Op 13 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak is aanhangig gemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige01]. De ouders van [minderjarige01] hebben een wisselende relatie, gekenmerkt door spanningen, conflicten en fysiek geweld, mede veroorzaakt door alcoholgebruik. De kinderrechter heeft kennisgenomen van een verzoekschrift en bijlagen, waaronder een raadsrapport, en heeft de zaak met gesloten deuren behandeld.
Tijdens de zitting is gebleken dat [minderjarige01] feitelijk bij de vader verblijft, terwijl de moeder in voorlopige hechtenis zit wegens het overtreden van een huisverbod. De Raad heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing gemotiveerd, waarbij de zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige01] zijn benadrukt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de zorgen zelfstandig weg te nemen en dat er hulpverlening nodig is. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige01] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland en hem uit huis te plaatsen bij de vader met gezag, voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een latere zitting, zodat de moeder de gelegenheid krijgt om haar standpunt kenbaar te maken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om de opvoedomgeving bij de vader te onderzoeken en dat er veiligheidsafspraken moeten worden gemaakt. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.