ECLI:NL:RBDHA:2023:1424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
C/09/629002 / JE RK 22-947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

Op 13 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedingssituatie en de emotionele beschikbaarheid van de moeder. Het NIKA-verslag adviseert om eerst traumabehandeling voor de moeder te starten voordat er gewerkt kan worden aan het vergroten van haar opvoedvaardigheden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd van 2 februari 2023 tot 2 juli 2023, in lijn met de ondertoezichtstelling van de minderjarige.

De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 6 mei 2022 is ingediend. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. K. el Joghrafi, heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging. Zij heeft aangevoerd dat de uithuisplaatsing ongegrond is en dat er feitelijke onjuistheden in de verzoekschriften staan. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de zorgen over de opvoedingssituatie en het schadelijk oudergedrag van de moeder.

De kinderrechter heeft benadrukt dat er transparantie moet zijn in de communicatie tussen de moeder en de gecertificeerde instelling. Er is afgesproken dat er een plan van aanpak zal worden opgesteld om de stappen die genomen moeten worden duidelijk te maken aan de moeder. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/629002 / JE RK 22-947
Datum uitspraak: 13 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 6 mei 2022 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
bijgestaan door advocaat: mr. K. el Joghrafi te Rotterdam.

Het procesverloop

Bij beschikking van 28 juni 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 2 juli 2022 tot 2 juli 2023 en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 2 juli 2022 tot 2 januari 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
Vervolgens is bij beschikking van 21 december 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 2 januari 2023 tot 2 februari 2023. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 28 juni 2022;
- voornoemde beschikking d.d. 21 december 2022;
- de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling d.d. 21 december 2022;
- het NIKA-verslag d.d. 9 januari 2023.
Op 13 januari 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat
.

Verzoek en verweer

Het aangehouden verzoek strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van vijf maanden.
De gecertificeerde instelling heeft het aangehouden deel van het verzoek bij schriftelijke update -samengevat en zakelijk weergegeven- als volgt gemotiveerd. Er zijn zorgen over het privéleven van de moeder. Zij heeft een tijd geen contact gehad met de gecertificeerde instelling en zij heeft in die tijd ook geen omgang gehad met [minderjarige01] . Later bleek dat de moeder tijd voor zichzelf nodig had en tijdelijk niet in haar eigen huis verbleef. De moeder maakt de keuze niet alles te delen met de gecertificeerde instelling, zij wil niet vertellen wie haar nieuwe psycholoog is, het is onduidelijk welke therapie zij volgt en hoe haar leven er verder uitziet. Er is op dit moment geen veilige en stabiele opvoedomgeving bij de moeder. Inmiddels zijn er weer regelmatige contactmomenten bij het pleeggezin, onder begeleiding van Agathos. Recent is de interventie via NIKA ingezet, dat traject bevindt zich nog in de diagnostische fase.
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling desgevraagd bevestigd dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige01] tijdelijk is geschorst na de zitting van 28 juni 2022. Of en op welke wijze aan de moeder duidelijk is gemaakt dat die schorsing werd opgeheven, heeft de jeugdbeschermer ter zitting niet met zekerheid kunnen zeggen. De jeugdbeschermer heeft verder beaamd dat deze omstandigheden niet in het verzoekschrift terecht zijn gekomen en dat daarmee een andere gang van zeken is geschetst dan feitelijk heeft plaatsgevonden.
Ter zitting is verder toegelicht dat de afgelopen maanden vooral in het teken hebben gestaan van het herstellen van het contact tussen de gecertificeerde instelling en de moeder. Er is ook besloten één van de twee jeugdbeschermers te vervangen. Op dit moment wordt gezien dat de moeder een meer actieve houding aanneemt tijdens gesprekken en omgangsmomenten en op een respectvolle manier contact zoekt. De wekelijkse bezoeken verlopen soms chaotisch omdat de moeder zoveel mogelijk wil doen tijdens een omgangsmoment. Sinds de komst van de begeleider van Agathos lukt het de moeder om hier meer over na te denken. De afgelopen periode is het NIKA-traject ingezet en wordt gekeken naar de omgangsmomenten tussen de moeder en [minderjarige01] . Door NIKA – en Agathos – wordt gezien dat de bezoeken voor [minderjarige01] stressvol verlopen. Er is sprake van schadelijk oudergedrag en de moeder dient eerst te leren hoe zij met haar emoties om kan gaan. Het advies vanuit NIKA is dat de moeder eerst traumabehandeling krijgt, voordat er hulpverlening ingezet kan worden om haar opvoedvaardigheden te vergroten. Daarbij is afstemming tussen de gecertificeerde instelling en de psycholoog wenselijk, maar dat is tot op heden niet gelukt. In afwachting van de traumabehandeling van de moeder is NIKA bereid twee interventies in te zetten, in de hoop dat dit het contact tussen moeder en kind verbetert en de moeder een ingang biedt om te starten met traumabehandeling. De komende periode moeten de NIKA-interventies plaatsvinden. Daarnaast is het belangrijk dat Agathos doelen gaat opstellen voor de begeleide bezoeken met de moeder, zodat zij weet waar ze aan moet werken. Daarover zal eind januari 2023 een gesprek met de moeder plaatsvinden. Daarnaast gaat Enver de Beoordelingsboog invullen, zodat er uiteindelijk een besluit kan worden genomen over het opvoedperspectief van [minderjarige01] .
In reactie op hetgeen door de moeder naar voren is gebracht geeft de gecertificeerde instelling aan dat een uitbreiding van de omgang op dit moment niet tot de mogelijkheden behoort. [minderjarige01] vertoont stresssignalen na de bezoeken, waardoor het niet in haar belang wordt geacht om de huidige regeling van één keer in de week omgang uit te breiden. Wel benadrukt de gecertificeerde instelling dat er telkens wordt bekeken of een uitbreiding in duur, frequentie of vorm mogelijk is.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder verzoekt primair om afwijzing van het verzoek en subsidiair om toewijzing voor een kortere duur, te weten voor maximaal drie maanden. Daartoe heeft de moeder aangevoerd dat de uithuisplaatsing vanaf het begin ongegrond is, nu er feitelijke onjuistheden in de verzoekschriften en bijlagen vermeld stonden. Ook nu is ten onrechte niet vermeld dat de gecertificeerde instelling zelf de omgang tussen de moeder en [minderjarige01] heeft geschorst en dat zij daar niet meer op teruggekomen zijn. Dat is de werkelijke reden dat er langere tijd geen contact is geweest. De moeder vreest dat de gecertificeerde instelling geen open blik heeft en de uitkomst over de toekomst van [minderjarige01] al vaststaat. Daarbij is de moeder bezorgd dat [minderjarige01] al teveel hechtingsfiguren heeft, waardoor er voor de moeder geen rol meer is weggelegd. In dat kader merkt de moeder op dat de omgang tussen haar en [minderjarige01] op dit moment erg beperkt is. Voor de hechting tussen moeder en dochter zou het beter zijn als er meer contact is tussen hen. De moeder heeft meegewerkt aan het NIKA-traject. Over het advies van NIKA geeft de moeder aan bereid te zijn om mee te werken aan verdere hulpverlening. Zij is altijd bereid om meer vaardigheden te leren zodat zij een betere ouder kan worden voor [minderjarige01] . Zij meent daarbij wel dat de NIKA-interventies het meest effectief zijn wanneer [minderjarige01] bij haar thuis woont, met de inzet van hulp en begeleiding. De advocaat van de moeder heeft benadrukt dat er nog steeds geen duidelijk plan van aanpak is en dat dat er nu zo snel mogelijk moet komen, zodat het voor de moeder duidelijk is waar zij aan moet werken. Indien een thuisplaatsing op dit moment nog niet mogelijk wordt geacht, verzoekt de moeder de machtiging slechts te verlenen voor maximaal drie maanden. Binnen die periode kunnen de NIKA-interventies plaatsvinden en kan de Beoordelingsboog door Enver worden ingevuld. Het is van groot belang dat de moeder betrokken wordt bij het invullen van de Beoordelingsboog. Het is te hopen dat de samenwerking tussen de moeder en de gecertificeerde instelling verbetert en dat er de komende tijd met voortvarendheid aan de slag wordt gegaan.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Vooropgesteld wordt dat de moeder niet, zoals de gecertificeerde instelling in het aanvullend deel van het verzoekschrift heeft aangedragen, kan worden tegengeworpen dat zij gedurende een langere periode uit contact met [minderjarige01] is getreden. Ter zitting is immers komen vast te staan dat het uitblijven van contact het gevolg is geweest van een schorsing van de omgang tussen de moeder en [minderjarige01] door de gecertificeerde instelling, zonder dat die schorsing op eenduidige en ondubbelzinnige wijze is opgeheven.
Met betrekking tot hetgeen verder aan het verzoek ten grondslag is gelegd, wordt als volgt overwogen. Uit het NIKA-verslag en de toelichtingen ter zitting leidt de kinderrechter af dat er nog steeds zorgen over de opvoedingssituatie en de (emotionele) beschikbaarheid van de moeder zijn. Het NIKA-verslag maakt er melding van dat de moeder nog onvoldoende zicht heeft op de behoeften van [minderjarige01] en niet adequaat kan reageren op de signalen die zij afgeeft. Bij [minderjarige01] wordt gezien dat zij stresssignalen vertoont in het contact met de moeder en constant op zoek is naar het reguleren van die stress. Dit is schadelijk voor haar gevoel van veiligheid, (zelf)vertrouwen, het leren omgaan met stress en emoties en het ontwikkelen van autonomie. Het verslag spreekt van schadelijk oudergedrag. NIKA adviseert om eerst te starten met traumabehandeling bij de moeder, voordat gewerkt kan worden aan het vergroten van haar opvoedvaardigheden.
Dit traject zal enige tijd in beslag nemen. Intussen zal via Enver ook de beoordelingsboog worden afgenomen. Het blijft gedurende die trajecten in het belang van de opvoeding en verzorging van [minderjarige01] noodzakelijk om de huidige plaatsing te continueren. Gelet op de hiervoor besproken complexiteit van de problematiek en te verwachten duur van de ingezette trajecten ziet de kinderrechter geen aanleiding om de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te bekorten, zoals door de moeder verzocht.
Ter zitting is besproken dat er sprake is van veel ruis in de communicatie tussen de moeder en de gecertificeerde instelling en de kinderrechter heeft in dat verband benadrukt dat transparantie essentieel is. De nog te nemen stappen, die de jeugdbeschermer ter zitting gedetailleerd heeft benoemd, zullen op de kortst mogelijke termijn worden neergelegd in een plan van aanpak dat aan de moeder wordt gestuurd, zodat ook daarover geen onduidelijkheid meer bestaat.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland verleende machtiging om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 2 februari 2023 tot 2 juli 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2023 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.