ECLI:NL:RBDHA:2023:14175

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
C/09/652596 / JE RK 23-1713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 september 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam01] en [naam02], bij hun vader. De zaak is behandeld in het kader van jeugdbescherming, waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderen zijn geboren in 2010 en 2013 en de moeder en vader zijn betrokken als belanghebbenden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie bij de moeder onvoldoende veilig is voor de kinderen, en dat de opvoedsituatie bij de vader beter is. Dit besluit is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij ook de wensen van de kinderen zijn meegewogen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de beschikking van het Hof, die eerder een andere beslissing had genomen, niet langer in het belang van de kinderen is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 6 januari 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten in hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/652596 / JE RK 23-1713
Datum uitspraak: 6 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2010 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2013 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam03],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk te Helmond,
[naam04],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. B.J. Driessen te Nijmegen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 22 augustus 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank het verzoek om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 800, derde lid, en artikel 809, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering afgewezen en het (spoed)verzoek machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] bij de vader met gezag voor het overige aangehouden tot de zitting van 5 september 2023.
1.2.
De zaak is gelijktijdig (gecombineerd) behandeld met de zaak in kort geding met zaaknummer C/09/6525666 / KG ZA 23-709. Gelet op de samenhang tussen beide zaken is ter zitting, met instemming van alle belanghebbenden, besproken dat de stukken die in de dagvaardingsprocedure zijn ingediend, ook deel uitmaken van het procesdossier in deze zaak.
1.3.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling, binnengekomen bij de rechtbank op 22 augustus 2023;
  • voornoemde beschikking van 22 augustus 2023;
  • de dagvaarding van 23 augustus 2023 met producties van de zijde van de moeder;
  • de brief met bijlagen van de zijde van de vader, binnengekomen bij de rechtbank op 24 augustus 2023;
  • het e-mailbericht met producties van de zijde van de moeder, binnengekomen bij de rechtbank op 25 augustus 2023;
  • het e-mailbericht met producties van de zijde van de moeder, binnengekomen bij de rechtbank op 28 augustus 2023;
  • het e-mailbericht van de gecertificeerde instelling, binnengekomen bij de rechtbank op 31 augustus 2023;
  • de brief van de zijde van de moeder met producties, binnengekomen bij de rechtbank op 4 september 2023.
1.4.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam05] , jeugdbeschermer en [naam06] , gedragswetenschapper, namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam07] , gedragswetenschapper bij Jeugdformaat, als informant.
1.5.
Voorafgaand aan de zitting zijn [naam01] en [naam02] gezamenlijk in raadkamer gehoord.

2.De feiten

Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de tussenbeschikking van 22 augustus 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling brengt naar voren dat de beslissing van het Hof van 9 augustus j.l., met de informatie van nu, niet in het belang is van de kinderen en juist schadelijk is voor hun ontwikkeling. Volgens de gecertificeerde instelling heeft het Hof bij het nemen van de beslissing over onvolledige informatie ten aanzien van de opvoedsituatie bij de moeder en de vader beschikt. De gecertificeerde instelling erkent dat zij bij de zitting bij het Hof geen duidelijke voorkeur hebben aangegeven bij welke ouder [naam01] en [naam02] het beste konden opgroeien. In overleg met de behandelaar van de kinderen, de medewerkers van het traject VUHP en de hulpverlening die bij vader is betrokken is de gecertificeerde instelling nu van mening dat het niet in het belang van de kinderen is om bij hun moeder te wonen. De wens van de kinderen om bij hun vader te wonen speelt hierin ook mee.
3.3.
De gecertificeerde instelling voert ter onderbouwing het volgende aan. De twee jeugdbeschermers die ten tijde van de beslissing van het Hof betrokken waren, zijn vrij kort na de beslissing van het Hof uit dienst getreden. Mevrouw [naam06] is als gedragswetenschapper bij de gecertificeerde instelling al langere tijd betrokken bij het gezin. Op 11 augustus 2023 heeft de voormalig jeugdbeschermer in een gesprek met de kinderen de uitspraak van het Hof besproken. Op 18 augustus 2023 zou de vader de kinderen terugbrengen naar moeder. Met name [naam01] heeft zich hiertegen hevig verzet. In overleg met de gecertificeerde instelling zijn de kinderen het weekend bij de vader gebleven. De behandelaar van de kinderen van ‘’Slapende honden? Wakker maken!’’ van Jeugdformaat heeft op 21 augustus 2023 met de kinderen gesproken. De behandelaar is sinds september 2022 betrokken bij de kinderen en heeft een vertrouwensband met ze opgebouwd. Uit het gesprek kwam volgens de behandelaar duidelijk naar voren dat de kinderen niet terug willen naar de moeder. De gecertificeerde instelling heeft vervolgens meerdere keren gesproken met Jeugdformaat om meer duidelijkheid te verkrijgen over de veiligheid van de kinderen bij de moeder. De gedragswetenschapper van Jeugdformaat is al langere tijd betrokken bij het gezin in het kader van het VUHP-traject. Het VUHP-traject bij de moeder is gestopt, omdat het hulpplafond is bereikt. In het VUHP-verslag waren zes bodemeisen gesteld, waarvan er slechts twee zijn behaald. Er wordt geconcludeerd dat de moeder geen inzicht heeft in de zorgen die er spelen, dat zij niet kan aansluiten op signalen van de kinderen en dat zij alle zorgen projecteert op de vader. De gecertificeerde instelling geeft voorts aan dat tijdens de zitting bij het Hof door de voormalige jeugdbeschermers naar voren is gebracht dat er zeer weinig zicht is op de opvoedsituatie bij de vader. De gecertificeerde instelling heeft contact opgenomen met de betrokken hulpverlening bij de vader. De bij de vader betrokken hulpverlening kan zich niet vinden in de uitspraak dat er weinig zicht is op de opvoedsituatie bij de vader en geeft aan een betrokken en meewerkende vader te zien. Dit geeft een ander beeld dan tijdens de zitting bij het Hof naar voren is gekomen. Er is voldoende zicht op de opvoedsituatie bij de vader en deze wordt voldoende veilig geacht.
3.4.
De gecertificeerde instelling is verder van mening dat er geen signalen van ouderverstoting zijn. De gecertificeerde instelling merkt niet dat de vader de kinderen bij de moeder weghoudt. Voor [naam08] , het halfzusje van [naam01] en [naam02] , is het niet wenselijk als de thuissituatie bij de moeder escaleert, omdat de broers tegen hun wil weer bij de moeder moeten wonen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd. De advocaat van de moeder geeft dat de -recente- beslissing van het Hof nageleefd moet worden. Het Hof heeft kritisch gekeken naar het dossier en een weloverwogen beslissing genomen. Er is niets wezenlijk veranderd in de drie weken na de beslissing van het Hof. Er is geen sprake van een noodsituatie waaruit blijkt dat de moeder niet voor de kinderen kan zorgen.
4.2.
Afgesproken was dat de kinderen na het einde van de zomervakantie terug zouden worden gebracht naar de moeder. Op 21 augustus zouden zij weer op school starten. De voormalige jeugdbeschermer heeft na de uitspraak van het Hof passende afspraken gemaakt waaraan de moeder heeft meegewerkt. De moeder heeft de nodige hulpverlening voor de kinderen georganiseerd en de scholen stonden klaar om de kinderen te ontvangen. De voormalige jeugdbeschermer heeft contact gehad met de scholen van de kinderen en te kennen gegeven dat zij hier zouden gaan starten na de zomervakantie. De scholen in [plaats A] is medegedeeld dat de kinderen hier niet zouden starten. Pas tijdens de dagen die volgden kwam weerstand vanuit de kinderen naar voren. De moeder vindt de uitspraken van de kinderen, en met name die van [naam01] , zeer zorgelijk en stelt dat de kinderen in een loyaliteitsconflict zitten. De vader speelt nu eigen rechter en trekt zijn eigen plan. Ondanks herhaalde toezeggingen van de vader, heeft hij niet meegewerkt aan het terug brengen van de kinderen dan wel de moeder in de gelegenheid stellen om de kinderen op te halen. De moeder heeft de kinderen inmiddels zes weken niet gezien. Zij maakt zich veel zorgen om de kinderen. De moeder is geschrokken van de angst en onrust die zij in de ogen van de kinderen zag toen zij op de stoep stond bij de woning van de vader.
4.3.
De door de kinderen op dit moment geuite wens zou niet van doorslaggevende betekenis moeten zijn. In het kader van de zomervakantie verbleven de kinderen bij de vader, waar zij genoten hebben van de vrijheid. Vanuit het VUHP-traject zijn bepaalde handvatten aangereikt aan de moeder. In de zomervakantie is dit op losse schroeven komen te staan. Dit heeft ertoe kunnen leiden dat de kinderen bepaalde voorkeuren zijn gaan uiten. De kinderen kunnen op lange termijn niet overzien wat het meeste in hun belang is. De kinderen zijn ambivalent in hun wens om bij de moeder of vader te wonen. De advocaat van de moeder heeft de kinderrechter, gelet op de beperkingen en jonge leeftijd van de kinderen, verzocht om de kinderen niet te horen. De kinderen zijn niet gehoord door het Hof, omdat de moeder de kinderen niet verder wilde belasten.
4.4.
Er is geen nieuwe informatie aangevoerd waaruit blijkt dat de situatie opeens 180 graden zou moeten draaien. De gecertificeerde instelling neemt geen eenduidige standpunten in en er wordt met twee petten op gesproken. Er is de afgelopen jaren zeer intensieve hulpverlening ingezet in de opvoedsituatie bij de moeder. Bij de vader hebben relatief korte observaties plaatsgevonden op basis waarvan geen conclusies konden worden getrokken. Enkel het gesprek dat heeft plaatsgevonden met de behandelaar van Slapende Honden betreft nieuwe informatie. Verder brengt de moeder naar voren dat het belangrijk is dat de kinderen - gelet op de kindeigen problematiek - speciaal onderwijs volgen. De door de vader uitgezochte scholen sluiten hier niet bij aan. De scholen zijn niet op de hoogte gesteld van de achterliggende problematiek van de kinderen. Daarnaast benadrukt de moeder dat het niet in het belang van de kinderen is als het gezin uiteen wordt gehaald en het halfzusje van [naam01] en [naam02] gescheiden van haar broers opgroeit. Na de zitting bij het Hof voelde de moeder zich na lange tijd gehoord en gezien. Dit bleek helaas een illusie.
4.5.
Door en namens de vader is ingestemd met het verzochte. De advocaat van de vader benadrukt dat alle betrokkenen er baat bij hebben als er rust en stabiliteit komt voor de kinderen. De vader acht het onwenselijk dat het Hof de kinderen niet in de gelegenheid heeft gesteld om gehoord te worden. De vader was voornemens om uitvoering te geven aan de beschikking van het Hof. De vader heeft de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling opgevolgd. Daarnaast heeft hij de moeder de afgelopen periode de gelegenheid gegeven om te bellen met de kinderen of e-mails naar te sturen. De gecertificeerde instelling heeft op basis van eigen inzicht voorliggend verzoek ingediend. Het is opmerkelijk dat de informatie over de opvoedsituatie bij zowel de vader als de moeder bij het Hof onvoldoende voor het voetlicht is gebracht door de voormalige jeugdbeschermers. Er is daardoor sprake geweest van een onjuiste voorstelling van zaken. Tijdens zitting bij het Hof is naar voren gebracht dat de vader zich niet houdt aan de afspraken met de hulpverlening. De vader geeft aan dat hij alle afspraken met de hulpverlening nakomt en in goed contact staat met de gecertificeerde instelling. Hij ontvangt hulp vanuit [B] . Een begeleider helpt de vader met communiceren en vragen die hij heeft over opvoedondersteuning. De benodigde hulpverlening voor de kinderen zal ook in [plaats A] kunnen worden ingezet. De vader heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden. [naam01] kan traumabehandeling krijgen bij [C] . [naam02] kan hier ook zijn hulpverleningstraject vervolgen. De regels die naar aanleiding van het VUHP-traject bij de moeder worden gehanteerd, worden ook opgevolgd door de vader. De vader heeft destijds bij het Hof aangegeven dat hij alle aanwijzingen vanuit de gecertificeerde instelling in het kader van de ondertoezichtstelling opvolgt, en herhaalt dit nogmaals ter zitting. De vader zal ervoor zorgen dat de omgang tussen de moeder en de kinderen doorgang zal vinden. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 29 maart 2023 heeft de vader passende scholen voor de kinderen gezocht. Dit is in samenspraak met Stichting Kans en Kleur en de school in [plaats B] gebeurd.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter stelt voorop dat een beschikking van het Hof onverkort dient te worden nageleefd, en dat dit pas anders is indien sprake is van zwaarwegende en klemmende redenen op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat de nakoming van de beschikking niet langer in het belang van de kinderen is. De kinderrechter is van oordeel dat het Hof ten tijde van het nemen van de beslissing is uitgegaan van onvolledige en onjuiste informatie op grond waarvan (onverkorte) handhaving van de beschikking van het Hof niet langer in het belang van de kinderen is.
5.2.
De kinderrechter benadrukt hierbij dat er veel onrust had kunnen worden voorkomen als de gecertificeerde instelling het Hof eerder volledig en juist had geïnformeerd. De situatie zoals deze is ontstaan na de uitspraak van het Hof heeft voor alle betrokkenen, en in het bijzonder de kinderen, veel stress en onduidelijkheid met zich meegebracht.
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] bij de vader met gezag noodzakelijk is (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.4.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. In eerste aanleg heeft de rechtbank bij beschikking van 29 maart 2023 besloten dat de kinderen met ingang van het nieuwe schooljaar bij de vader zouden gaan wonen. De moeder is op 16 mei 2023 in hoger beroep gekomen van deze beschikking. Bij beschikking van 9 augustus j.l. heeft het Hof de beschikking van 29 maart 2023 vernietigd hetgeen tot gevolg had dat [naam01] en [naam02] na de zomervakantie hun hoofdverblijfplaats zouden hebben bij de moeder. Door de voormalige jeugdbeschermer zijn ook stappen gezet om uitvoering te geven aan de beschikking van het Hof. De voormalig jeugdbeschermer heeft op 11 augustus j.l. met de kinderen gesproken en hulp ingeschakeld om de overgang naar de moeder mogelijk te maken. Op 18 augustus j.l. doet zich de situatie voor waarin de kinderen, en met name [naam01] , hevig verzet tonen tegen terugkeer naar de moeder. In overleg met de gecertificeerde instelling zijn de kinderen het weekend bij vader gebleven. Op 21 augustus j.l. heeft een lang gesprek plaatsgevonden tussen de kinderen en hun behandelaar vanuit Jeugdformaat “Slapende honden? Wakker maken!”. Er heeft daarnaast vanaf 17 augustus 2023 dagelijks overleg plaatsgevonden tussen de gecertificeerde instelling en Jeugdformaat. Jeugdformaat heeft het traject VUHP bij de moeder ingezet en voormelde behandelaar van de kinderen is ook verbonden aan Jeugdformaat.
5.5.
De kinderrechter stelt vast dat -anders dan tijdens de zitting bij het Hof- de gecertificeerde instelling nu vindt dat de (opvoed)situatie bij de vader beter is voor de kinderen dan die bij de moeder. De gecertificeerde instelling geeft aan dat zij, mede naar aanleiding van de informatie die in het overleg met Jeugdformaat is verkregen, inmiddels de situatie bij de moeder als onvoldoende veilig voor de kinderen beoordeelt. Er is ook geen zicht op verbetering nu er al veel hulpverlening bij de moeder ingezet in het kader van de ondertoezichtstelling. Het hulpplafond bij de moeder is inmiddels bereikt. De gedragswetenschapper die betrokken was bij het VUHP-traject bij de moeder heeft het VUHP-rapport namens Jeugdformaat nader toegelicht op de zitting. Jeugdformaat (VUHP) beoordeelt de veiligheid van de kinderen bij de moeder en de emotionele betrokkenheid van de moeder als onvoldoende. Ter zitting is door de gecertificeerde instelling en de gedragswetenschapper van Jeugdformaat aangegeven dat het verzoek van de gecertificeerde instelling wordt gesteund door Jeugdformaat VUHP en de behandelaar vanuit Jeugdformaat van de kinderen.
5.6.
Ook ten aanzien van de veiligheid in de opvoedsituatie bij de vader is er sprake van een gewijzigd standpunt van de gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling heeft nadere informatie ingewonnen bij de hulpverlening die bij vader is betrokken. Er is sprake van een goede samenwerking tussen de vader en de betrokken hulpverlening en volgens deze hulpverlening is er voldoende zicht op de opvoedsituatie bij de vader en wordt deze door hen als positief beoordeeld. De kinderrechter stelt verder vast dat de vader zich heeft verdiept in geschikte scholen voor de kinderen en meewerkt aan de benodigde hulpverlening voor de kinderen.
5.7.
De kinderrechter is van oordeel dat de gecertificeerde instelling de gewijzigde visie op de opvoedsituatie van de ouders voldoende heeft onderbouwd. De gedragswetenschapper van Jeugdformaat heeft ter zitting een toelichting gegeven op de bevindingen vanuit het VUHP traject. De gedragswetenschapper van de gecertificeerde instelling heeft ter zitting de informatie die verkregen is vanuit de hulpverlening van de vader gedeeld en toegelicht. De kinderrechter merkt op dat het de voorkeur heeft dat dergelijke nieuwe, aanvullende informatie op schrift wordt gesteld maar ziet daarbij ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze informatie. De kinderrechter is van oordeel dat met deze nadere informatie over de opvoedsituatie bij de ouders sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die niet zijn meegewogen in de beslissing van het Hof.
5.8.
De kinderrechter overweegt verder dat duidelijk is gebleken dat de kinderen zeer lijden onder de onduidelijkheid over hun woonsituatie. De kinderen zijn destijds niet gehoord door het Hof. Uit het proces-verbaal van de zitting bij het Hof komt naar voren dat de moeder de kinderen bewust besloten heeft om de kinderen niet mee te nemen naar het kindgesprek. [naam01] en [naam02] geven op dit moment duidelijk aan bij de vader te willen wonen. De kinderrechter ziet dat er sprake is van een zeker loyaliteitsconflict. Dit maakt niet dat de mening van de kinderen helemaal niet meeweegt. De behandelaar van de kinderen kent hen al langer en heeft uitgebreid met hen gesproken. Zij steunt het verzoek. [naam01] is daarnaast al langere tijd consistent in zijn wens om bij de vader te wonen.
5.9.
De kinderrechter is van oordeel dat een terugkeer naar de moeder onder deze omstandigheden te veel vraagt van zowel de kinderen als de moeder. De kinderrechter betreurt het feit dat [naam01] en [naam02] uit de gezinssituatie met hun halfzusje worden gehaald. De terugkeer naar moeder van [naam01] en [naam02] en de onrust die hier naar verwachting mee gepaard gaat, is echter ook niet in haar belang.
5.10.
Hoewel de omgang in deze procedure niet aan de orde is, benadrukt de kinderrechter het belang van het contact tussen de kinderen en de moeder. De kinderrechter gaat ervan uit dat de vader de zorgregeling naleeft en dat de kinderen om de week in het weekend bij de moeder verblijven. Gelet op de beperkte financiële middelen van de moeder, verwacht de kinderrechter dat de vader de nodige bijdragen levert om de omgang tussen de kinderen en de moeder te bewerkstelligen.
5.11.
Concluderend is de kinderrechter van oordeel dat sprake is van zodanig zwaarwegende omstandigheden dat (onverkorte) handhaving van de beschikking van 9 augustus 2023 niet in het belang van de kinderen kan worden geacht. Daarom zal als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering [naam01] en [naam02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de ouder met gezag, te weten de vader, van 6 september 2023 tot 6 januari 2024, zijnde de resterende duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2023 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 20 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtsHof te Den Haag.