3.3.Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur, team verkeer, met bijlagen (pagina 1 t/m 99, deels doorgenummerd) en een aanvullend procesdossier (pagina 1 t/m 3, niet doorgenummerd).
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 september 2023, voor zover inhoudende:
Ik reed op 17 september 2021 in mijn vrachtwagen op de Dorpsstraat in Koudekerk aan den Rijn . Ik heb het slachtoffer gezien en ingehaald, voordat ik verderop voor het stoplicht tot stilstand kwam. Ik stond half op de fietssuggestiestrook, zodat fietsers eventueel nog langs mijn vrachtwagen konden rijden. Ik heb niet gezien dat het slachtoffer langs mijn vrachtwagen is gekomen en ik heb haar ook niet gezien toen ik optrok.
2.
Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, opgemaakt op 24 december 2021, voor zover inhoudende (p. 55 t/m 89):
Op de Dorpsstraat gelegen binnen de bebouwde kom van Koudekerk a/d Rijn, in de gemeente Alphen a/d Rijn, nabij het kruispunt met de Bruggestraat had een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een bedrijfsauto en een fiets. Tijdens stilstand naderde van achteren een fietsster die de bedrijfsauto rechts passeerde en voor de bedrijfsauto was gestopt voor het rode verkeerslicht. Nadat het verkeerslicht op groen ging, trok de bedrijfsauto op waarbij deze in aanrijding kwam met de betreffende fietsster die vervolgens onder de bedrijfsauto terecht kwam. Bij het verkeerslicht op de Dorpsstraat bestemd voor de rijrichting van de betrokkenen was een stopstreep
op de rijbaan aangebracht. Direct voorbij deze stopstreep was een zogenaamde opgeblazen fiets opstelstrook (OFOS) gelegen. De stopstreep van deze OFOS was circa 3,5 meter voorbij de eerste stopstreep gelegen.
Wij zagen dat de vastgestelde gezichtsvelden op grondniveau van de rechter breedtespiegel, trottoirspiegel en de vooruitkijkspiegel niet voldeden aan de minimaal voorgeschreven gezichtsvelden. Gelet op het vorenstaande waren de spiegels en gezichtsveldverbeterende voorzieningen van bedrijfsauto’s niet zodanig geplaatst dat de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden, zoals bepaald in bijlage VIII, hoofdstuk 2, titel 2, paragrafen 1 tot en met 6, kon overzien, als bedoeld in artikel 5.18.5 lid 1 RV.
Indien de voorgeschreven spiegels zodanig waren afgesteld dat deze voldeden aan de
voorgeschreven gezichtsvelden op grondniveau had de bestuurder van de Scania de betrokken fietsster in de betreffende spiegels steeds kunnen waarnemen tijdens haar passeermanoeuvre. Uit onderzoek bleek dat de rechter breedtespiegel, de vooruitkijkspiegel en de trottoirspiegel niet voldeden aan de minimum voorgeschreven gezichtsvelden op grondniveau. Voor de vooruitkijkspiegel en de rechter breedte spiegel gold dat in geringe maten en had ons inziens nauwelijks tot geen invloed op de toedracht van dit verkeersongeval. Dat was niet het geval met het vastgestelde gezichtsveld van de trottoirspiegel aangezien de afwijking van het minimaal voorgeschreven gezichtsveld groot was. Gezien deze reconstructie was de fietsster waarschijnlijk over een lengte van circa 2,7 meter rechts naast de cabine niet zichtbaar voor de bestuurder van de Scania.
Gezien de aangetroffen sporen is aannemelijk dat de Scania met de rechtervoorzijde ter hoogte van de bumper in aanrijding was gekomen met het achterwiel van de fiets.
Tijdens de aanrijding werd de fiets door het rechtervoorwiel van de Scania overreden.
Fotonummer 23: In de rechter buitenspiegel en de rechter breedtespiegel had de bestuurder van de Scania de passerende fietsster kunnen waarnemen. In de trottoirspiegel is alleen een deel van het trottoir en de muur van de erfafscheiding van de aldaar gelegen kerk zichtbaar. Alleen als de fietsster via het trottoir vlak langs de muur van de kerk de Scania was gepasseerd had de bestuurder haar in de trottoirspiegel kunnen zien. Als ze vlak langs de Scania was gegaan was ze niet zichtbaar in de trottoirspiegel.
Fotonummer 24: In de vooruitkijkspiegel was de fiets in de positie weergegeven op foto 18 t/m 20 wel zichtbaar.
3.
Een geschrift, te weten een letselbeschrijving [slachtoffer] , opgemaakt door [naam] , voor zover inhoudende (p. 2 aanvullend procesdossier):
Betrokkene werd met ernstig letsel aan het linker onderbeen naar het LUMC vervoerd. In de toedracht staat vermeld dat betrokkene als fietser met het linkerbeen onder haar fiets werd aangetroffen na aanrijding door een vrachtwagen. De geconstateerde letsels waren:
- bloeduitstorting rondom linkeroog;
- verwondingen aan beide ellebogen;
- meerdere breuken aan het linker onderbeen met gedeeltelijke amputatie (ten gevolge van het ongeval) van het been.
Betrokkene werd zes maal aan het linkerbeen geopereerd. Na de eerste spoedoperaties bleek het onderbeen niet te behouden en werd een onderbeen amputatie verricht op 21 september 2021. Betrokkene ontwikkelde diverse complicaties, waarna ook het bovenbeen geamputeerd werd op 8 oktober 2021. Betrokkene was van 17 september 2021 tot en met 29 oktober 2021 in het LUMC opgenomen. Het is onzeker of betrokkene in de toekomst nog een deel van haar mobiliteit kan terugkrijgen met een beenprothese. Er is sprake van een langdurig hersteltraject van tenminste maanden.