Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
[naam eenmanszaak01],
Exploitatie en Handelsmaatschappij Sand-Ambacht B.V.,
2 [gedaagde01] ,
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 28 juni 2022 met elf producties (nrs. 1 tot en met 11);
- de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie van 23 augustus 2022 met 23 producties (nrs. 1 tot en met 23);
- de conclusie van antwoord in reconventie, binnengekomen bij de griffie op 13 december 2022 met vier producties (nrs. 12 tot en met 14);
- de brief van de gemachtigde van verpachters van 14 december 2022 met vier aanvullende producties (nrs. 24 tot en met 27);
- de brief van de gemachtigde van verpachters van 19 december 2022 met een aanvullende productie (nr. 28);
- de akte uitlating producties aan de zijde van pachter, binnengekomen bij de griffie op 21 december 2022 met een productie (nr. 15).
2.De feiten
door de pachter bij de pachtkamer van de bevoegde rechtbank, sector kanton, verlenging van de pachtovereenkomst gevorderd kan worden uiterlijk 6 maanden vóór het einde van de overeenkomst.
Partijen stemmen in met voornoemde maximale periode in verband met mogelijk toekomstige reconstructie.
Verkoper heeft het verkochte niet zelf gebruikt doch partijen zien als normaal gebruik: tuinland bestemd voor bebouwing met warenhuizen. Koper wil het verkochte zo spoedig mogelijk gebruiken voor reconstructiedoeleinden en het verkochte samenvoegen met omliggende percelen en omvormen tot één complex.
De vordering van pachtster in conventie, de grondslag van de vordering en het verweer van verpachters
4.De voorwaardelijke vordering van verpachters in reconventie
€ 10.000,00 per dag, met een maximum van € 100.000,00; (c) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde01] te betalen een bedrag van € 132,-- (€ 78,-- plus
€ 54,--) per dag te rekenen vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van de ontruiming en de oplevering van het gepachte en (d) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan verpachters te betalen de schade die zij hebben geleden doordat pachter het gepachte niet uiterlijk op 31 december 2022 heeft ontruimd, maar daarna is blijven gebruiken, voor zover die schade de onder b. omschreven boete overstijgt, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, (e) met veroordeling van pachter in de kosten van de procedure.
5.De beoordeling
De grondkamer constateert, dat verpachtster [Sand-Ambacht] het pachtobject enige tijd vóór het sluiten van het onderhavige pachtovereenkomst pachtvrij heeft gemaakt, waarbij tevens van belang is, dat door het sluiten van de onderhavige pachtovereenkomst in elk geval eerdere pachtovereenkomsten tussen partijen met betrekking tot het pachtobject van rechtswege zijn vervallen. In dit verband acht de grondkamer het niet aannemelijk, dat verpachtster geen belang heeft gehad bij verpachting voor korte duur in plaats van de wettelijke duur. Aannemelijk is, dat verpachtster op 1 januari 2016 weliswaar de bedoeling heeft gehad het pachtobject te zijner tijd te gebruiken in het kader van een reconstructie, zoals ook met zoveel woorden in de onderhavige pachtovereenkomst onder 1.2 is vermeld, maar tot verpachting voor een korte duur van drie jaar is overgegaan, omdat -naar ook bij de pachter bekend moet zijn geweest- de situatie in de glastuinbouw destijds slecht was en daardoor bedoelde reconstructie nog niet goed mogelijk was. De grondkamer ziet hierin een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 7:325 lid 4 BW.
De plannen van verpachtster om het gebied, waarin het gepachte ligt te reconstrueren zijn bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 7:325 lid 4 BW. De algemene belangen van de landbouw worden niet geschaad door de gevraagde goedkeuring voor de kortere duur van drie jaar. Gelet op een en ander behoort de goedkeuring voor de kortere duur te worden verleend.
de bijzondere omstandigheden zich niet hebben voorgedaan en zich ook niet meer kunnen voordoen.Uit de uitspraak van de Grondkamer Zuid-West valt af te leiden dat de bijzondere omstandigheden destijds waren dat een reconstructie nog niet goed mogelijk was. Dat was in een situatie dat de plannen van verpachters zich nog in fase 1 bevonden, maar in ieder geval nog niet in fase 2. Omdat de pachtkamer nu oordeelt dat de bijzondere omstandigheden zich niet meer (kunnen) voordoen kan aldus geen sprake meer zijn van verdere verlenging van de pacht.