ECLI:NL:RBDHA:2023:14161

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
09/025847-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag op de Haagse Schouwweg

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 30 augustus 2021 in Leiden. De verdachte reed op zijn motor en passeerde een wachtende rij auto's bij een stoplicht, waarbij hij de verkeerde rijstrook gebruikte en door rood reed. Dit leidde tot een aanrijding met een fietser, die door groen licht reed en zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een hersenschudding en meerdere fracturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat resulteerde in zijn veroordeling tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het letsel van het slachtoffer en de omstandigheden van het ongeval mee. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkeersdeelnemers en de gevolgen van onvoorzichtig rijgedrag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/025847-22
Datum uitspraak: 14 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 31 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Kooijmans en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.W.A. Dekens naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2021 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Haagse Schouwweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- rijdend op de rijstrook bestemd voor het linksaf slaande verkeer niet linksaf is geslagen maar vervolgens de kruising rechtdoor is overgereden en/of (daarbij) een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens)
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en/of (vervolgens)
- geen voorrang heeft verleend aan een overstekende fietser (welke door groen licht reed) tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die fieter, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een ingeklapte long en/of een polsfractuur en/of een heiligbeenfractuur en/of een bekkenfractuur en/of een lendewervelfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 augustus 2021 te Leiden als bestuurder van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Haagse Schouwweg, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- rijdend op de rijstrook bestemd voor het linksaf slaande verkeer niet linksaf is geslagen maar vervolgens de kruising rechtdoor is overgereden en/of (daarbij) een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of (vervolgens)
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en/of (vervolgens)
- geen voorrang heeft verleend aan een overstekende fietser (welke door groen licht reed) tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die fieter, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezenverklaard.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 51).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 31 augustus 2023, voor zover inhoudende:
Op 30 augustus 2021 reed ik met mijn motor naar huis. Ik rij dagelijks met mijn motor op het kruispunt waar het ongeluk gebeurde. Ik ben vanwege de drukte langs de auto’s die voor de stoplichten van de rechter rijstrook wachtten gereden. Het is altijd erg druk met verkeer rond dat tijdstip. Ik wilde het verkeer voor blijven.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , opgemaakt op 6 september 2021, voor zover inhoudende (p. 26-28):
Ik stond op de Haagse Schouwweg in Leiden in de auto vooraan voor het verkeerslicht.
V: Er gaat een rijstrook rechtdoor richting het CBR en er gaan er twee, die buigen linksaf de
Dr Lelylaan op. En welke stond jij?
G: Ik stond rechtdoor, De ene rijstrook voor rechtdoor. Ik stond voor rood te wachten.
G: Ik hoorde achter mij een motor en die ging linksaf, de twee banen linksaf waren groen,
die motor haalde mij links in en gaf gas. En toen kwam die weer voor me en gaf die gas
door en dus eigenlijk ging die rood rechtdoor en toen kwam die daar die fietser tegen die is
aangereden.
V: Wat was voor jouw idee de snelheid die de motor reed? Was dat in te schatten voor jou?
G: Aan het geluid te horen denk ik dat hij wel over de 50 al heen zat. Met accelereren. Hij
begon aardig snelheid op te bouwen.
V: Heb jij nog kunnen zien of de motorrijder nog heeft kunnen remmen?
G: Ja. Hij zat, kneep vol zijn remmen in en maakte zoals ze zeggen een stoppie. Dus het
achterwiel kwam omhoog maar het was al niet meer bij te remmen zo door die snelheid.
Dus door die snelheid dat hij niet meer bij kon remmen maakte hij een "stoppie" en knalde
bovenop de fietser.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 40-41):
Ik zag in de verte dat het verkeerslicht voor recht doorgaand verkeer op rood sprong, dit was
ongeveer op 150 meter afstand. Ik zag dat er voor mij een lesauto afremde voor het rode
verkeerslicht en bleef wachten. Ik minderde vaart en remde af terwijl ik het rode
verkeerslicht naderde. Ik zag dat de rijbaan links van mij leeg was, dit was een rijbaan voor
links afslaand verkeer. Ik zag in mijn binnenspiegel dat de motorijder achter mij reed. Ik
hoorde en zag dat de motorrijder de linker rijbaan opstuurde voor het links afslaande
verkeer. Ik hoorde de motorrijder gasgeven en met een hoog toerental accelereren. Ik zag
dat de motorrijder mij voorbij reed en vervolgens de lesauto voorbij reed. Ik zag dat de
motorrijder snel optrok. De motorrijder was mij en de lesauto binnen enkele seconden
gepasseerd. Ik zag dat de motorrijder door het rode verkeerslicht reed. Ik zag dat het
verkeerslicht nog steeds rood licht uitstraalde voor recht doorgaand verkeer. Ik schat in dat
dit verkeerslicht al een seconde of vijf op rood stond. Ik zag dat de motorrijder niet links
afsloeg richting de N206 maar rechtdoor reed de Haagse Schouwweg op. Ik zag dat ter
hoogte van de verkeerslichten van het fietspad een fietser overstak. Ik zag dat de motorrijder
met hoge snelheid tegen de fietser aanreed.
4. Het proces-verbaal van verkeersongevalanalyse behorende bij het procesdossier met nummer PL1500- [nummer] , opgemaakt op 16 december 2021, voor zover inhoudende (afzonderlijk genummerd 1-7):
Camerabeelden: afkomstig van een dashcam, die aanwezig was in een motorrijtuig van een weggebruiker die aanrijdend was richting het kruisingsvlak waar het ongeval plaats vond. Op de beelden is het aanrijden van de betrokken partijen op het kruisingsvlak te zien en het voor de fiets geldende verkeerslicht welke groen licht uitstraalde.
5. Het geschrift, te weten een letselbeschrijving betreffende [slachtoffer] van GGD Hollands Midden, opgemaakt door [naam 2] , forensisch arts KNMG op 13 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 42):
Betrokkene was op 30 augustus 2021 slachtoffer van een verkeersongeval. Ze werd
behandeld en opgenomen op de IC-afdeling van het LUMC tot en met 31 augustus 2021. Er
was sprake van:
-Hersenschudding, bij beeldvormend onderzoek geen afwijkingen in het hersenweefsel
-Kleine ingeklapte long rechts, er was geen operatie voor nodig
-Breuk van de linker pols, waar een operatie voor plaatsvond op 31 augustus
-Meerdere breuken van het heiligbeen en het bekken, er was geen operatie voor nodig
-Breuk aan het werveluitsteeksel van de onderste lende wervel
Betrokkene werd na de operatie aan haar pols overgeplaatst naar een reguliere opname
afdeling.
De geschatte genezingsduur is ten minste 12 weken.
Betrokkene verbleef meerdere dagen in het ziekenhuis.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op 30 augustus 2021 reed de verdachte op zijn motor in Leiden op de Haagse Schouwweg richting het kruispunt met de Doctor Lelylaan. De weg waar hij op reed bestaat uit drie rijstroken, waarbij de twee linker rijstroken naar links afslaan en de rechter rijstrook rechtdoor gaat. Alle drie die rijstroken worden gereguleerd door stoplichten. De verdachte moest rechtdoor en heeft de voor dat stoplicht wachtende rij auto’s via de middelste rijstrook (die bestemd was voor links afslaand verkeer) ingehaald zodat hij het verkeer voor kon zijn. De stoplichten van de twee rijstroken voor links afslaand verkeer stonden op dat moment op groen, terwijl het stoplicht op de rechter rijstrook op rood stond. Toen hij de rij auto’s bijna voorbij was, heeft de verdachte gas gegeven, is rechtdoor gereden met zijn motor, het rode licht voor rechtdoor gaand verkeer negerend, en is aan de andere kant van het kruispunt in botsing gekomen met een fietser, mevrouw [slachtoffer] , die aan de andere kant van het kruispunt overstak op een fietspad. Mevrouw [slachtoffer] reed door groen licht en de verdachte had haar dus voorrang moeten verlenen.
De verdachte heeft verklaard nauwelijks herinnering te hebben aan het verkeersongeluk, maar vermoedt dat hij zich heeft vergist door de groene verkeerslichten van de twee linker rijstroken van de Haagse Schouwweg aan te zien voor groen licht voor de rijstrook rechtdoor.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte door zijn rijgedrag schuld heeft aan het veroorzaken van een verkeersongeluk ten gevolge waarvan (zwaar) lichamelijk letsel is ontstaan zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, het volgens vaste jurisprudentie aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
In dit geval was sprake van een drukke verkeerssituatie en de verdachte was daar goed bekend mee. Hij naderde op een druk moment een onoverzichtelijk kruispunt met diverse rijrichtingen en verkeersdeelnemers, dat niet zonder reden door verkeerslichten werd gereguleerd. Bovendien schrijven de verkeersregels voor dat op de kruising de richting dient te worden gevolgd die de voorsorteerstrook aangeeft. Echter, de verdachte heeft bij het naderen van dat kruispunt tegen de verkeersregels in de rij met wachtende auto’s voor het stoplicht ingehaald via een andere voorsorteerstrook.
Vervolgens heeft hij zonder af te remmen het verkeerde stoplicht in acht genomen en is hij al accelererend door rood gereden, waardoor hij niet op tijd tot stilstand kon komen en hard in botsing is gekomen met de overstekende fietser, [slachtoffer] .
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat geen sprake was van een enkel moment van onoplettendheid. Het geheel van deze gedragingen, de omstandigheden en de context van de situatie, brengen de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Het rijgedrag is aanmerkelijk onder de maat gebleven van wat van een bestuurder van een motorvoertuig wordt geëist.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte daarmee schuld heeft aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij een ander, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. Uit het medisch verslag blijkt immers dat zij een hersenschudding, een ingeklapte long, een polsfractuur, een heiligbeenfractuur, een bekkenfractuur en een lendewervelfractuur heeft opgelopen, dat zij een operatie moest ondergaan en dat de geschatte genezingsduur ten minste twaalf weken was.
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 30 augustus 2021 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Haagse Schouwweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en vervolgens
- rijdend op de rijstrook bestemd voor het linksaf slaande verkeer niet linksaf is geslagen maar vervolgens de kruising rechtdoor is overgereden en daarbij een voor zijn rijrichting bestemd rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en vervolgens
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en vervolgens
- geen voorrang heeft verleend aan een overstekende fietser (welke door groen licht reed) tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die
fietser, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en een ingeklapte long en een polsfractuur en een heiligbeenfractuur en een bekkenfractuur en een lendewervelfractuur werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en dat aan hem een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt opgelegd voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) toe te passen en subsidiair verzocht een onvoorwaardelijke geldboete of taakstraf op te leggen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden in het verkeer, met ernstige gevolgen. [slachtoffer] heeft zwaar letsel door het ongeluk bekomen en op foto’s is te zien dat zij er bijzonder gehavend bij lag. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat zij in de weken na het ongeluk veel pijn en ongemak heeft ervaren, maar dat zij van geluk kan spreken dat zij nagenoeg volledig hersteld is. Wel maakt zij zich zorgen of de verwondingen in de toekomst nog voor problemen zullen zorgen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Bij overtreding van artikel 6 WVW, zonder dat sprake is van alcoholgebruik, met aanzienlijke mate van schuld en met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, is het uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 juli 2023. Daaruit blijkt dat hij niet eerder in is veroordeeld voor vergelijkbare feiten.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard enorm te zijn geschrokken van het ongeluk en dat hij heeft geprobeerd contact te leggen met het slachtoffer. Dat is wegens privacyoverwegingen niet gelukt, maar hij had graag zijn verontschuldigingen aan haar willen maken. Hij heeft na het ongeluk geen motor meer gereden. Hij heeft, voor zover mogelijk, openheid van zaken gegeven, zij het dat hij door het forse letsel dat hij zelf heeft opgelopen (waaronder een hersenschudding) niet alles meer weet. Hij heeft lang last gehad van zijn schouder en heeft daarvoor ook fysiotherapie gehad. Dit alles weegt de rechtbank in strafmatigende zin mee.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 60 uur passend en geboden is. Gezien de proceshouding van de verdachte, de schade die hij zelf heeft geleden en het tijdsverloop, legt de rechtbank een lagere straf op dan voormeld uitgangspunt. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om daarnaast een voorwaardelijk deel aan de taakstraf te koppelen.
Wel zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, om de aard en ernst van het delict tot uiting te brengen.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 50.033,38, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 33,38 aan materiële schade en € 50.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot schadevergoeding niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot schadevergoeding niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De verdediging heeft ter terechtzitting stukken overhandigd waaruit blijkt dat de verzekeraar een voorschot van € 7.500,- heeft betaald aan de benadeelde partij en heeft laten weten de wederpartij volledig schadeloos te zullen stellen, inclusief immateriële schade mits goed onderbouwd. De zaak ligt nog bij de verzekeraar ter verdere afhandeling en zij is nog in afwachting van aanvullende medische informatie en een schadestaat met onderbouwing voor de schadeposten van de benadeelde partij.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en de benadeelde partij heeft de vordering niet nader onderbouwd. Verder onderzoek in deze strafzaak naar de volledige gevolgen en schade bij de benadeelde partij levert een onevenredige belasting op van het strafrechtelijke proces en de benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
60 (ZESTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
30 (DERTIG) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Diepenhorst, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 september 2023.