ECLI:NL:RBDHA:2023:14165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
NL23.14177
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing asielaanvraag en weigering uitstel van vertrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Moldavische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 10 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door verweerder als ongegrond werd afgewezen. Tevens werd eiser opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en werd er een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting. Hij werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. K. Kana.

Tijdens de procedure heeft verweerder een bericht van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) overgelegd, waaruit bleek dat eiser op 22 augustus 2023 met ondersteuning van de IOM naar Moldavië is vertrokken. Eiser heeft een vertrekverklaring ondertekend waarin hij verklaarde Nederland vrijwillig te verlaten en instemde met het beëindigen van openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel, met uitzondering van procedures tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod.

De rechtbank overweegt dat de ondertekende vertrekverklaring niet kan worden gezien als een intrekking van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag. Echter, gezien het feit dat eiser vrijwillig is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, heeft hij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard voor de afwijzing van de asielaanvraag en de weigering van uitstel van vertrek. Voor het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod is het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser geen zelfstandige beroepsgronden heeft aangevoerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14177

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kana).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft eiser evenmin uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft tevens bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.14178, op 6 juli 2023 op zitting behandeld.Eiser is niet verschenen. Hij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 29 augustus 2023 heeft verweerder een bericht van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) van 25 augustus 2023 overgelegd.
De rechtbank heeft op 1 september 2023 het onderzoek heropend en eiser in de gelegenheid gesteld te reageren op het bericht van IOM.
Eiser heeft van deze gelegenheid, binnen de hem gegunde termijn, geen gebruik gemaakt. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek weer gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Moldavische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 23 december 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft op 29 augustus 2023 een bericht van de IOM van 25 augustus 2023 overgelegd, waarin de IOM te kennen geeft dat eiser op 22 augustus 2023 met IOM- ondersteuning is vertrokken naar Moldavië. Aan dit bericht is een door eiser ondertekende vertrekverklaring gehecht. Met deze vertrekverklaring heeft eiser verklaard dat hij Nederland vrijwillig verlaat en dat hij ermee instemt dat de nog openstaande procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel – procedures tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod vallen hier niet onder – worden beëindigd.
Beroep tegen afwijzing asielaanvraag
3. De rechtbank ziet de door eiser ondertekende vertrekverklaring niet als een aan haar gerichte intrekkingsverklaring van zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag is met die vertrekverklaring dan ook niet ingetrokken, maar bestaat dus nog. Wel leidt de rechtbank uit die vertrekverklaring, in combinatie bezien met het feit dat eiser vrijwillig is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, af dat eiser in Nederland geen aanspraak meer wenst te maken op een asielvergunning. Gelet hierop heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Het beroep is daarom in zoverre niet-ontvankelijk.
Beroep tegen weigering uitstel van vertrek
4. Uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw kan alleen worden verleend indien de vreemdeling zich in Nederland bevindt. Nu eiser Nederland op 22 augustus 2023 vrijwillig heeft verlaten, kan hem geen uitstel van vertrek meer worden verleend. Gelet hierop heeft hij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen de weigering hem uitstel van vertrek te verlenen. Het beroep is ook in zoverre niet-ontvankelijk.
Beroep tegen terugkeerbesluit
5. Eiser heeft met het ondertekenen van de vertrekverklaring niet ingestemd met het beëindigen van zijn beroep tegen het terugkeerbesluit. Eiser heeft Nederland echter wel vrijwillig verlaten. Daarmee is het terugkeerbesluit uitgewerkt. Aangenomen al dat eiser desondanks nog procesbelang heeft bij zijn beroep tegen het terugkeerbesluit, geldt dat eiser geen zelfstandige beroepsgronden heeft aangevoerd tegen het terugkeerbesluit, zodat er geen grond bestaat voor het oordeel dat verweerder ten onrechte tegen eiser (met toepassing van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, in verbinding met artikel 62a, eerste lid, van de Vw) een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Beroep tegen inreisverbod
6. Eiser heeft met het ondertekenen van de vertrekverklaring niet ingestemd met het beëindigen van zijn beroep tegen het inreisverbod. Eiser heeft echter geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd tegen het inreisverbod. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder ten onrechte aan eiser (met toepassing van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw) een inreisverbod voor de duur van twee jaar heeft opgelegd. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Conclusie
7. Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van eisers asielaanvraag en tegen de weigering om uitstel van vertrek te verlenen. Het beroep is ongegrond voor zover dat is gericht tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover dat is gericht tegen de afwijzing van eisers asielaanvraag en de weigering om uitstel van vertrek te verlenen;
- verklaart het beroep ongegrond voor zover dat is gericht tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J. Eertink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.