ECLI:NL:RBDHA:2023:14207
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen beëindiging opvang asielzoeker en bestuursrechtelijke rechtsgang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2023 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen de beëindiging van zijn opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De rechtbank had eerder op 24 december 2022 zonder zitting geoordeeld dat zij onbevoegd was om kennis te nemen van het beroep van de opposant, omdat de mondelinge mededeling van het COA op 20 december 2022 over de beëindiging van de opvang geen besluit was dat gelijkgesteld kon worden met een feitelijke handeling. De opposant, die statushouder is, had niet tijdig om instemming voor opvang verzocht, waardoor zijn opvang van rechtswege was geëindigd.
In het verzet heeft de opposant aangevoerd dat de mededeling van het COA wel degelijk rechtsgevolgen had en dat er geen andere adequate bestuursrechtelijke rechtsgang openstond. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opposant zijn aanspraak op opvang had verloren door het niet tijdig aanvragen van instemming. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat er wel degelijk andere rechtsmiddelen beschikbaar waren voor de opposant, die zich op 5 januari 2023 opnieuw had gemeld voor opvang, maar wiens verzoek was afgewezen.
De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van 24 december 2022 in stand gelaten. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.