ECLI:NL:RBDHA:2023:14274

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
AWB 23/6613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens te late indiening van beroepsgronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 14 juni 2023 de asielaanvraag van eiser, ingediend op 5 april 2023, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep te laat heeft ingediend. De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om de beroepsgronden binnen een gestelde termijn in te dienen, maar deze zijn pas op 29 juni 2023 ontvangen, wat na de deadline was. Eiser heeft geen verontschuldiging voor deze vertraging gegeven.

De rechtbank legt uit dat volgens vaste rechtspraak de bestuursrechter een nationale procedureregel buiten toepassing moet laten als er omstandigheden zijn die een schending van artikel 3 van het EVRM bij uitzetting kunnen voorkomen, zoals uiteengezet in het Bahaddar-arrest. In dit geval is het Bahaddar-arrest echter niet van toepassing, omdat de staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiser bij terugkeer naar zijn land van herkomst, Iran, niet zal worden uitgezet. Er is geen risico op schending van artikel 3 van het EVRM, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om de niet-ontvankelijkheid van het beroep te negeren.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/6613

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: L.F. Portier),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 14 juni 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 5 april 2023 niet-ontvankelijk heeft verklaard. [1]
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiser de gronden van het beroep te laat heeft ingediend. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [3] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. De indiener van het beroepschrift moet dan wel eerst de gelegenheid hebben gehad om de beroepsgronden alsnog binnen een door de rechtbank gestelde termijn in te dienen. [4]
Heeft eiser de gronden tijdig vermeld?
4. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift, ontvangen door de rechtbank op 19 juni 2023. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser in haar brief van 20 juni 2023 verzocht om uiterlijk op 27 juni 2023 dit verzuim te herstellen. Deze gronden zijn echter na deze datum ingediend, namelijk op 29 juni 2023. De beroepsgronden zijn daarmee niet tijdig vermeld. Eiser heeft geen reden gegeven voor het niet tijdig vermelden van de beroepsgronden. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Bahaddar-toets
5. Uit vaste rechtspraak volgt dat de bestuursrechter een nationale procedureregel buiten toepassing moet laten, wanneer er omstandigheden zijn als bedoeld in het arrest Bahaddar tegen Nederland [5] , om schending van artikel 3 van het EVRM bij uitzetting te voorkomen. [6]
5.1.
In het geval van eiser is het Bahaddar-arrest niet van toepassing. De staatssecretaris heeft in het besluit van 14 juni 2023 overwogen dat ten aanzien van eiser is aangenomen dat hij bij terugkeer naar het land van herkomst heeft te vrezen voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eiser zal dus niet worden uitgezet naar Iran. Er bestaat dus geen risico op een dergelijke schending. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om voorbij te gaan aan de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiser niet inhoudelijk behandelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Steenbeek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
3.Dit volgt uit artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:6, van de Awb.
5.EHRM 19 februari 1998, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494, r.o. 45.
6.ABRvS 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1664.