ECLI:NL:RBDHA:2023:14214

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
SGR 23/1167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de WIA-uitkering en dagloonberekening door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV inzake de hoogte van haar WIA-uitkering. Eiseres had een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd, welke door het UWV was vastgesteld op € 1.950,04 bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Eiseres was het niet eens met de berekening van het dagloon, omdat het UWV het inkomen van oktober 2020 buiten beschouwing had gelaten. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld, waarbij het UWV zijn standpunt verdedigde dat de berekening van het dagloon correct was, conform de Wet WIA en het Dagloonbesluit. De rechtbank concludeerde dat de referteperiode voor de dagloonberekening correct was vastgesteld van 1 november 2019 tot en met 31 oktober 2020, en dat de WW-uitkering van eiseres over oktober 2020 niet in de referteperiode viel, omdat deze pas in november was uitbetaald. De rechtbank oordeelde dat het UWV de WIA-uitkering op juiste wijze had vastgesteld en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1167

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. Spiering-Kalay).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiseres per 14 november 2022 een loongerelateerde WGA [1] -uitkering toegekend van € 1.950,04 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 18 januari 2023.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als administratief medewerkster. Op 1 juni 2020 is het dienstverband geëindigd. Het UWV heeft eiseres per 1 juli 2020 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Op 16 november 2020 heeft eiseres zich bij het UWV ziekgemeld.
2. Op 19 juli 2022 heeft eiseres WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft vervolgens de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat de hoogte van de WIA-uitkering juist is vastgesteld. Voor de berekening van het WIA-dagloon is eerst de referteperiode vastgesteld. De eerste dag van arbeidsongeschiktheid was 16 november 2020. Hierdoor moet de maand november 2020 buiten beschouwing worden gelaten en eindigt de referteperiode op 31 oktober 2020. De referteperiode begint op de datum een jaar hieraan voorafgaand, dit is 1 november 2019. De referteperiode is dus vastgesteld van 1 november 2019 tot en met 31 oktober 2020. In die periode had eiseres van 1 november 2019 tot en met 31 mei 2020 een bedrag van € 22.137,78 aan inkomen van haar ex-werkgever.
4. Naast het inkomen uit arbeid heeft het UWV rekening gehouden met het inkomen aan WW. De WW-uitkering wordt achteraf betaald, wat maakt dat de eerste WW-betaling pas in augustus 2020 is verricht. Volgens het UWV geldt als regel dat het loon door de uitkeringsrechtigde wordt geacht genoten te zijn in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan. Hierdoor valt de WW-uitkering van eiseres over de maanden juli, augustus en september 2020 binnen de referteperiode en de WW-uitkering over de maand oktober 2020 niet, omdat deze pas in november is uitbetaald. Het UWV heeft bij het inkomen uit arbeid een bedrag van € 10.098,41 aan WW-uitkering opgeteld, waardoor het totale inkomen in de referteperiode uitkomt op € 32.236,19.
5. Om vervolgens tot het dagloon te komen, heeft het UWV voornoemd totaalbedrag gedeeld door de 261 dagloondagen uit de referteperiode. Hieruit volgt een basisdagloon van € 123,51 zonder indexering en € 129,11 met indexering.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat bij de berekening van het dagloon ten onrechte het inkomen van de maand oktober 2020 buiten beschouwing is gelaten. Het bestreden besluit is daarmee onzorgvuldig voorbereid.

Wat vindt de rechtbank

7. Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Wet WIA wordt voor de berekening van een uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat, als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer verdiende in de periode van één jaar die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ziekte die tot volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid heeft geleid, is ingetreden. Het derde lid bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de vaststelling van het dagloon, bedoeld in het eerste lid, en de herziening ervan nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld.
8. Ten tijde van belang was de algemene maatregel van bestuur als hiervoor bedoeld het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit). Op grond van artikel 15, eerste lid, van het Dagloonbesluit wordt de werknemer geacht zijn loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarover een werkgever van dat loon opgave heeft gedaan. Op grond van artikel 33, eerste lid, van de WW betaalt het UWV de WW-uitkering in de regel per kalendermaand achteraf.
9. De WW-uitkering van eiseres over de maand oktober 2020 is op grond van artikel 33 WW betaald in november 2020. Deze betaling is niet betrokken in de berekening van het WIA-dagloon, omdat deze niet in de referteperiode heeft plaatsgevonden. Dit is overeenkomstig de hiervoor bedoelde regelgeving. Eisers heeft ook niet betwist dat haar dagloon is berekend overeenkomstig de geldende bepalingen in artikel 13 van de Wet WIA en artikel 15 van het Dagloonbesluit. De beroepsgrond van eiseres dat bij de berekening van het dagloon ten onrechte het inkomen van de maand oktober 2020 buiten beschouwing is gelaten, slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het UWV heeft het dagloon en daarmee de hoogte van de WIA-uitkering op juiste wijze vastgesteld.
11. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 september 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.