ECLI:NL:RBDHA:2023:14209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
09/017080-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtigheid van vrachtwagenchauffeur

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1964, die betrokken was bij een verkeersongeval op 17 september 2021 in Koudekerk aan den Rijn. De verdachte, als bestuurder van een vrachtwagen, heeft onvoldoende aandacht gehad voor de verkeerssituatie en heeft niet voldaan aan de minimaal voorgeschreven gezichtsvelden van zijn spiegels. Dit leidde tot een aanrijding met een fietsster, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder verwondingen aan beide ellebogen en een amputatie van haar linkerbeen. De rechtbank heeft het standpunt van de officier van justitie gevolgd, die een bewezenverklaring van de tenlastelegging heeft gevorderd. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. De benadeelde partij, de fietsster, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/017080-22
Datum uitspraak: 22 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 30 mei 2023 (regie) en 8 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C. Stolk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.J.M. Vélu naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2021 te Koudekerk aan den Rijn, gemeente Alphen aan den Rijn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de Dorpsstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- heeft gereden terwijl de vastgestelde gezichtsvelden op grondniveau van de rechter breedtespiegel en/of trottoirspiegel en/of de vooruitkijkspiegel niet volde(e)d(en) aan de minimaal voorgeschreven gezichtsvelden en/of (vervolgens)
- nadat hij, verdachte de fietsster eerder had waargenomen zich niet, althans onvoldoende ervan heeft vergewist dat de fietsster zich voor danwel rechts naast, althans in de nabijheid van zijn vrachtauto bevond en/of (vervolgens)
- bij het verkrijgen van een groen licht uitstralend verkeerslicht, is opgereden en (vervolgens/daarbij) in botsing is gekomen met die fietsster waardoor die fietsster ten val is gekomen, waardoor een ander te weten die fietsster (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten verwondingen aan beide ellebogen en/of bloeduitstorting rondom (linker)oog en/of meerdere breuken aan (linker) been waarvoor amputatie, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2021 te Koudekerk aan den Rijn , gemeente Alphen aan den Rijn als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Dorpsstraat, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- heeft gereden terwijl de vastgestelde gezichtsvelden op grondniveau van derechter breedtespiegel en/of trottoirspiegel en/of de vooruitkijkspiegel niet volde(e)d(en) aan de minimaal voorgeschreven gezichtsvelden en/of (vervolgens)
- nadat hij, verdachte de fietsster eerder had waargenomen zich niet, althans onvoldoende ervan heeft vergewist dat de fietsster zich voor danwel rechts naast, althans in de nabijheid van zijn vrachtauto bevond en/of (vervolgens)
- bij het verkrijgen van een groen licht uitstralend verkeerslicht, is opgereden en (vervolgens/daarbij) in botsing is gekomen met die fietsster waardoor die fietsster ten val is gekomen, waardoor een ander te weten die fietsster (genaamd [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur, team verkeer, met bijlagen (pagina 1 t/m 99, deels doorgenummerd) en een aanvullend procesdossier (pagina 1 t/m 3, niet doorgenummerd).
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 september 2023, voor zover inhoudende:
Ik reed op 17 september 2021 in mijn vrachtwagen op de Dorpsstraat in Koudekerk aan den Rijn . Ik heb het slachtoffer gezien en ingehaald, voordat ik verderop voor het stoplicht tot stilstand kwam. Ik stond half op de fietssuggestiestrook, zodat fietsers eventueel nog langs mijn vrachtwagen konden rijden. Ik heb niet gezien dat het slachtoffer langs mijn vrachtwagen is gekomen en ik heb haar ook niet gezien toen ik optrok.
2.
Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, opgemaakt op 24 december 2021, voor zover inhoudende (p. 55 t/m 89):
Op de Dorpsstraat gelegen binnen de bebouwde kom van Koudekerk a/d Rijn, in de gemeente Alphen a/d Rijn, nabij het kruispunt met de Bruggestraat had een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een bedrijfsauto en een fiets. Tijdens stilstand naderde van achteren een fietsster die de bedrijfsauto rechts passeerde en voor de bedrijfsauto was gestopt voor het rode verkeerslicht. Nadat het verkeerslicht op groen ging, trok de bedrijfsauto op waarbij deze in aanrijding kwam met de betreffende fietsster die vervolgens onder de bedrijfsauto terecht kwam. Bij het verkeerslicht op de Dorpsstraat bestemd voor de rijrichting van de betrokkenen was een stopstreep
op de rijbaan aangebracht. Direct voorbij deze stopstreep was een zogenaamde opgeblazen fiets opstelstrook (OFOS) gelegen. De stopstreep van deze OFOS was circa 3,5 meter voorbij de eerste stopstreep gelegen.
Wij zagen dat de vastgestelde gezichtsvelden op grondniveau van de rechter breedtespiegel, trottoirspiegel en de vooruitkijkspiegel niet voldeden aan de minimaal voorgeschreven gezichtsvelden. Gelet op het vorenstaande waren de spiegels en gezichtsveldverbeterende voorzieningen van bedrijfsauto’s niet zodanig geplaatst dat de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden, zoals bepaald in bijlage VIII, hoofdstuk 2, titel 2, paragrafen 1 tot en met 6, kon overzien, als bedoeld in artikel 5.18.5 lid 1 RV.
Indien de voorgeschreven spiegels zodanig waren afgesteld dat deze voldeden aan de
voorgeschreven gezichtsvelden op grondniveau had de bestuurder van de Scania de betrokken fietsster in de betreffende spiegels steeds kunnen waarnemen tijdens haar passeermanoeuvre. Uit onderzoek bleek dat de rechter breedtespiegel, de vooruitkijkspiegel en de trottoirspiegel niet voldeden aan de minimum voorgeschreven gezichtsvelden op grondniveau. Voor de vooruitkijkspiegel en de rechter breedte spiegel gold dat in geringe maten en had ons inziens nauwelijks tot geen invloed op de toedracht van dit verkeersongeval. Dat was niet het geval met het vastgestelde gezichtsveld van de trottoirspiegel aangezien de afwijking van het minimaal voorgeschreven gezichtsveld groot was. Gezien deze reconstructie was de fietsster waarschijnlijk over een lengte van circa 2,7 meter rechts naast de cabine niet zichtbaar voor de bestuurder van de Scania.
Gezien de aangetroffen sporen is aannemelijk dat de Scania met de rechtervoorzijde ter hoogte van de bumper in aanrijding was gekomen met het achterwiel van de fiets.
Tijdens de aanrijding werd de fiets door het rechtervoorwiel van de Scania overreden.
Fotonummer 23: In de rechter buitenspiegel en de rechter breedtespiegel had de bestuurder van de Scania de passerende fietsster kunnen waarnemen. In de trottoirspiegel is alleen een deel van het trottoir en de muur van de erfafscheiding van de aldaar gelegen kerk zichtbaar. Alleen als de fietsster via het trottoir vlak langs de muur van de kerk de Scania was gepasseerd had de bestuurder haar in de trottoirspiegel kunnen zien. Als ze vlak langs de Scania was gegaan was ze niet zichtbaar in de trottoirspiegel.
Fotonummer 24: In de vooruitkijkspiegel was de fiets in de positie weergegeven op foto 18 t/m 20 wel zichtbaar.
3.
Een geschrift, te weten een letselbeschrijving [slachtoffer] , opgemaakt door [naam] , voor zover inhoudende (p. 2 aanvullend procesdossier):
Betrokkene werd met ernstig letsel aan het linker onderbeen naar het LUMC vervoerd. In de toedracht staat vermeld dat betrokkene als fietser met het linkerbeen onder haar fiets werd aangetroffen na aanrijding door een vrachtwagen. De geconstateerde letsels waren:
- bloeduitstorting rondom linkeroog;
- verwondingen aan beide ellebogen;
- meerdere breuken aan het linker onderbeen met gedeeltelijke amputatie (ten gevolge van het ongeval) van het been.
Betrokkene werd zes maal aan het linkerbeen geopereerd. Na de eerste spoedoperaties bleek het onderbeen niet te behouden en werd een onderbeen amputatie verricht op 21 september 2021. Betrokkene ontwikkelde diverse complicaties, waarna ook het bovenbeen geamputeerd werd op 8 oktober 2021. Betrokkene was van 17 september 2021 tot en met 29 oktober 2021 in het LUMC opgenomen. Het is onzeker of betrokkene in de toekomst nog een deel van haar mobiliteit kan terugkrijgen met een beenprothese. Er is sprake van een langdurig hersteltraject van tenminste maanden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De mate van schuld
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van schuld in strafrechtelijke zin.
Ten aanzien van de mate van schuld acht de rechtbank het volgende van belang. De verdachte is beroepschauffeur die bekend was met het voertuig dat hij op 17 september 2021 bestuurde. Een vrachtwagen is een zwaar voertuig, dat in geval van een ongeval al snel ernstig letsel kan veroorzaken. Reeds hierom mag extra voorzichtigheid worden gevraagd van de bestuurder van een vrachtwagen, zeker wanneer daarmee wordt gereden binnen de bebouwde kom.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het slachtoffer vlak voor de aanrijding heeft gezien en ingehaald. Toen verdachte kort daarna voor het verkeerslicht stopte, heeft hij zijn vrachtwagen half op de fietssuggestiestrook geplaatst, zodat fietsers langs de vrachtwagen konden rijden en zich voor de vrachtwagen in de daarvoor bestemde fiets opstelstrook konden opstellen.
Verder was de verdachte ermee bekend dat de plek waar het ongeval heeft plaatsgevonden een smalle straat is en waar fietsers en gemotoriseerd verkeer gebruik maken van dezelfde weg. De verdachte had onder die omstandigheden zich er des te meer van moeten vergewissen dat er geen fietser in de directe nabijheid van de vrachtwagen was voordat hij optrok.
Uit het proces-verbaal van de ongevallenanalyse blijkt dat de trottoirspiegel van de vrachtwagen van de verdachte verkeerd stond afgesteld. Als de spiegel goed was afgesteld, dan had de verdachte kunnen zien dat de fietsster de vrachtwagen aan de rechterkant passeerde. Daarnaast volgt uit het proces-verbaal dat de fietsster vervolgens in de vooruitkijkspiegel zichtbaar moet zijn geweest.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. De verdachte is de fietsster eerder gepasseerd en had daarom moeten kijken waar zij was gebleven. De verdachte heeft niet gezien dat de fietsster de vrachtwagen is gepasseerd en voor de vrachtwagen stond opgesteld. De verdachte is onoplettend geweest door onvoldoende in zijn vooruitkijkspiegel te kijken, waarin de fietsster te zien moet zijn geweest toen zij voor de vrachtwagen stilstond. Daarnaast is de verdachte ook onvoorzichtig geweest door te rijden in een vrachtwagen waarvan de spiegels onjuist stonden afgesteld. Hierdoor kon de verdachte niet zien dat de fietsster de vrachtwagen aan de rechterkant passeerde.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en komt tot de conclusie dat het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend kan worden beschouwd en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Door dit verkeersongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 17 september 2021 te Koudekerk aan den Rijn , gemeente Alphen aan den Rijn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de Dorpsstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse en (vervolgens);
- heeft gereden terwijl de vastgestelde gezichtsvelden op grondniveau van de rechter breedtespiegel en trottoirspiegel en de vooruitkijkspiegel niet voldeden aan de minimaal voorgeschreven gezichtsvelden en (vervolgens);
- nadat hij, verdachte, de fietsster eerder had waargenomen zich niet, althans onvoldoende ervan heeft vergewist dat de fietsster zich voor danwel rechts naast, althans in de nabijheid van zijn vrachtauto bevond en (vervolgens);
- bij het verkrijgen van een groen licht uitstralend verkeerslicht, is opgereden en (vervolgens) in botsing is gekomen met die fietsster waardoor die fietsster ten val is gekomen, waardoor een ander te weten die fietsster (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten verwondingen aan beide ellebogen en bloeduitstorting rondom
het(linker)oog en meerdere breuken aan
het(linker) been, waarvoor amputatie
nodig was, werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in het geval van een veroordeling, een taakstraf op te leggen, met een voorwaardelijke rijontzegging.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te handelen. De verdachte was de bestuurder van een vrachtwagen, waarvan onder andere de trottoirspiegel niet juist stond afgesteld. Hierdoor heeft de verdachte niet gezien dat een fietsster zijn vrachtwagen aan de rechterkant passeerde, terwijl hij voor een verkeerslicht wachtte. Tijdens het optrekken heeft de verdachte onvoldoende in zijn spiegels gekeken en de fietsster aangereden. Als gevolg hiervan heeft de fietsster zwaar lichamelijk letsel opgelopen: haar been moest worden geamputeerd.
De rechtbank begrijpt dat de verdachte dit ongeval natuurlijk nooit heeft gewild en dat ook hij de gevolgen ervan betreurt. Hij had echter als beroepschauffeur en als bestuurder van een zware vrachtwagen meer voorzichtigheid moeten betrachten..
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 augustus 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is voor het door “aanmerkelijke schuld” veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij er bij een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, als uitgangspunt vermeld een taakstraf voor de duur van 120 uren, met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen door de duur van zes maanden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis, passend en geboden is. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de taakstraf rekening gehouden met het feit dat de verdachte ter terechtzitting spijt en berouw heeft getoond en dat het ongeval ook impact op zijn leven heeft gehad en nog steeds heeft, doordat het ongeval plaatsvond in een kleine gemeenschap en hij het slachtoffer kent. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte inmiddels meerdere keren contact met het slachtoffer heeft gehad.
Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden passend. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheid dat het bewezen verklaarde feit twee jaren geleden heeft plaatsgevonden, en dat de verdachte in de tussentijd niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie en justitie voor overtreding van de Wegenverkeerswet. Bovendien heeft de verdachte zijn rijbewijs nodig als beroepschauffeur. De voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid heeft tot doel te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Het verzoek tot schadevergoeding bevat geen schadebedrag. Uit een brief van de zoon van de benadeelde partij blijkt dat de verzekeraar van de verdachte volledige aansprakelijkheid heeft geaccepteerd, maar dat nog onbekend is of bedragen niet vergoed worden.
De officier van justitie en de raadsman hebben geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer] niet is onderbouwd en dat geen bedragen zijn ingevuld. Daardoor voldoet het verzoek tot schadevergoeding niet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
80 (TACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
40 (VEERTIG) DAGEN;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. J.P. Jansen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 september 2023.