3.4.Bewijsoverwegingen
Heeft de verdachte [slachtoffer] verwond?
Niet ter discussie staat dat de verdachte met haar destijds 22-jarige [zoon] op 21 januari 2023 in de woning van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) in Wassenaar is geweest en dat er een gevecht heeft plaatsgevonden tussen [zoon] en [slachtoffer] . Nadat de verdachte en [zoon] uit de woning zijn gehaald door een buurman bleek dat [slachtoffer] een bloedende steek- dan wel snijwond had in zijn linkerzij, onder zijn oksel. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken dan wel gesneden.
Uit het dossier blijkt niet dat iemand heeft gezien wie [slachtoffer] heeft verwond. Uit de verklaringen, waaronder die van de verdachte zelf, blijkt dat de verdachte de enige is geweest die in de woning een mes in haar handen heeft gehad. Er is ook fysiek contact geweest tussen [slachtoffer] en de verdachte. Op verschillende plekken op de jas van de verdachte zijn bloedvlekken aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat dit bloed van [slachtoffer] was. Dit bloed moet afkomstig zijn geweest van de wond van [slachtoffer] in zijn zij, want verder zijn geen bloedende wonden bij hem aangetroffen. Dit past bij de verklaring van [getuige] dat zij de verdachte [slachtoffer] ook heeft zien duwen. Daarbij komt dat de verdachte zelf heeft verklaard dat zij [naam 1] , de vriendin van [slachtoffer] die tijdens het incident de trap in de woning af kwam lopen, het mes heeft getoond en daarbij heeft gezegd “ik pak jou ook”. ‘Ook’ duidt erop dat zij al iemand anders had ‘gepakt’. Het voorgaande maakt de verklaring van de verdachte dat zij [slachtoffer] niet heeft verwond met het mes en niet bij hem in de buurt is geweest ongeloofwaardig.
Uit deze feiten tezamen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft verwond met het mes.
Dat iemand anders of [slachtoffer] zelf de steek- dan wel snijverwonding heeft toegebracht acht de rechtbank onaannemelijk, omdat hier geen aanwijzing voor te vinden is in het dossier.
Opzet op de dood?
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] . Opzet op de dood kan worden aangenomen als (minstens) sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van haar gedragingen. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij de verdachte heeft zien staan met een vleesmes met een punt eraan en zijn vriendin [naam 1] heeft verklaard dat de verdachte een broodmes in haar handen had. Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat de verdachte met een mes van groot formaat de verwonding heeft toegebracht. De verdachte heeft [slachtoffer] bovendien geraakt terwijl hij en [zoon] met elkaar aan het vechten waren in de hoek van de smalle gang van de woning van [slachtoffer] . In die omstandigheden gaat de rechtbank uit van een steekbeweging en niet van een snijbeweging. Door in een dergelijke chaotische situatie in een kleine ruimte met een mes van groot formaat richting het bovenlichaam (de borststreek) van [getuige] te steken, bestond er een aanmerkelijke kans dat vitale lichaamsdelen van hem zouden worden geraakt. In een dergelijke situatie is het risico op onvoorziene bewegingen immers aanzienlijk, waardoor er geen controle is over een (eventueel bedoelde) insteeklocatie of perforatiediepte. Het is bij een relatief oppervlakkige steekwond in de linkerzij van [slachtoffer] gebleven. Afhankelijk van de steekdiepte en -richting hadden volgens de deskundige Botter de linker long, het hart, grote bloedvaten, dan wel de milt en de dikke darm geraakt kunnen worden, in welk geval op zeer korte termijn adequate medische hulpverlening zou moeten worden toegepast om overlijden te voorkomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat bij het steken in de zij in de genoemde omstandigheden de kans op de dood aanmerkelijk was.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht aldus bewezen dat de verdachte opzet had, in voorwaardelijke zin, op de dood van de aangever.
Voorbedachte raad?
Tot slot moet de rechtbank de vraag beantwoorden of er sprake was van voorbedachte raad op de dood van [slachtoffer] en dus van een poging tot moord.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van voorbedachte raad acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Ongeveer 45 minuten voordat de verdachte bij de woning van [slachtoffer] arriveerde, heeft zij naar haar vriendin, [vriendin] , het volgende spraakbericht gestuurd (onderstreping door de rechtbank):
" [zoon] die komt net met een heel verhaal ehhh .. Over zijn oom, blablabla. En daarna kwam ie met 'mijn vader is vrij'. En ik weet waar z'n vader is.En als hij vrij is dan heb ik hem beloofd dat ik hem van deze wereld af help.Dus dat heb ik niet gedaan, maarik heb al vervoer geregeld. En de rest heb ik ook geregeld. Dus ehh .. Ik had [naam 2] (fonetisch) gevraagd om voor m'n hond en m'n kind te zorgen, het nummer van mijn moeder en ehh De rest zien we dan wel.”Waarop [vriendin] reageert dat de verdachte ‘haar handen niet vuil moet maken’. Ook ‘ [naam 2] ’ ( [naam 2] ) heeft verklaard dat de verdachte hem die avond heeft gebeld met de vraag of hij voor haar zoon (de rechtbank begrijpt de nog thuis wonende autistische zoon van de verdachte, de broer van [zoon] ), haar honden en haar huis wilde zorgen omdat haar ex vrij was. [naam 2] heeft daarop gezegd dat hij ‘het’ wel zou doen en ervoor zou gaan zitten, omdat hij minder te verliezen had dan de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze gesprekken niet anders worden begrepen dan dat de verdachte van plan was om [slachtoffer] letterlijk van de wereld te helpen, dus dood te maken. Zij had immers al geregeld dat iemand op haar huis, honden en kind zou passen. Daaruit blijkt dat zij zich ervan bewust was dat haar voorgenomen handelen ertoe zou kunnen leiden dat zij voor langere tijd vast zou komen te zitten. Dat past bij het scenario dat zij [slachtoffer] zou gaan ombrengen, en zich heeft beraden over de gevolgen daarvan. Dat scenario wordt ondersteund door het feit dat [naam 2] heeft aangeboden dat hij in plaats van de verdachte [slachtoffer] van de wereld af zou helpen en daarvoor naar de gevangenis zou gaan. Bovendien blijkt uit de conversatie met [vriendin] eveneens dat ook zij het voornemen van de verdachte letterlijk heeft opgevat.
De uitleg van de verdachte ter zitting dat zij in haar bericht aan [vriendin] enkel doelde op het ‘verbaal’ van de wereld af helpen van [slachtoffer] ofwel om hem het laatste zetje te geven tot zelfmoord door hem afstand te laten doen van zijn [zoon] , acht de rechtbank in de context van de genoemde gesprekken dan ook onaannemelijk.
Bovendien heeft de verdachte ter uitvoering van dat plan vervoer geregeld naar de woning van [slachtoffer] en heeft zij daartoe een mes meegenomen. Dat de verdachte het mes op de trap in de woning van [slachtoffer] heeft gevonden, zoals zij zelf verklaart, acht de rechtbank onaannemelijk. [getuige] en zijn partner hebben verklaard dat er geen mes op de trap lag en dat zij geen mes uit hun huis missen. Een trap is ook geen gebruikelijke plek om een mes te bewaren.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte het vooropgezette plan had om [slachtoffer] van het leven te beroven. De verdachte heeft voldoende tijd gehad (in ieder geval 45 minuten) om zich te beraden op het genomen besluit, zodat zij kon nadenken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Zij had immers voorzien dat haar daad als gevolg zou hebben dat zij vast zou komen te zitten en iemand voor haar huis, kind en honden moest zorgen. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Integendeel, immers ook nadat zowel [vriendin] als [naam 2] de verdachte van haar plan hebben proberen te weerhouden, heeft zij doorgezet.
Evenmin is gebleken van contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Dat de verdachte op enig moment in de gang van de woning [getuige] heeft gevraagd excuses te maken, naar de rechtbank begrijpt voor misbruik van [zoon] in het verleden waarvan de verdachte [slachtoffer] beschuldigt, is naar het oordeel van de rechtbank geen contra-indicatie. Het vragen van excuses sluit de voorbedachte raad op het doden van [slachtoffer] geenszins uit, terwijl het op voorhand regelen dat iemand voor haar zoon, huis en honden zou zorgen nu juist niet past bij het enkele voornemen om excuses te vragen van [slachtoffer] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht een poging tot moord bewezen.
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat [zoon] enige betrokkenheid had bij het steken van [slachtoffer] of dat hij van tevoren wist van het plan van de verdachte om [getuige] te steken. Om die reden zal de rechtbank de verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel medeplegen.