ECLI:NL:RBDHA:2023:14207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
22/8209 en 22/8210 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beëindiging opvang asielzoeker en bestuursrechtelijke rechtsgang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2023 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen de beëindiging van zijn opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De rechtbank had eerder op 24 december 2022 zonder zitting geoordeeld dat zij onbevoegd was om kennis te nemen van het beroep van de opposant, omdat de mondelinge mededeling van het COA op 20 december 2022 over de beëindiging van de opvang geen besluit was dat gelijkgesteld kon worden met een feitelijke handeling. De opposant, die statushouder is, had niet tijdig om instemming voor opvang verzocht, waardoor zijn opvang van rechtswege was geëindigd.

In het verzet heeft de opposant aangevoerd dat de mededeling van het COA wel degelijk rechtsgevolgen had en dat er geen andere adequate bestuursrechtelijke rechtsgang openstond. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de opposant zijn aanspraak op opvang had verloren door het niet tijdig aanvragen van instemming. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat er wel degelijk andere rechtsmiddelen beschikbaar waren voor de opposant, die zich op 5 januari 2023 opnieuw had gemeld voor opvang, maar wiens verzoek was afgewezen.

De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van 24 december 2022 in stand gelaten. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/8209 en AWB 22/8210 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2023 op het verzet van

[opposant] , opposant

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Derksen).

Inleiding

Opposant heeft beroep ingesteld tegen de mondelinge mededeling van 20 december 2022 van het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) dat zijn opvangvoorzieningen per direct zijn beëindigd. Opposant heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 24 december 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van dat beroep en verzoek. Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 13 maart 2023 op zitting behandeld. Opposant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is Y. E-Rramdani verschenen. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft op 30 maart 2023 het onderzoek heropend.
COA heeft een besluit van 5 april 2023 overgelegd, waarin COA het verzoek om opvang van 5 januari 2023 van opposant afwijst.
De rechtbank heeft het verzet op 6 april 2023 op zitting behandeld. Opposant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is M. Kundi verschenen. COA heeft zich laten vertegenwoordiger door mr. H.P. Kallenbach.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om COA in staat te stellen te reageren op het standpunt van opposant dat het niet-tijdig melden op 20 december 2022 verschoonbaar is. COA heeft verder toegezegd na te gaan op welke wijze opposant zijn eventuele aanspraken op woonruimte ter toetsing aan de rechter voor zou kunnen leggen. COA heeft bij brief van 14 april 2023 gereageerd.
Bij bericht van 23 april 2023 heeft opposant in reactie op de brief van 14 april 2023 zijn standpunt nader onderbouwd. De rechtbank heeft COA verzocht om een reactie.
Op 20 mei 2023 heeft COA een aanvullend besluit van 19 mei 2023 overgelegd. De rechtbank heeft opposant verzocht hierop uiterlijk 7 juni 2023 te reageren. Dit heeft opposant uiteindelijk gedaan op 26 juni 2023. Hij heeft de rechtbank verzocht om uitspraak te doen op het verzetschrift. De rechtbank heeft heden het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank en voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft in de zaken
AWB 22/8209 en AWB 22/8210 op 24 december 2022 uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd verklaard. De reden hiervoor is de volgende. COA heeft opposant op 20 december 2022 mondeling meegedeeld dat zijn opvangvoorzieningen per direct waren geëindigd. Dit betreft een kennisgeving en een uitvoering van een al ingetreden rechtsgevolg. Omdat geen sprake is van een besluit of feitelijke handeling die moet worden gelijkgesteld met een besluit [1] , heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening kennis te nemen.
2. In verzet beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de uitspraak van
24 december 2022 terecht is geoordeeld dat het buiten redelijke twijfel is dat de rechtbank onbevoegd was. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat deze niet juist is. In essentie stelt opposant dat de mondelinge mededeling van 20 december 2022 wel een feitelijke handeling is die moet worden gelijkgesteld met een besluit. De mededeling heeft namelijk rechtsgevolgen, in die zin dat COA zijn taakstelling (de zorg voor huisvesting voor opposant) heeft beëindigd. Dit heeft ook gevolgen voor de nareisprocedure. Verder stelt opposant er geen andere adequate bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat tegen het beëindigen van de opvang en taakstelling.
4. De rechtbank is het niet eens met opposant. Opposant is statushouder en kon in afwachting van andere huisvesting verblijven in een COA-opvang [2] . Om zijn aanspraak op COA-opvang te behouden, moest opposant zich iedere twee weken bij het COA melden om opnieuw instemming voor opvang te verkrijgen. [3] Vaststaat dat opposant niet (tijdig) om die instemming heeft verzocht. Daarom is de opvang van rechtswege geëindigd. De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat de mondelinge mededeling van 20 december 2022 hieromtrent een kennisgeving is van een al ingetreden rechtsgevolg. De nadelige gevolgen waar opposant op wijst, zijn geen (beoogde) rechtsgevolgen van het feit dat zijn opvang van rechtswege is geëindigd.
5. Verder oordeelt de rechtbank dat er wel een andere bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat. Opposant heeft zich op 5 januari 2023 gemeld in Ter Apel voor COA-opvang. Met de besluiten van 5 april 2023 en 19 mei 2023 is dit geweigerd, omdat de aanvankelijke aanspraak van opposant is geëindigd. Ook zijn de door opposant aangevoerde omstandigheden niet dermate bijzonder, dat dit ertoe leidt dat hij tot de opvang moet worden toegelaten. Tegen deze beschikkingen heeft opposant rechtsmiddelen [4] ingesteld. De weigering om opposant op 5 januari 2023 toe te laten tot COA-opvang, omdat zijn aanvankelijke aanspraak al dan niet terecht is geëindigd, maakt onderdeel uit van die procedures.
6. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 24 december 2022. Het verzet is ongegrond. De uitspraak van 24 december 2022 blijft dus in stand.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zoals bedoelt in artikel 72, derde lid van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 12 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva).
3.Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Rva.
4.AWB 23/4366 en AWB 23/4365