgen dat de kinderen van eiseres niet ten laste zullen komen van de publieke middelen. Daartoe heeft verweerder terecht overwogen dat het leefgeld van
120,- per week niet kan gelden als zelfstandig bestaansmiddel nu zij dit leefgeld ontvangt uit de publieke kas. Daarnaast heeft verweerder, nog los van het feit dat eiseres op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat de partner verplicht is om iedere maand
150,- per maand te betalen,
150,- per maand onvoldoende mogen vinden. De reële mogelijkheid bestaat dan ook dat de kinderen van eiseres van overheidsgeld afhankelijk worden. De stelling van eiseres dat zij verwacht genoeg bestaansmiddelen te hebben wanneer zij een verblijfsvergunning krijgt, omdat zij dan kan werken doet niet af aan het feit dat zij nu niet voldoet aan het bestaansmiddelenvereiste. Daarnaast heeft zij deze onzekere toekomstige omstandigheid op geen enkele wijze onderbouwd.
Het paspoortvereiste
5. Verweerder heeft de aanvraag voorts afgewezen omdat eiseres niet heeft voldaan aan het paspoortvereiste zoals dat volgt uit artikel 18, eerste lid onder i van het terugtrekkingsakkoord. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat het door eiseres overgelegde identiteitsbewijs geen paspoort is en dat zij daarom niet heeft voldaan aan het paspoortvereiste. Dat het paspoortvereiste in het geval van eiseres onevenredig is volgt de rechtbank evenmin. Daartoe acht de rechtbank van belang dat niet is gebleken dat het voor eiseres niet mogelijk is om haar paspoort in Burundi op te halen. De enkele stelling ter zitting dat ze haar kinderen niet alleen kan achterlaten acht de rechtbank daartoe onvoldoende.
Hoorplicht
6. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. De rechtbank benadrukt dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftprocedure. Gelet hierop heeft de hoogste bestuursrechter overwogen dat een bestuursorgaan slechts van het horen mag afzien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden [3] . Gelet op de motivering van het primaire besluit en de gronden in het bezwaarschrift, is in dit geval aan deze maatstaaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien.
Wat is de conclusie?
7. Het beroep is ongegrond.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er niet langer sprake is van connexiteit. [4]
10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 18 en 19 van het terugtrekkingsakkoord als bedoeld in paragraaf B13/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000).
2.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) van 19 oktober 2004, ECLI:EU:C:2004:639 (
3.Zie artikel 7:3, aanhef onder b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Op grond van artikel 8:81 van de Awb en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.