ECLI:NL:RBDHA:2023:1420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
C/09/640772 / JE RK 23-31
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar opvoedomgeving en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in verband met zorgen over ouders

Op 13 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak is aanhangig gemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige01]. De ouders van [minderjarige01] hebben een wisselende relatie, gekenmerkt door spanningen, conflicten en fysiek geweld, mede veroorzaakt door alcoholgebruik. De kinderrechter heeft kennisgenomen van een verzoekschrift en bijlagen, waaronder een raadsrapport, en heeft de zaak met gesloten deuren behandeld.

Tijdens de zitting is gebleken dat [minderjarige01] feitelijk bij de vader verblijft, terwijl de moeder in voorlopige hechtenis zit wegens het overtreden van een huisverbod. De Raad heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing gemotiveerd, waarbij de zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige01] zijn benadrukt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de zorgen zelfstandig weg te nemen en dat er hulpverlening nodig is. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige01] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland en hem uit huis te plaatsen bij de vader met gezag, voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een latere zitting, zodat de moeder de gelegenheid krijgt om haar standpunt kenbaar te maken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om de opvoedomgeving bij de vader te onderzoeken en dat er veiligheidsafspraken moeten worden gemaakt. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/640772 / JE RK 23-31
Datum uitspraak: 13 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 5 januari 2023 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 3 januari 2023.
Op 13 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] namens de Raad;
- mevrouw [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder, ondersteund door de tolk mevrouw [tolk] .

Feiten

- [minderjarige01] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de vader.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Er zijn grote zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige01] . Er is meermaals betrokkenheid geweest van Veilig Thuis vanwege politiemeldingen. Uit deze meldingen komt naar voren dat er geregeld sprake is van overmatig alcoholgebruik door de ouders, met daaruit voortkomend hoogoplopende ruzies waarbij ook fysiek geweld heeft plaatsgevonden. Bij verschillende incidenten was [minderjarige01] aanwezig en hij heeft hierdoor veel onveiligheid ervaren. Vanwege diverse incidenten is op 16 december 2022 een huisverbod voor de moeder uitgesproken. Dit huisverbod is verlengd tot 13 januari 2023. Gedurende het raadsonderzoek heeft de Raad geen contact met de moeder kunnen krijgen. Ter zitting heeft de Raad toegelicht dat op 12 januari 2023 is gebleken dat de moeder in (voorlopige) hechtenis zit voor het overtreden van het huisverbod. De Raad heeft van de vader begrepen dat de ouders al langere tijd conflicten hebben en is bezorgd welke invloed dit heeft op de zesjarige [minderjarige01] . Er moet daarom goed onderzocht worden of er hulpverlening voor hem ingezet moet worden. De Raad heeft daarnaast zorgen over mogelijke persoonlijke problematiek van de moeder. Het is belangrijk dat daar zicht op komt. Gelet op de slechte verstandhouding tussen de ouders, het ontbreken van constructieve communicatie en de zorgen omtrent de persoonlijke problematiek van de moeder, worden de ouders op dit moment niet in staat geacht om de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01] zelfstandig weg te nemen. Er is hulpverlening nodig voor de ouders om de spanningen tussen hen beiden te doen verminderen en om een beter beeld te krijgen van de opvoedsituatie bij de moeder. Verder is een machtiging uithuisplaatsing bij de vader met gezag noodzakelijk. De moeder zit op dit moment vast. De Raad is bezorgd om wat er gebeurt als zij vrijkomt. De insteek is dat zij wordt doorgestuurd naar [naam03] . De vader wordt ondersteund vanuit [naam04] . Het is niet in het belang van [minderjarige01] als de moeder weer thuis komt wonen. Het moet voor zowel de ouders als [minderjarige01] duidelijk zijn dat hij voorlopig bij de vader verblijft. De Raad verzoekt om die reden om een machtiging uithuisplaatsing bij de vader met gezag. De komende periode moet blijken hoe [minderjarige01] veilig contact kan hebben met de moeder.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat het de afgelopen periode niet is gelukt om in contact te komen met de moeder. Met de vader heeft de gecertificeerde instelling wel een goede samenwerking. De vader is open in gesprekken en ziet ook in dat hij verkeerd gehandeld heeft. Hij draagt op dit moment de zorg voor [minderjarige01] en handelt daarbij in het belang van zijn zoon. Het is belangrijk dat er rust komt in de opvoedomgeving van [minderjarige01] . Het huisverbod van de moeder loopt af; er moet daarom gekeken worden hoe [minderjarige01] op een veilige manier omgang kan hebben met de moeder. Ook moet onderzocht worden of hij hulpverlening nodig heeft, nu hij mogelijk kampt met trauma. De gecertificeerde instelling benadrukt dat het belangrijk is dat beide ouders bij dit proces betrokken worden en hoopt dan ook dat de moeder bereid is om samen te werken met de gecertificeerde instelling.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. Ter zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij zich zorgen maakt. [minderjarige01] praat niet over zijn gevoelens en emoties. De vader is blij dat hij weer naar school gaat, zodat hij wat meer afleiding heeft. De vader maakt zich ook zorgen om de moeder. Wat de vader betreft is de relatie met de moeder wel definitief over. Er is de afgelopen periode teveel gebeurd en de vader stelt het belang van [minderjarige01] nu voorop. Wel hoopt dat de vader dat de moeder (tijdelijke) woonruimte vindt. Daarbij is het ook belangrijk dat [minderjarige01] contact heeft met de moeder, nu hij de moeder zichtbaar mist.
De moeder heeft zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzochte. Zij heeft het verzoekschrift niet ontvangen, waardoor zij pas ter zitting heeft begrepen waar het verzoek over gaat. De moeder heeft naar voren gebracht het daarom moeilijk te vinden om daarop te reageren. Zij zit op dit moment in (voorlopige) hechtenis voor het overtreden van het huisverbod. Zij vertelt dat nog nooit een dag zonder haar zoon is geweest, dat zij wist dat zij niet naar huis mocht komen, maar dat zij op enig moment helemaal instortte en dit toch heeft gedaan. Over twee weken komt de moeder vrij. Zij is voornemens weer aan het werk te gaan en woonruimte te zoeken. De moeder erkent dat [minderjarige01] dingen heeft meegemaakt in de thuissituatie en wil er alles aan doen om te voorkomen dat dit weer gebeurt.

Beoordeling

De kinderrechter acht het – hoewel de moeder het verzoekschrift niet tijdig heeft ontvangen en zich niet heeft kunnen voorbereiden op een weerwoord ter zitting – noodzakelijk reeds nu te beslissen op het verzoek, met inachtneming van een korte periode. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat thans voldoende gebleken is dat de in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde gronden voor ondertoezichtstelling en de in artikel 1:265b, eerste lid, BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
De Raad heeft onderbouwd aangedragen dat er grote zorgen zijn over de opvoedomgeving van [minderjarige01] . De ouders hebben een wisselende relatie, wat regelmatig heeft geleid tot hoogoplopende spanningen en conflicten waarbij ook sprake is geweest van fysiek geweld. Alcoholgebruik van beide ouders kan daarvan mede de oorzaak zijn geweest en draagt bij aan de zorgen. Er zijn verschillende meldingen gedaan bij Veilig Thuis over conflicten tussen de ouders en over de opvoedsituatie van [minderjarige01] . [minderjarige01] is nog erg jong, maar krijgt de spanningen en conflicten tussen de ouders wel mee en hij is ook getuige geweest van huiselijk geweld. Uit de stukken en de toelichtingen ter zitting leidt de kinderrechter af dat de ouders de zorgen niet zelfstandig, en ook niet met hulp in vrijwillig kader kunnen wegnemen. Ondanks betrokkenheid van een preventief jeugdbeschermer is het vooralsnog niet gelukt om voldoende rust en stabiliteit voor [minderjarige01] te creëren.
De situatie staat nu op scherp, de moeder komt binnenkort vrij nadat zij heeft vastgezeten en hoewel zij ter zitting heeft verteld dat zij geen concrete plannen heeft om direct naar de woning terug te keren, zijn er terechte zorgen over hoe er vanaf dat moment verder gehandeld moet en kan worden. Bij de geschetste stand van zaken vindt de kinderrechter het daarom noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken wordt om de veiligheid van [minderjarige01] te waarborgen, om toezicht te houden op zijn ontwikkeling en ervoor te zorgen dat de juiste hulpverlening wordt ingezet voor hem en de ouders. Bij de huidige stand van zaken is het tevens noodzakelijk dat er een machtiging wordt afgegeven voor plaatsing van [minderjarige01] bij de vader met gezag. Niet uitgesloten is dat de moeder toch terug naar huis zal keren, waarmee het risico bestaat dat [minderjarige01] wederom wordt blootgesteld aan spanningen en conflicten. De Raad heeft toegelicht dat de ouders op dit moment niet in staat worden geacht om de veiligheid van [minderjarige01] samen te waarborgen. Het is daarom in zijn belang dat hij voorlopig bij de vader verblijft. De komende periode moeten er veiligheidsafspraken gemaakt worden en moet onderzocht worden hoe het verder moet. Daarbij benadrukt de kinderrechter dat het ook belangrijk is dat er meer zicht komt op de opvoedomgeving bij de vader, nu ook over de vader zorgen zijn geuit in het raadsrapport.
De kinderrechter stelt vast dat het de Raad niet is gelukt om de moeder te horen in het kader van het raadsonderzoek. Daarnaast heeft de moeder het verzoekschrift niet voorafgaand aan de zitting ontvangen, omdat er geen contact met haar kon worden gelegd en haar verblijfplaats – tot één dag voor de zitting – onbekend was. De moeder heeft daardoor geen reactie of standpunt kunnen voorbereiden. Met het oog op de noodzaak van hoor en wederhoor zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader daarom slechts voor een korte periode uitspreken en het verzoek voor het overige aanhouden tot de zitting van 21 maart 2023 om 12.00 uur. Dit biedt de moeder de gelegenheid om in contact te komen met de Raad en de gecertificeerde instelling om haar verhaal kenbaar te maken en om een standpunt in te nemen over het verzoekschrift.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 13 januari 2023 tot 27 maart 2023 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag van 13 januari 2023 tot 27 maart 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de zitting van deze zelfde kinderrechter van
21 maart 2023om
12.00 uur;
verzoekt de Raad om
uiterlijk één weekvoorafgaand aan voornoemde zitting een voortgangsverslag en het standpunt ten aanzien van het aangehouden deel van het verzoek aan de kinderrechter en aan de belanghebbenden toe te zenden;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de Raad voor de Kinderbescherming;
- Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
- de vader;
- de moeder.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2023 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 februari 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.