ECLI:NL:RBDHA:2023:14151

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
SGR23/4844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsaanvraag in verband met acute financiële noodsituatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die bijstand aanvragen op grond van de Participatiewet (Pw). Verzoekers, een gezin met vier kinderen, hebben eerder bijstand ontvangen, maar deze is beëindigd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag vanwege het niet voldoen aan de inlichtingenplicht. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij in een acute financiële noodsituatie zouden verkeren.

Tijdens de zitting op 16 augustus 2023 hebben de gemachtigden van beide partijen hun standpunten toegelicht. Verzoekers stelden dat zij kwetsbaar zijn en financiële problemen ondervinden, mede door de geestelijke en lichamelijke beperkingen van verzoeker en de opname van verzoekster in een psychiatrische kliniek. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een acute financiële noodsituatie. De overgelegde bankafschriften toonden aan dat er financiële middelen zijn ontvangen van onder andere de belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank, en er was geen bewijs van een dreigende huisuitzetting of afsluiting van gas, licht en water.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is en dat de beslissing op het bezwaar van verzoekers kan worden afgewacht. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: 23/4844 PW
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] (verzoekster) en [verzoeker] (verzoeker), uit [woonplaats], verzoekers,

(gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr . P. Siemerink).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekers van 7 juni 2023 om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw), afgewezen.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2023. De gemachtigden van partijen zijn verschenen.
Zoals ter zitting afgesproken hebben partijen de voorzieningenrechter op 21 augustus 2023
geïnformeerd over de besprekingen die op 18 augustus 2023 hebben plaatsgevonden door
medewerker(s) van de afdeling intensieve begeleiding van de gemeente en de gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoekers wonen met hun vier kinderen in een woning die zij huren van de moeder van verzoeker. Verzoekers ontvingen bijstand naar de norm voor een gezin. In de rapportage handhaving en fraude van 27 maart 2023 staat onder meer over de bankafschriften van 1 januari 2021 tot en met 17 november 2022 dat geen huurbetalingen van € 650,- per maand per bankoverschrijving te zien zijn. Met uitzondering van drie maanden worden de contante geldopnames onvoldoende geacht om de huur contant te betalen.
2.1.
Het college heeft bij besluit van 24 februari 2023 de bijstand met ingang van 23 februari 2023 beëindigd en bij besluit van 31 maart 2023 -onder meer- de bijstand vanaf 9 november 2019 ingetrokken, omdat verzoekers in strijd met de inlichtingenplicht niet hebben gemeld dat zij een kluis huren, en deze kluis op 23 februari 2023 is bezocht buiten de -vanuit de gemeente geëiste- aanwezigheid van toezichthouders van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten.
2.2.
Hierna hebben verzoekers op 9 maart 2023 een aanvraag (aanvraag 1) om bijstand ingediend die het college bij besluit van 19 mei 2023 heeft afgewezen omdat verzoekers geen nieuwe redenen hebben gegeven om toch bijstand te verlenen. Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek bij uitspraak van 29 juni 2023 afgewezen.
2.3.
Verzoekers hebben op 7 juni 2023 de aan dit geschil ten grondslag liggende aanvraag (aanvraag 2) om bijstand ingediend. Op 16 juli 2023 hebben verzoekers weer een aanvraag (aanvraag 3) om bijstand ingediend. Naar aanleiding van aanvraag 3 heeft op 18 augustus 2023 een gesprek plaatsgevonden tussen een medewerker van de afdeling Intensieve Begeleiding en de gemachtigde van verzoekers. Het college stelt zich op het standpunt dat nog stukken ontbreken om een besluit te kunnen nemen. Het gaat om bewijsstukken met nieuwe informatie over de huidige situatie van verzoekers, afschriften van de creditcardrekening van 1 mei 2023 tot en met 16 juli 2023, recente bewijzen van schulden, inzage in de originele paspoorten, alle gegevens over vermogensbestanddelen, bewijs van opname van verzoekster in een zorginstelling, met verifieerbare stukken onderbouwde verklaring waarom verzoeker afwezig was bij het gesprek, verifieerbare bewijsstukken waaruit blijkt dat de sleutels van de kluis zijn ingeleverd.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3.1.
Verzoekers heeft hierover aangevoerd dat het gezin met vier kleine kinderen kwetsbaar is en financiële problemen heeft. Verzoeker is als gevolg van een ongeval geestelijk en lichamelijk beperkt, verzoekster is volgens de gemachtigde sinds enkele dagen voor de zitting opgenomen in een psychiatrische kliniek. Het gezin heeft vijf maanden geen inkomen en de vader van verzoekster onderhoudt het gezin.
3.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers op dit moment niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een acute financiële noodsituatie. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat verzoekers financiële middelen hebben ontvangen van onder meer de belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank. Daarnaast is er naar eigen zeggen financiële hulp van de vader van verzoekster. Op de bankafschriften over de periode van 1 januari 2023 tot en met 2 juli 2023 is in juni zichtbaar dat huur is overgemaakt, in de andere maanden niet. Niet is gebleken van een dreigende huisuitzetting. Gelet op het ontbreken van betaling van huur per bank in de periode voorafgaand aan de intrekking en gezien het feit dat een direct familielid, te weten de moeder van verzoeker, de verhuurder van de woning is, valt huisuitzetting op korte termijn niet te verwachten. Verder is niet gebleken van dreigende afsluiting van gas, licht en water.
4. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. Op dit moment kan de beslissing op bezwaar worden afgewacht. Verder kan er niet aan worden voorbij gegaan dat verzoekers inmiddels aanvraag 3 hebben ingediend en dat het college van plan is te beslissen op die aanvraag als verzoekers de gevraagde informatie verschaffen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.T. Rietbroek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.