ECLI:NL:RBDHA:2023:14141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
NL23.19511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsbeperking van een asielzoeker. Eiser, van Congolese nationaliteit, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 4 juli 2023, hield in dat eiser vanaf 7 juli 2023 moest verblijven in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel. Eiser stelde dat hij al vóór de inwerkingtreding van de maatregel kenbaar had gemaakt een asielverzoek te willen indienen, en dat hij rechtmatig verblijf had op basis van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Hij betoogde dat de maatregel niet had mogen ingaan en dat, indien deze wel rechtmatig was, deze ten onrechte was voortgezet na 10 juli 2023.

De rechtbank heeft de zaak op 21 juli 2023 behandeld, maar zowel eiser als verweerder waren niet verschenen. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsbeperking niet voor eiser gold op het moment dat hij zich meldde bij de VBL, en dat de maatregel al vanaf de ingangsdatum als opgeheven kon worden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19511

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Congolese nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eiser bij het bestreden besluit verplicht om met ingang van 7 juli 2023 te verblijven in de gemeente Westerwolde alwaar eiser zich dient op te houden in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel. Volgens verweerder wordt de maatregel gevorderd in het belang van de openbare orde, omdat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft noch over voldoende middelen van bestaan beschikt. Deze maatregel wordt proportioneel geacht, temeer daar deze maatregel in dit geval gepaard gaat met het aanbieden van onderdak.
2. Ter zitting is door verweerder het tijdsverloop in deze zaak toegelicht. Daarbij is uiteengezet dat verweerder de vrijheidsbeperkende maatregel op 4 juli 2023 heeft opgelegd en dat eiser zich op 7 juli 2023 heeft gemeld bij de VBL in Ter Apel. Eiser heeft op diezelfde dag kenbaar gemaakt een herhaalde asielaanvraag te willen doen, welke schriftelijk door verweerder is ontvangen op 10 juli 2023. Bij de plaatsing in de VBL is aan eiser medegedeeld dat eiser enkel in de VBL wordt geplaatst als gevolg van plaatsgebrek in de reguliere opvang en dat het regime van de VBL niet op hem van toepassing is. Verweerder heeft ter zitting erkend dat er een fout is gemaakt door de maatregel bij de plaatsing niet op te heffen. De opheffing van de maatregel is uiteindelijk op 20 juli 2023 bekendgemaakt aan de gemachtigde van eiser.
Procesbelang
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen procesbelang is voor eiser nu laatstgenoemde nooit daadwerkelijk in zijn vrijheid is beperkt. Er hoeft volgens verweerder derhalve ook geen schade vergoed te worden.
3.1.
De rechtbank overweegt omtrent het procesbelang als volgt. Eiser heeft, indien blijkt dat hij onrechtmatig in zijn vrijheid is beperkt recht op schadevergoeding. Reeds daarom heeft eiser belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel.
Gronden
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij al voor de inwerkingtreding van de maatregel kenbaar heeft gemaakt een asielverzoek in te willen dienen en dat hij sinds het kenbaar maken van deze wens rechtmatig verblijf had als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw 2000. De maatregel had daarom niet in werking moeten treden. Eiser stelt zich subsidiair op het standpunt dat indien de maatregel juist wordt geacht in de periode 7 juli 2023 tot 10 juli 2023, de maatregel daarna ten onrechte heeft voortgeduurd. Ook bestond er geen onttrekkingsrisico. Tot slot heeft verweerder geen redelijke belangenafweging gemaakt.
5. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden niet slagen. Op 4 juli 2023 is het besluit genomen dat eiser vanaf 7 juli 2023 in zijn vrijheid wordt beperkt door plaatsing op de vrijheidsbeperkende locatie. Toen eiser zich op 7 juli 2023 meldde op de vrijheidsbeperkende locatie is aan hem medegedeeld dat de vrijheidsbeperking niet voor hem gold. Dat is niet weersproken door eiser. De gemachtigde van eiser heeft in een schriftelijk bericht aan de rechtbank aangegeven dat aan de begeleider van eiser bij INLIA ook kenbaar is gemaakt dat eiser zich niet aan de vrijheidsbeperking diende te houden. Onder die omstandigheden kan de maatregel al vanaf de ingangsdatum als opgeheven worden beschouwd. Dat de formalisering daarvan op 20 juli 2023 is gekomen maakt dit niet anders. Eiser heeft dan hoe dan ook geen schade geleden. Er bestaat dan ook geen aanleiding de overige beroepsgronden te bespreken.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.