ECLI:NL:RBDHA:2023:14243

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
09/007426-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man wegens schuldheling van een auto na een straatroof

De rechtbank Den Haag heeft op 19 september 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder heling van een auto en afpersing. De verdachte werd op 7 januari 2021 betrokken bij een straatroof waarbij een Toyota Aygo en andere goederen van een slachtoffer werden gestolen. Tijdens de rechtszittingen op 16 april 2021 en 5 september 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte gehoord. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, waaronder afpersing en diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij deze feiten. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan schuldheling, omdat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto die hij bestuurde, afkomstig was van een misdrijf. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 14 dagen op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor materiële schade, maar andere vorderingen werden afgewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, evenals de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/007426-21
Datum uitspraak: 19 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 16 april 2021 (pro forma) en van 5 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.J.M. Laurier naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas en/of een of meer autosleutel(s) en/of een auto (Toyota Aygo), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het duwen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de zij van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij ) tegen die [slachtoffer] te zeggen "je gaat alles inleveren en je zakken leegmaken", althans woorden van soorgelijke aard en/of strekking en/of
- het aanleggen van een nekklem bij die [slachtoffer] en/of
- het drukken/zetten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/tegen de slaap van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) tegen die [slachtoffer] zeggen "je gaat alles inleveren", "wat heb je in je zakken?" en/of
- het tegen die [slachtoffer] zeggen "wat is je pincode" en/of
- het (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij van die [slachtoffer] drukte(n)) , tegen die [slachtoffer] zeggen dat hij op zijn knieeën moest gaan zitten en/of dat hij naar beneden moest kijken en/of
- het (daarbij) zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij niet de politie moest bellen, omdat zij hem wel wisten te vinden en/of genoeg kogels hadden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (Toyota Aygo en/of (daarbij behorende) autosleutels, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) behoren te vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te 's -Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een pinpas en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het duwen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de zij van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij ) tegen die [slachtoffer] zeggen "je gaat alles inleveren en je zakken leegmaken", althans woorden van soorgelijke aard en/of strekking en/of
- het aanleggen van een nekklem bij die [slachtoffer] en/of
- het drukken/zetten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/tegen de slaap van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) tegen die [slachtoffer] zeggen "je gaat alles inleveren", "wat heb je in je zakken?" en/of
- het tegen die [slachtoffer] zeggen "wat is je pincode" en/of
- het (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij van die [slachtoffer] drukte(n)) , tegen die [slachtoffer] zeggen dat hij op zijn knieeën moest gaan zitten en/of dat hij naar beneden moest kijken en/of
- het (daarbij) zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij niet de politie moest bellen, omdat zij hem wel wisten te vinden en/of genoeg kogels hadden;
3.
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van ca. 250 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door de pinpas van die [slachtoffer] in de pinautomaat in te voeren en/of de (daarbij behorende) geheime pincode in te toetsen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde omdat zijn betrokkenheid bij deze feiten op geen enkele wijze uit het dossier blijkt. Met betrekking tot het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat verdachte niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij in een gestolen auto reed.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Schuldheling
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op de avond van 7 januari 2021 worden de Toyota Aygo met bijbehorende autosleutel van [slachtoffer] bij een straatroof van hem gestolen. De politie treft de auto later die avond aan op straat en houdt deze in de gaten. Rond 23.45 uur gaat de auto rijden. De auto wordt vergezeld door een andere auto, een Honda Civic. De Honda Civic is eigendom van de verdachte. De verdachte zit achter het stuur van de Toyota Aygo. Na een achtervolging komt de Toyota Aygo tot stilstand en wordt de verdachte aangehouden.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de verdachte opzet had op het verwerven of voorhanden hebben van een gestolen auto. Wel is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, gelet op de hierboven omschreven omstandigheden, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Toyota Aygo die hij bestuurde en bijbehorende sleutel uit een misdrijf afkomstig waren. Dit redelijkerwijze vermoeden duidt volgens vaste rechtspraak op ‘grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid’. Daarvan is sprake indien de pleger bij enig nadenken over de hem bekende gegevens over het goed, had moeten vermoeden dat het goed gestolen was en hij zonder nader onderzoek niet had mogen handelen.
De verdachte heeft laat op de avond de sleutel gekregen van een voor hem onbekende auto en is daar vervolgens in gaan rijden, terwijl nota bene zijn eigen auto achter hem aan reed. De verdachte had zonder nader onderzoek niet met deze auto mogen gaan rijden.
De verklaringen van de verdachte maken dit oordeel niet anders. Zo heeft de verdachte op de zitting van 5 september 2023 verklaard dat hem verzocht was de auto te verplaatsen, omdat (alleen) hij een geldig rijbewijs had. Dit is hem gevraagd door een familielid, maar hij wist niet door wie. Op 11 januari 2021 bij de rechter-commissaris heeft de verdachte daarover niet willen verklaren. Ook wist de verdachte niet waar hij de auto precies naartoe moest brengen. Dat wist hij in zijn verhoor op 11 januari 2021 bij de rechter-commissaris ook niet. Omdat de verdachte met zijn eigen auto (de Honda Civic) naar de Toyota Aygo was gekomen, zou een ander achter hem zijn aangereden in zijn auto, aldus de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat – voor zover überhaupt waarde kan worden toegekend aan deze niet te verifiëren, wisselende, tegenstrijdige en niet-gedetailleerde verklaringen – hieruit niet volgt dat de verdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden krijgen van de auto en autosleutel aan de hiervoor benoemde onderzoeksplicht heeft voldaan.
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
Vrijspraak diefstal met geweld, afpersing en diefstal
De overige ten laste gelegde feiten zien, samengevat, op de straatroof eerder op de avond van 7 januari 2021 waarbij onder meer de Toyota Aygo is buitgemaakt. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte bij de uitvoering van die straatroof betrokken is geweest.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 primair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 7 januari 2021 te 's-Gravenhage, een auto (Toyota Aygo en daarbij behorende autosleutel
), heeft verworven
envoorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had behoren te vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Hij heeft daarmee een gebrek aan respect getoond voor andermans goed. Toen de politie de verdachte probeerde aan te houden, is hij er als een gek vandoor gegaan. Hij heeft met snelheden oplopend tot 100 kilometer per uur door de bebouwde kom van Den Haag gereden en is uiteindelijk pas aangehouden nadat de politie gericht op hem geschoten heeft. Het handelen van de verdachte heeft gevaar opgeleverd voor medeweggebruikers en de achtervolgende agenten. Daarnaast leiden achtervolgingen als deze tot onrust in de samenleving. Hoewel dat verkeersgedrag an sich niet aan de verdachte ten laste is gelegd, weegt de rechtbank dit vanwege de samenhang met de (aanhouding voor de) bewezenverklaarde schuldheling wel mee. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 31 juli 2023. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder voor vergelijkbare feiten is veroordeeld.
Redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn voor berechting in strafzaken, die is aangevangen op 8 januari 2021, is overschreden met ruim een half jaar. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Die compensatie vindt plaats op de hierna vermelde wijze.
Conclusie
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot slot ook acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor schuldheling met schade van meer dan € 150,- een taakstraf van minimaal 20 uur wordt opgelegd.
De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat de verdachte met levensgevaarlijke acties aan de politie heeft proberen te ontkomen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.025,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 525,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade. Daarnaast vordert [slachtoffer] proceskosten van € 1.815,-.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 175,- aan materiële schade kan worden toegewezen, omdat deze schade aan de auto van [slachtoffer] rechtstreeks is ontstaan door het rijden door de verdachte in de auto van [slachtoffer] . Voor de rest van de materiële schade en voor de immateriële schade geldt dat deze te ver verwijderd is van de feiten waar de verdachte voor vervolgd wordt en wordt verzocht om [slachtoffer] daarin niet-ontvankelijk te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken en dat [slachtoffer] dus niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek is vast komen te staan dat [slachtoffer] als gevolg van het
bewezenverklaarde onder 1 subsidiair rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het
bedrag van in totaal € 175,- bestaande uit de post schade aan de voorbumper van de auto.
Met betrekking tot de overige materiële schade en de immateriële schade zal de rechtbank [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de gevorderde schade in een te ver verwijderd verband staat ten opzichte van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 7 januari 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op basis van het ‘Liquidatietarief kanton’ (gebaseerd op een half punt in een zaak met een geldswaarde tot € 3.750,-) tot op heden op € 116,-. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 116
,-vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f en 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, primair, en 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, subsidiair, ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
schuldheling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
14 (VEERTIEN) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 175,-, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 116,-;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 175,-, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Diepenhorst, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. E. Boot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2023.