ECLI:NL:RBDHA:2023:14271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
C/09/650918 / JE RK 23-1495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van kinderen met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 september 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam01] en [naam02]. De kinderrechter oordeelt dat er aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling is voldaan, gezien de positieve maar nog prille ontwikkelingen van zowel de moeder als de kinderen. De moeder heeft intensieve opvoedondersteuning ontvangen, maar de kinderrechter concludeert dat zij momenteel niet in staat is om de zorg voor haar kinderen adequaat te bieden in de thuissituatie, vooral gezien het complexe gedrag van [naam02]. De kinderrechter heeft eerder al machtigingen verleend voor uithuisplaatsing van beide kinderen en stelt vast dat de situatie van [naam02] en [naam01] niet vergelijkbaar is, gezien hun verschillende problematiek. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen tot 16 september 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam02] in een gezinsgerichte voorziening tot 16 maart 2024. De kinderrechter benadrukt het belang van voortdurende hulpverlening en de noodzaak om de opvoedvaardigheden van de moeder verder te ontwikkelen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/650918 / JE RK 23-1495
Datum uitspraak: 7 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
- [naam01]geboren op [geboortedatum01] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
- [naam02]geboren op [geboortedatum02] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam02] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam03] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. H.L. van Lookeren Campagne te Wassenaar.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 21 juli 2023;
  • e-mailbericht van de moeder van 30 augustus 2023;
  • de stelbrief van mr. H.L. van Lookeren Campagne van de zijde van de moeder van 30 augustus 2023;
  • e-mailbericht van de advocaat van de moeder van 6 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling;
- twee begeleidster van de moeder van Youth turn.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam02] en [naam01] .
2.2.
[naam01] verblijft bij de moeder en [naam02] verblijft in een gezinsgerichte voorziening.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 september 2022 [naam02] en [naam01] onder toezicht gesteld tot 16 augustus 2023.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 september 2022 een machtiging verleend om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 16 september 2022 tot 16 september 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 september 2022 een machtiging verleend om [naam02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 16 september 2022 tot 16 september 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] te verlengen voor de duur van één jaar, alsmede de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [naam02] in een gezinsgerichte voorziening, voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De doelen die gesteld zijn het afgelopen jaar zijn niet behaald en dat maakt dat er nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [naam01] en [naam02] . [naam02] verblijft in een gezinshuis van [A] . [naam02] vertoonde heftig en complex gedrag, maar lijkt nu haar plek te hebben gevonden in het gezinshuis en tot rust te komen. [naam02] volgt momenteel regulier onderwijs en de gezinsouders zijn beschikbaar en hebben veel opvoedvaardigheden die aansluiten bij de behoeften van [naam02] . De moeder en [naam02] hebben één keer in de acht weken een uur begeleide omgang. Het contact tussen [naam02] en de moeder verloopt wisselend. [naam02] heeft aangegeven bang te zijn voor haar moeder en heeft aangegeven dat ze slechts af en toe contact wil hebben met haar moeder. Ook heeft [naam02] duidelijk gemaakt dat zij niet terug wil naar haar moeder. [naam01] heeft tot februari 2023 in verschillende pleeggezinnen gewoond. In zijn laatste pleeggezin vertoond hij verbaal en fysiek agressief gedrag, wat leidde tot een onhoudbare situatie. Als gevolg daarvan is [naam01] weer bij zijn moeder thuis geplaatst. De moeder krijgt 45 uur per week begeleiding van Youth Turn en met deze intensieve zorg gaat het op dit moment goed genoeg met [naam01] bij de moeder thuis. Daarbij merkt de gecertificeerde instelling op dat zowel de moeder als [naam01] een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt het afgelopen jaar. [naam01] heeft een lastige periode gehad op school en is inmiddels overgestapt naar een nieuwe school, waar het beter lijkt te gaan. De positieve ontwikkeling bij de moeder is dat zij adviezen van de begeleidster aanpakt en leerbaar is. De gecertificeerde instelling geeft aan dat er nog wel zorgen zijn en dat er sprake is van een belast verleden met veel ingrijpende gebeurtenissen en dat zowel [naam01] als de moeder traumabehandeling nodig hebben. In oktober zal er een intakegesprek plaatsvinden voor een gezinsopname met gezinsbehandeling. Verder acht de gecertificeerde instelling het van belang dat er gekeken wordt naar de opvoedvaardigheden die de moeder zich eigen heeft gemaakt en of de moeder [naam01] kan opvoeden met minder uren aan opvoedondersteuning. De gecertificeerde instelling verzoekt daarnaast een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam02] in een gezinsgerichte voorziening voor zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, omdat de moeder onvoldoende tegemoet kan komen aan wat [naam02] nodig heeft en niet tegemoet kan komen aan de ontwikkelbehoeften van twee kinderen. Daarnaast geeft [naam02] aan niet bij de moeder te willen zijn. Daarbij merkt de gecertificeerde instelling op dat de moeder een belangrijke rol moet spelen in het leven van de kinderen, maar dat het ook belangrijk is dat er gekeken moet worden wat aansluit bij [naam02] . Op dit moment is de terugplaatsing bij de moeder niet in het belang van [naam02] en is de kans op terugval bijzonder groot. [naam02] krijgt in het gezinshuis de rust en stabiliteit die zij nodig heeft en kan werken aan de doelen die zijn gesteld. De gecertificeerde instelling geeft als laatste aan dat zij de komende periode gaat kijken naar het nemen van een opvoedbesluit zodat zowel de moeder als [naam02] duidelijkheid krijgen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder geeft op zitting aan, het eens te zijn met de ondertoezichtstelling en zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. Door en namens moeder is enkel verweer gevoerd tegen de machtiging uithuisplaatsing van [naam02] . De moeder stelt dat de uithuisplaatsing niet noodzakelijk is. Uit het rapport blijkt dat [naam02] beter op haar plek is in een gezinshuis, maar daaruit blijkt niet dat het noodzakelijk is. De moeder ziet in dat [naam02] bijzondere zorg nodig heeft, maar stelt dat de hulp die [naam02] nu krijgt ook bij de moeder thuis gegeven kan worden. Daarnaast is de moeder van mening dat de begeleiding die wordt ingezet voor [naam01] ook kan worden ingezet voor [naam02] en dat zij, net zoals [naam01] , zich thuis beter zal ontwikkelen. De moeder merkt op dat zij altijd voor veel kinderen heeft gezorgd en dat zij daarom gewend is om voor meerdere kinderen te zorgen. Verder stelt de moeder dat er een zo min mogelijk ingrijpende maatregel moet worden genomen en dat de minst ingrijpende maatregel is om [naam02] thuis te plaatsen. Daarbij merkt de moeder op dat in ieder geval de bezoekregeling moet worden uitgebreid. Kinderen horen namelijk bij hun moeder te zijn en de moeder wil graag een kans krijgen om weer een band op te bouwen met [naam02] . De moeder vindt het ook belangrijk dat [naam02] en [naam01] weer een band opbouwen. Tijdens de zitting geeft de advocaat van de moeder aan dat een mogelijke optie zou kunnen zijn om de machtiging uithuisplaatsing te verlenen voor een periode van drie maanden, waarin er wordt gewerkt aan het uitbreiden van de omgangsregeling. Na deze drie maanden zal er een evaluatie plaatsvinden om te beoordelen hoe het gaat.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verder is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam02] aanwezig zijn.
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Het niet behalen van de doelen die waren gesteld het afgelopen jaar, maakt dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Bij [naam02] en [naam01] is er sprake van complexe problematiek en bovengemiddelde opvoedbehoeften. De moeder heeft onvoldoende opvoedvaardigheden en opvoedcapaciteiten om hieraan tegemoet te komen en lijkt niet in staat om zonder intensieve hulp een veilige en stabiele opvoedomgeving te creëren. De kinderrechter acht het van belang dat de opvoedondersteuning bij de moeder thuis wordt gecontinueerd en dat ook de hulpverlening die is ingezet voor [naam02] voortduurt, zodat er verder gewerkt kan worden aan de gestelde doelen. Zowel de moeder als [naam02] en [naam01] laten positieve ontwikkelingen zien, maar deze positieve ontwikkelingen zijn nog pril en daarom is het van belang dat de hulpverlening betrokken blijft. De kinderrechter oordeelt dat daarmee aan de gronden voor een ondertoezichtstelling is voldaan.
5.3.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat aan de gronden voor een machtiging uithuisplaatsing is voldaan. De situaties van [naam01] en [naam02] zijn niet vergelijkbaar, aangezien beide kinderen te maken hebben met verschillende problematiek. De kinderrechter ziet dat de moeder een positieve ontwikkeling doormaakt in haar opvoedvaardigheden met behulp van de intensieve opvoedondersteuning. Dit betekent echter niet dat het automatisch ook goed zal gaan met [naam02] in de thuissituatie. [naam02] vraagt het nodige (veel) van haar opvoeders gelet op haar complexe gedrag (boosheid, opstandigheid en stiekem gedrag) en op dit moment is het niet reëel om te verwachten dat de moeder dat kan bieden in de thuissituatie, waarin ze ook al de zorg voor [naam01] heeft, te meer daar er ook een spannende periode aanbreekt als straks de gezinsopname van de moeder en [naam01] gaat plaatsvinden. Daarbij merkt de kinderrechter op dat het contact tussen de moeder en [naam02] wisselend is en [naam02] aangeeft niet terug te willen naar de moeder. Ook gezien het roerige verleden van [naam02] dient er voor gewaakt te worden voor experimenten die erin kunnen resulteren dat [naam02] telkens van opvoedomgeving moet wisselen. [naam02] lijkt zich daarbij goed te ontwikkelen in het gezinshuis en lijkt te profiteren van de rust en stabiliteit die zij daar ervaart. De kinderrechter acht het wel van belang dat de omgang tussen de moeder en [naam02] de komende tijd wordt uitgebreid (voor zover dat in het belang is van [naam02] ) en geëvalueerd en dat er vervolgens wordt gekeken -mede in verband met het te nemen opvoedbesluit- welke conclusies daaruit kunnen worden getrokken (ter zitting is in dit verband gebleken dat ook Youth Turn een rol zou kunnen vervullen indien omgang zou worden uitgebreid). De kinderrechter vindt het op dit moment noodzakelijk dat de plaatsing van [naam02] in het gezinshuis wordt gecontinueerd voor de duur van zes maanden en dat dit verzoek voor het overige wordt aangehouden. Aan de gecertificeerde instelling wordt gevraagd aan de rechtbank en belanghebbende uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen zittingsdatum een update te verstrekken van de ontwikkelingen en aan te geven of zij het verzoek handhaaft.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] tot 16 september 2024;
6.2.
verlengt de aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging van [naam02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 16 maart 2024;
6.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 16 maart 2024, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de moeder en haar advocaat dienen te worden opgeroepen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2023 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in aanwezigheid van B. Boogaarts als griffier, en op schrift gesteld op 19 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.