ECLI:NL:RBDHA:2023:14241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
09/007428-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor medeplegen van afpersing, diefstal met geweld en diefstal met valse sleutel

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een 23-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 282 dagen, waarvan 102 dagen onvoorwaardelijk en 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De man werd schuldig bevonden aan het medeplegen van afpersing, diefstal met geweld en diefstal met valse sleutel, gepleegd op 7 januari 2021. Het slachtoffer dacht een afspraak te hebben met een vriend, maar werd op een parkeerplaats beroofd door de verdachte en twee mededaders. Ze hebben het slachtoffer onder bedreiging van geweld gedwongen om zijn auto, jas en pinpas af te geven, waarna er geld van zijn rekening werd gepind.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn mededaders, het slachtoffer heeft mishandeld en bedreigd met een vuurwapen of een gelijkend voorwerp. De verdachte had voorafgaand aan de straatroof contact met een medeverdachte en was betrokken bij de planning en uitvoering van de beroving. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten bewezen op basis van getuigenverklaringen, telefoongegevens en het aantreffen van de gestolen goederen nabij zijn woning.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en relatie. De straf werd gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 3.025,- gevorderd, waarvan de rechtbank € 850,- toewijsde, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/007428-21
Datum uitspraak: 19 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 16 april 2021 (pro forma) en 5 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M. Berkel naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas en/of een of meer autosleutel(s) en/of een auto (Toyota Aygo), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het duwen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de zij van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij ) tegen die [slachtoffer] te zeggen "je gaat alles inleveren en je zakken leegmaken", althans woorden van soorgelijke aard en/of strekking en/of
- het aanleggen van een nekklem bij die [slachtoffer] en/of
- het drukken/zetten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/tegen de slaap van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) tegen die [slachtoffer] zeggen "je gaat alles inleveren", "wat heb je in je zakken?" en/of
- het tegen die [slachtoffer] zeggen "wat is je pincode" en/of
- het (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij van die [slachtoffer] drukte(n)) , tegen die [slachtoffer] zeggen dat hij op zijn knieeën moest gaan zitten en/of dat hij naar beneden moest kijken en/of
- het (daarbij) zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij niet de politie moest bellen, omdat zij hem wel wisten te vinden en/of genoeg kogels hadden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (Toyota Aygo en/of (daarbij behorende) autosleutels, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) behoren te vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te 's -Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een pinpas en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het duwen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de zij van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij ) tegen die [slachtoffer] zeggen "je gaat alles inleveren en je zakken leegmaken", althans woorden van soorgelijke aard en/of strekking en/of
- het aanleggen van een nekklem bij die [slachtoffer] en/of
- het drukken/zetten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/tegen de slaap van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) tegen die [slachtoffer] zeggen "je gaat alles inleveren", "wat heb je in je zakken?" en/of
- het tegen die [slachtoffer] zeggen "wat is je pincode" en/of
- het (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij van die [slachtoffer] drukte(n)) , tegen die [slachtoffer] zeggen dat hij op zijn knieeën moest gaan zitten en/of dat hij naar beneden moest kijken en/of
- het (daarbij) zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij niet de politie moest bellen, omdat zij hem wel wisten te vinden en/of genoeg kogels hadden;
3.
hij op of omstreeks 7 januari 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van ca. 250 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door de pinpas van die [slachtoffer] in de pinautomaat in te voeren en/of de (daarbij behorende) geheime pincode in te toetsen.

3.De bewijsbeslissing

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit omdat het aan bewijs ontbreekt dat de verdachte enige betrokkenheid bij de feiten heeft gehad. Op verweren van de verdediging zal – voor zover nodig – nader worden ingegaan
3.2
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.3
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Op 7 januari 2021 spreekt [slachtoffer] , het latere slachtoffer, af met [medeverdachte] . Zij rijden in de auto van [slachtoffer] naar een parkeerplaats in Den Haag. Daar worden zij opgewacht door twee mannen. De autodeur van [slachtoffer] wordt opengetrokken, hij krijgt een op een vuurwapen gelijkend metaalachtig voorwerp in zijn zij en tegen zijn hoofd geduwd en [medeverdachte] legt een nekklem bij hem aan. [slachtoffer] wordt vervolgens door [medeverdachte] en de twee mannen beroofd van zijn jas, autosleutel en auto en gedwongen tot afgifte van zijn pinpas. Onder druk van [medeverdachte] en de twee mannen staat hij zijn pincode af en maakt hij geld over van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening. Vervolgens vertrekt [medeverdachte] op een scooter om € 250,- te pinnen van de bankrekening van [slachtoffer] . De twee andere mannen blijven bij [slachtoffer] achter. [slachtoffer] wordt – nog steeds onder dreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - gedwongen om zijn telefoon met de bijbehorende ontgrendelcode af te geven. Na terugkomst vertrekt [medeverdachte] met de jas van [slachtoffer] op een scooter. De twee andere mannen vertrekken in de auto van [slachtoffer] .
Het staat vast dat [medeverdachte] één van de daders van de straatroof is geweest. De aangifte van [slachtoffer] wordt op dat punt ondersteund door de omstandigheden dat [medeverdachte] met zijn pinpas heeft gepind en dat de jas van [slachtoffer] wordt teruggevonden in de buddyseat van [medeverdachte] .
Was de verdachte één van de daders van de straatroof?
Kern van deze zaak is de vraag of de verdachte één van de twee mannen is die [slachtoffer] stond op te wachten op de parkeerplaats.
Mobiele telefoons
Op basis van de tijdstippen van het pinnen (21:19 en 21:20 uur) stelt de rechtbank vast dat de straatroof ongeveer rond die tijd heeft plaatsgevonden. Uit het onderzoek aan de mobiele telefoon van [medeverdachte] is gebleken dat hij kort voor de straatroof aan de verdachte vroeg om zijn locatie te delen. [slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte] een live locatie ontving op zijn telefoon, waar zij vervolgens naartoe zijn gereden. Dat bleek de hiervoor genoemde parkeerplaats te zijn waar de straatroof heeft plaatsgevonden. Uit de telefoon van de verdachte blijkt dat hij en [medeverdachte] op de avond van 7 januari 2021 tussen grofweg 18:30 en 21:30 uur zeker 21 keer telefonisch contact hebben gehad, terwijl [medeverdachte] in de uren voorafgaand aan de straatroof al samen met [slachtoffer] op pad was. Een van die contactmomenten betrof een vanuit de verdachte gaand Snapchat-contact om 21:20 uur, precies op het moment waarop [medeverdachte] geld aan het pinnen was met de kort daarvoor van [slachtoffer] afgenomen pinpas. Uit de telefoon van de verdachte blijkt verder dat hij om 21:21:59 uur – op het moment dat [medeverdachte] geld aan het pinnen was en de twee andere mannen bij [slachtoffer] waren – een notitie in zijn telefoon heeft gemaakt met de cijfers “ [wachtwoord] ”. Uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat dit het ontgrendelwachtwoord is van de telefoon die van hem werd weggenomen.
Locatie auto en telefoon
Na de straatroof is, ruim een uur later op dezelfde avond, de van [slachtoffer] gestolen auto aangetroffen vlakbij de woning van de verdachte. De eveneens van [slachtoffer] gestolen iPhone werd uitgepeild op de straathoek vlakbij de woning van verdachte.
Conclusie
Op basis van de hierboven genoemde feiten komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte één van de twee mannen is geweest die [slachtoffer] heeft opgewacht op de parkeerplaats om hem te beroven. De verdachte is door [medeverdachte] gevraagd zijn locatie te delen vlak voor de straatroof, heeft uitgebreid contact gehad met [medeverdachte] in aanloop naar de straatroof én contact met hem precies op het moment dat [medeverdachte] pint met de gestolen pas, en de ontgrendelcode van [slachtoffer] is in zijn telefoon genoteerd. De gestolen auto en iPhone zijn direct na de beroving vlakbij zijn woning gesignaleerd. Dit alles maakt dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte één van de drie daders van de beroving is geweest. De feiten 1 en 2 kunnen daarom bewezen worden verklaard.
Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank dat de verdachte niet zelf aanwezig was bij het pinnen met de pinpas van [slachtoffer] . De verdachte heeft wel bijgedragen aan het dwingen van [slachtoffer] om zijn pinpas af te geven en hij is bij [slachtoffer] blijven wachten totdat [medeverdachte] terug was van de pinautomaat. Op grond hiervan is sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van feit 3 bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 7 januari 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, een jas en een autosleutel en een auto (Toyota Aygo),
toebehorendeaan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken,
enom bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
enandere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het duwen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij van die [slachtoffer] en
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen "je gaat alles inleveren en je zakken leegmaken" en
- het aanleggen van een nekklem bij die [slachtoffer] en
- het drukken van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de slaap van die [slachtoffer] en
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen "je gaat alles inleveren", "wat heb je in je
zakken?" en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen "wat is je pincode" en
- ( terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij van die [slachtoffer] drukte(n)), tegen die
[slachtoffer] te zeggen dat hij op zijn
knieënmoest gaan zitten en dat hij naar beneden moest kijken en
- ( daarbij) te zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij niet de politie moest bellen, omdat zij
hem wel wisten te vinden en genoeg kogels hadden;
2
hij op 7 januari 2021 te
’s-Gravenhagetezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een pinpas en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer] , welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit:
- het duwen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij )tegen die [slachtoffer] zeggen "je gaat alles inleveren en je zakken leegmaken" en
- het aanleggen van een nekklem bij die [slachtoffer] en
- het drukken van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de slaap van die [slachtoffer] en
- het (daarbij) tegen die [slachtoffer] zeggen "je gaat alles inleveren", "wat heb je in je
zakken?" en
- het tegen die [slachtoffer] zeggen "wat is je pincode" en
- het (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de zij van die [slachtoffer] drukte(n)), tegen die [slachtoffer] zeggen dat hij op zijn
knieënmoest gaan zitten en dat hij naar beneden moest kijken en
- het (daarbij) zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij niet de politie moest bellen, omdat
zij hem wel wisten te vinden en genoeg kogels hadden;
3
hij op 7 januari 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen
een geldbedrag van 250 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door de pinpas van voornoemde [slachtoffer] in de pinautomaat in te voeren en de daarbij behorende geheime pincode in te toetsen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, de verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan zijn voorarrest met eventueel een maximale taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof. Samen met twee anderen heeft hij het slachtoffer, dat in de veronderstelling verkeerde te hebben afgesproken met een vriend, mishandeld en bedreigd met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en gedwongen om zijn jas, zijn auto, zijn telefoon en zijn pinpas met pincode af te staan. Dit moet voor het slachtoffer een bijzonder beangstigende situatie zijn geweest. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij geen enkel respect had voor de lichamelijke integriteit en eigendommen van het slachtoffer. Hij heeft kennelijk enkel uit winstbejag gehandeld en een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer, zo blijkt ook uit zijn slachtofferverklaring. Een straatroof zoals deze versterkt daarbij ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank neemt dit alles de verdachte kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 31 juli 2023. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn voor berechting in strafzaken, die is aangevangen op 8 januari 2021, is overschreden met ruim een half jaar. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Die compensatie vindt plaats op de hierna vermelde wijze.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte, waarvan het meest recente dateert van 29 augustus 2023. Omdat de verdachte ontkent, kan de reclassering geen inschatting maken van het recidiverisico. Uit het rapport volgt verder dat de verdachte zijn leven op orde heeft met een afgeronde opleiding, een baan, een vaste verblijfplaats en een vaste relatie. Gelet daarop, en op de omstandigheden dat de ten laste gelegde feiten van ruim twee jaar geleden dateren en de verdachte sindsdien niet meer in aanraking is geweest met de politie, adviseert de reclassering om bij een veroordeling geen bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering adviseert ten slotte dat een gevangenisstraf zal betekenen dat de verdachte zijn werk en zijn inkomen verliest en dat hij in staat is een taakstraf uit te voeren.
Conclusie
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor een straatroof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden wordt opgelegd. De rechtbank acht een dergelijke straf in beginsel passend voor de door de verdachte gepleegde feiten.
Gelet op de aard en de ernst van die feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Gelet op de tijd die is verstreken sinds de verdachte is aangehouden, de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben, zal de rechtbank aan de verdachte een deels onvoorwaardelijk en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met daarbij een forse taakstraf. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf heeft tot doel de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.025,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 525,- aan materiële schade en € 2.500 aan immateriële schade. Daarnaast vordert [slachtoffer] proceskosten van € 1.815,-.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 350,- aan materiële schade kan worden toegewezen, omdat de door [slachtoffer] gevorderde schade van € 175,- aan zijn auto te ver verwijderd is van de feiten waar de verdachte voor vervolgd wordt. De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade kan worden toegewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken en dat [slachtoffer] dus niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsman aangevoerd dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in zijn vordering voor materiële schade met betrekking tot de auto en het pinnen en dat de immateriële schade moet worden gematigd tot € 500,-. Volgens de raadsman moeten de proceskosten worden vastgesteld op € 420,-.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek is vast komen te staan dat [slachtoffer] als gevolg van het
bewezenverklaarde onder 1, 2 en 3 rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het
bedrag van in totaal € 350,00, bestaande uit de posten telefoon iPhone 7 (€ 100,00) en
gepind geldbedrag (€ 250,00). Dit deel van de vordering is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering hoofdelijk toewijzen. Met betrekking tot de post schade aan de voorbumper van de auto (€ 175,-) zal de rechtbank [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de gevorderde schade in een te ver verwijderd verband staat ten opzichte van de bewezenverklaarde feiten.
Immateriële schade
Ook is vast komen te staan dat [slachtoffer] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de aard en ernst van het gepleegde feit en de door de benadeelde aangehaalde nadelige gevolgen genoegzaam volgt dat [slachtoffer] is aangetast in zijn persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106, sub b, onder 3 BW en dat de schade als gevolg hiervan voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op wat namens [slachtoffer] ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van
€ 500,-
.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 7 januari 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op basis van het ‘Liquidatietarief kanton’ (gebaseerd op een half punt in een zaak met een geldswaarde tot € 3.750,-) tot op heden op € 116, -. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 850
,-vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer]

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 55, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, primair, en onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
282 (TWEEHONDERDTWEEËNTACHTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
180 (HONDERDTACHTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (ZESTIG) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 850,-, bestaande uit € 350,- materiële schade en € 500,- immateriële schade en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 116,-;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 850,-, bestaande uit € 350,- materiële schade en € 500,- immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Diepenhorst, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. E. Boot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2023.