In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een asielaanvraag heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 16 juni 2023 besloten de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling te nemen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster en de staatssecretaris afgewogen. De vraag die in het beroep aan de orde is, betreft of België nog kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Deze rechtsvraag wordt in een andere zaak behandeld door een meervoudige kamer van de rechtbank, met een zitting gepland op 12 oktober 2023. De uitspraak van deze kamer zal gevolgen hebben voor het beroep van verzoekster.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoekster een zwaarwegend belang heeft om de behandeling van haar beroep in Nederland af te wachten, vooral gezien de mogelijkheid dat een overdracht aan België zou kunnen leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de overdracht van verzoekster aan België achterwege blijft totdat op het beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan verzoekster.