ECLI:NL:RBDHA:2023:14173
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door een verzoekster die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 10 mei 2023. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 6 juli 2023, waarbij verzoekster niet zelf aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde, mr. K. Kana. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL23.14182) die betrekking heeft op het beroep van verzoekster, was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, in aanwezigheid van griffier mr. A.J. Eertink, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.