ECLI:NL:RBDHA:2023:14236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
NL23.14894
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat het asielrelaas niet geloofwaardig werd geacht. Eiser stelde dat hij problemen had met zijn familie en dat hij gezocht werd door de politie vanwege zijn deelname aan vreedzame demonstraties. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. Eiser had het verslag van het aanmeldgehoor pas gelijktijdig met het bestreden besluit ontvangen, maar de rechtbank concludeerde dat hij hierdoor niet in zijn belangen was geschaad. De rechtbank vond dat verweerder niet onzorgvuldig had gehandeld door het voornemen uit te brengen voordat correcties en aanvullingen waren ingediend. Eiser had ook niet aangetoond dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht ongegrond was verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.14894
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op een zitting behandeld. De gemachtigde
van eiser en de gemachtigde van verweerder zijn verschenen. Eiser is niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen had met zijn familie. Eiser werd heel strak gehouden door zijn vader en mocht thuis niks. Eiser heeft verder deelgenomen aan een vreedzame demonstratie en wordt gezocht door de politie.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
3. Identiteit, nationaliteit en herkomst
4. Problemen met ouders vanwege strenge opvoeding
5. Gezocht door politie
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat identiteit, nationaliteit en herkomst door eiser niet zijn aangetoond met documenten, maar dat verweerder voor deze
procedure de door eiser opgegeven persoonsgegevens aanhoudt. Verweerder vindt de problemen die eiser met zijn ouders heeft vanwege een strenge opvoeding geloofwaardig. Dat eiser gezocht wordt door de politie vindt verweerder niet geloofwaardig. Uit de geloofwaardig geachte elementen volgt niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft of een risico loopt op ernstige schade als omschreven in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Aanmeldgehoor en voornemen
3. Eiser voert aan dat hij bij de Raad voor de Rechtsbijstand en telefonisch bij de IND heeft geprobeerd om de rapportage van het aanmeldgehoor op te vragen, maar dat de IND telefonisch niet bereikbaar was en dat het opvragen niet is gelukt. Eiser heeft de rapportage van 2 mei 2023 van het aanmeldgehoor daarom pas tegelijkertijd met het bestreden besluit ontvangen, zodat hij daarop geen correcties en aanvullingen kon indienen. Eiser verzoekt om alleen het gebrek vast te stellen en daar geen rechtsgevolgen aan te verbinden, omdat het niet verstrekken van het aanmeldgehoor achteraf bezien geen nadelige gevolgen heeft gehad. Verder voert eiser aan dat het voornemen is uitgebracht voordat de termijn voor het indienen van correcties en aanvullingen op het nader gehoor was verlopen. Dit maakt dat het voornemen onzorgvuldig tot stand is gekomen. Er lijkt sprake te zijn van een subjectieve en vooringenomen besluitvorming. Bij verweerder bestaat een beeld van eiser dat hij tot overlast zou zijn en zo spoedig mogelijk een negatieve beschikking moet krijgen.
4. Niet in geschil is dat eiser het verslag van het aanmeldgehoor eerst tegelijkertijd met het bestreden besluit heeft ontvangen. De rechtbank is echter van oordeel dat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad, omdat in het bestreden besluit geen aspecten uit het aanmeldgehoor aan eiser zijn tegengeworpen en eiser heeft gesteld dat hij verder ook geen correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor had of heeft willen indienen.
Over het uitbrengen van het voornemen is de rechtbank van oordeel dat verweerder een voornemen kan uitbrengen voordat er correcties en aanvullingen zijn ingediend en dat dit niet betekent dat de procedure onzorgvuldig is. Verweerder heeft dit in het bestreden besluit ook gemotiveerd, door er op te wijzen dat het voornemen een voorbereidingshandeling is en eiser via de zienswijze nog correcties en aanvullingen kon indienen. Eiser heeft die gelegenheid ook benut. Van een onzorgvuldige procedure blijkt de rechtbank niet. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser voert aan dat verweerders stelling dat eiser bij iedere correctie en aanvulling moet uitleggen waarom hij die heeft aangebracht in strijd is met artikel 17, derde lid, van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU). Uit de Nota van toelichting (Staatsblad 2015, 294, pagina 36), bij de implementatie van de Procedurerichtlijn, blijkt dat dit artikel in het leven is geroepen, juist omdat een verslag van een gehoor verkeerd vertaalde passages of misvattingen kan bevatten, die dan door middel van correcties en aanvullingen kunnen worden opgehelderd. De correcties en aanvullingen op het gehoor in deze zaak betreffen verbeteringen van fouten in de vertaling en/of verslaglegging en het benoemen van ontbrekende passages. Dit punt in het bestreden besluit ontbeert een deugdelijke motivering. Eiser wijst op de uitspraak van 24 november 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).1 Verweerder heeft niet (afdoende) gemotiveerd waarom de correcties en aanvullingen niet worden betrokken.
6. Anders dan eiser aanvoert heeft verweerder in het bestreden besluit niet gesteld dat eiser bij iedere correctie en aanvulling moet uitleggen waarom hij dat doet. Verweerder heeft gesteld dat hij de correcties en aanvullingen in de beschikking meeneemt en verweerder heeft dat ook daadwerkelijk gedaan door deze te bespreken in het bestreden besluit.
Verweerder heeft over de correctie en aanvulling van pagina 4 van het nader gehoor inderdaad gesteld dat eiser een deugdelijke verklaring moet geven waarom hij zijn verklaring op dit punt corrigeert en aanvult. De rechtbank acht dit niet onbegrijpelijk.
Het gaat om de volgende passages. Pagina 4 NG:
“Reden asiel aanvraag
U krijgt nu de gelegenheid in uw eigen woorden te vertellen wat de directe redenen zijn waarom u uw land van herkomst hebt verlaten. Ik wil u daarbij vragen om zoveel mogelijk in chronologische volgorde te vertellen en waar u kunt namen, plaatsen en data te noemen.
De heer [eiser] verklaarde hierop het volgende.
Ik heb een familieprobleem. Ik had problemen met mijn familie. Ik werd heel strak gehouden en had een strenge opvoeding. Mijn vader is een baardmens en ik werd enorm strak gehouden thuis. Ik mocht niks. Ik mocht niet naar buiten en ben vroegtijdig gestopt met school. En daarom ben ik weggegaan.
Het bovenstaande werd door de heer [eiser] verklaard.
Hebt u hiermee alles wat van belang is ten aanzien van de reden of redenen voor het vertrek uit uw land aan mij verteld?
“Dat is alles.” (vet gedrukt door de rechtbank)
Correctie en aanvullingen
“p. 4:-
Dat is alles. (vet gedrukt door de rechtbank) -> Dat is de hoofdreden van mijn vertrek. Bij terugkeer vrees ik daarnaast voor de overheid. Ik heb deelgenomen aan demonstraties en ben politiek actief.”
De rechtbank is van oordeel dat eiser hiermee een nieuw (relevant) element in de procedure brengt. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat volgens WI 2014/10 (paragraaf 3.2.1.1), als dergelijke aanvullingen op het asielrelaas worden gegeven, mag worden verwacht dat eiser daarvoor een deugdelijke verklaring geeft en aangeeft waarom het nader gehoor op dat punt niet klopte. Een dergelijke verklaring wordt door eiser in de correcties en aanvullingen niet gegeven, waardoor verweerder deze correctie terecht niet zonder meer hoeft te volgen. Verweerder heeft de inhoud van deze correctie vervolgens wel bij de geloofwaardigheids-beoordeling betrokken. Ook de andere correcties en aanvullingen, ook die uit de zienswijze, heeft verweerder kenbaar betrokken bij zijn beoordeling. De rechtbank
volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat verweerder de correcties en aanvullingen niet danwel niet (afdoende) gemotiveerd bij de besluitvorming heeft betrokken.
Verder heeft verweerder over de door eiser genoemde uitspraak van de ABRvS terecht gesteld dat die hier niet van toepassing is, omdat in die zaak de staatssecretaris niet kenbaar had gemotiveerd waarom correcties en aanvullingen niet waren betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen met zijn ouders
7. Eiser voert aan dat hij Algerije primair heeft verlaten wegens problemen met zijn vader. Eiser is net zoals zijn broertje en moeder door zijn vader mishandeld. Hij kan hiertegen geen bescherming inroepen bij de autoriteiten en ook elders in het land kan zijn vader hem vinden. Verweerder miskent dat eiser daarom bij terugkeer een risico op ernstige schade loopt. Zijn meerderjarigheid maakt niet dat hij bescherming kan krijgen. Zijn broertje heeft aangifte gedaan bij de politie en is naar huis gestuurd. De autoriteiten bieden dus geen bescherming. Eiser is eerder slachtoffer geweest van ernstige schade en dat is een duidelijke aanwijzing dat het risico op die ernstige schade bij terugkeer reëel is. Eiser wijst op artikel 31, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft niet afdoende gemotiveerd waarom er goede redenen zijn om aan te nemen dat die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.
8. Eiser stelt dat hem bij terugkeer naar Algerije een behandeling als genoemd in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) staat te wachten.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich hierover niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser weliswaar stelt dat hem een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM te wachten staat, maar dat verder niet aannemelijk heeft gemaakt.
Verweerder heeft verder niet ten onrechte gesteld dat van eiser mag worden verwacht dat hij zich bij problemen in de huiselijke sfeer wendt tot de Algerijnse autoriteiten. Dat eiser stelt dat zijn broertje na een aangifte onverrichterzake weer naar huis is gestuurd, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Nergens immers blijkt, zoals verweerder niet ten onrechte stelt, dat eiser zelf enige poging heeft ondernomen om bij de politie een melding of aangifte te doen tegen zijn vader en dat dit dus op voorhand zinloos zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Gezocht door de politie
9. Eiser voert aan dat de politie navraag naar hem heeft gedaan en dat er geen andere logische reden kan zijn dan dat de politie hem zoekt wegens zijn deelname aan demonstraties. Hij weet dat vrienden die deelnamen zijn gezocht en meegenomen door de autoriteiten. Daarom is het aannemelijk dat ook hij risico loopt. In de zienswijze heeft hij bronnen aangehaald waaruit blijkt dat ook deelname aan vreedzame demonstraties dit risico met zich meebrengen. Omdat er indicaties zijn dat eiser risico loopt had verweerder het bestreden besluit zorgvuldiger moeten motiveren.
2 Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiser vanwege zijn deelname aan demonstraties wordt gezocht door de politie. Eiser kan namelijk zelf niet goed verklaren waarom hij gezocht zou worden en dit is ook niet de reden is geweest van eisers vertrek uit Algerije. De door eiser gestelde navraag door de politie zou in 2019 hebben plaatsgevonden terwijl eiser zelf pas eind 2020 is vertrokken. Niet alleen de reden dat de politie naar eiser zou zoeken is onduidelijk, maar hij is daarna nog langere tijd kennelijk zonder verdere contacten met de politie in Algerije gebleven. Verder zijn eisers verklaringen hierover, waaronder zijn verklaring dat zijn vrienden die ook deelnamen aan demonstraties gezocht worden, summier en op geen enkele manier onderbouwd.
Verweerder heeft verder in de beschikking al toegelicht dat niet valt in te zien hoe en waarom de in de zienswijze genoemde openbaar toegankelijke bronnen van toepassing zijn op de situatie van eiser. De enkele herhaling van deze grond in beroep zonder aan te geven waarom de reactie van verweerder onvoldoende is, is geen beroepsgrond waar de rechtbank op hoeft te reageren. Van een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek is geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Fundamentele politieke overtuiging
11. Eiser voert aan dat hij nog steeds een fundamentele politieke overtuiging heeft en dat hij zijn politieke mening uit. Hij heeft dit in het nader gehoor naar voren gebracht en verweerder had hier in het kader van de samenwerkingsplicht nadere vragen over moeten stellen. Bij terugkeer kan van eiser geen terughoudendheid op dit punt worden verwacht. Verweerder heeft dit niet beoordeeld.
12. Eisers heeft zijn gestelde fundamentele politiek overtuiging voor het eerst aangevoerd in de zienswijze. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiser dit niet eerder heeft aangevoerd als reden voor zijn vertrek en dat er verder in het gehele dossier geen enkel aanknopingspunt is voor een (fundamentele) politieke overtuiging bij eiser, terwijl hij ruimschoots in de gelegenheid is gesteld om zijn asielmotieven (eerder) naar voren te brengen. Verweerder stelt verder terecht dat eiser op geen enkele manier heeft onderbouwd dat hij een (fundamentele) politieke overtuiging heeft, waar die op is gebaseerd, waar die uit bestaat en hoe hij die uit. De enkele opmerking in de correcties en aanvullingen en de zienswijze dat eiser die overtuiging heeft, heeft verweerder daarvoor onvoldoende kunnen vinden. Het beroep slaagt niet.
Conclusie
13. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
14. De aanvraag is terecht ongegrond verklaard. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
23 juni 2023

Documentcode: [documentcode]