ECLI:NL:RBDHA:2023:13980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 2054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde verzuimboete motorrijtuigenbelasting na niet tijdige betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de oplegging van een verzuimboete voor motorrijtuigenbelasting. Eiser, houder van een motorrijtuig, had de verschuldigde belasting voor het tijdvak van 14 september 2022 tot en met 13 december 2022 niet tijdig betaald. De inspecteur van de Belastingdienst had daarop een naheffingsaanslag en een verzuimboete van € 55 opgelegd. Eiser stelde dat hij geen rekening had ontvangen en dat de hoogte van de boete niet in verhouding stond tot de naheffingsaanslag van € 32.

Tijdens de zitting op 4 juli 2023 was eiser niet verschenen, ondanks een tijdige uitnodiging. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging correct was verzonden en dat eiser zich pas na de zitting had afgemeld. De rechtbank concludeerde dat eiser de motorrijtuigenbelasting niet tijdig had voldaan en dat de verzuimboete terecht was opgelegd op basis van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De rechtbank benadrukte dat het nalaten van betaling, ongeacht de reden, voor rekening en risico van eiser komt.

De rechtbank oordeelde verder dat de hoogte van de verzuimboete in verhouding stond tot de ernst van de gedraging en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde dat de boete passend was in het kader van normhandhaving. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/2054
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 13 maart 2023 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 14 september 2022 tot en met 13 december 2022 met het aanslagnummer [aanslagnummer] (de naheffingsaanslag) en de bij afzonderlijke beschikking opgelegde verzuimboete van € 55 (de boetebeschikking).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2023.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en
mr. [naam 2] . Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 5 juni 2023 op het adres [adres] [nummer] te [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, aanvankelijk zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 6 juni 2023 aan eiser is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. Na de zitting heeft eiser zich alsnog telefonisch afgemeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is blijkens de kentekenregistratie vanaf 9 april 2016 houder van het motorrijtuig met kenteken [kenteken] (de motor).
2. Met dagtekening 13 september 2022 is aan eiser voor de motor een rekening motorrijtuigenbelasting gestuurd voor het tijdvak 14 september 2022 tot en met 13 december 2022. De uiterste betaaldatum was 15 oktober 2022. Eiser heeft de verschuldigde belasting niet vóór deze betaaldatum betaald. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 30 november 2022 de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 32 en de boetebeschikking van € 55, waarbij is uitgegaan van een tweede verzuim in een periode van één jaar.
3. In geschil is of de boetebeschikking terecht is opgelegd.
4. Eiser heeft erkend dat hij de verschuldigde motorrijtuigenbelasting te laat heeft betaald. Hij heeft gesteld dat hij geen rekening voor de motorrijtuigenbelasting heeft ontvangen. Zonder nota of aanslag met een betalingskenmerk kan hij niet betalen. Eiser heeft uit principiële overweging geen automatische incasso en het opvragen van een betalingskenmerk via de belastingtelefoon kost veel te veel tijd. Daarnaast heeft verweerder de mogelijkheid om jaarlijks de motorrijtuigenbelasting te betalen afgeschaft. Eiser loopt daarmee een groter risico om niet tijdig te betalen. Het verhoogde risico dat eiser daardoor loopt moet door verweerder worden gecompenseerd. Tenslotte is volgens eiser de hoogte van de boete niet in verhouding met de aanslag van € 32.
5. Verweerder heeft de verzuimboete opgelegd op grond van artikel 67c, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Dit artikellid bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien de belastingplichtige de belasting welke op aangifte moet worden voldaan niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald, dit een verzuim vormt ter zake waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete (verzuimboete) van ten hoogste € 5.514 (tekst 2020) kan opleggen. Bij het opleggen van verzuimboeten wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid, met dien verstande dat bij afwezigheid van alle schuld het opleggen ervan achterwege behoort te blijven.
6. Artikel 15 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet Mrb) bepaalt dat, in afwijking van artikel 19 van de Awr, de belasting moet zijn betaald bij de aanvang van het tijdvak. Tussen partijen staat vast dat eiser de over het tijdvak 14 september 2022 tot en met 13 december 2022 verschuldigde motorrijtuigenbelasting niet tijdig heeft voldaan. Eiser heeft de stelling van verweerder dat sprake is van een tweede verzuim niet weersproken, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat sprake is van een tweede verzuim in een periode van een jaar.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is - voor het antwoord op de vraag of sprake is van een verzuim - niet van belang of verweerder de rekening wel of niet heeft verstuurd en of eiser wel of niet op de hoogte was van de uiterste betaaltermijn. De rekening motorrijtuigenbelasting wordt slechts als een betalingsherinnering aangemerkt, aangezien de plicht om te betalen direct uit de Wet Mrb voortvloeit. De omstandigheid dat geen rekening is ontvangen, wat daarvan verder zij, kan er niet toe leiden dat belastingplichtigen worden ontheven van hun betalingsverplichting. Eiser had, indien hij de rekening inderdaad niet heeft ontvangen, uit eigen beweging maatregelen moeten nemen om de belasting tijdig te voldoen, desnoods voor de termijn die uit de Wet Mrb voortvloeit. Het nalaten daarvan, al dan niet vanuit principiële of tijdstechnische overwegingen, komt voor rekening en risico van eiser. Sinds 1 juli 2016 is het niet meer mogelijk om de motorrijtuigenbelasting voor vier tijdvakken ineens te voldoen. Van eiser mag worden verwacht dat hij hier inmiddels mee bekend is en afdoende maatregelen heeft getroffen om te kunnen zorgen voor een tijdige betaling van de motorrijtuigenbelasting per tijdvak.
8. Een verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen, in dit geval het tijdig betalen van de motorrijtuigenbelasting, in te scherpen. Eiser heeft voor de tweede keer in een periode van één jaar de norm van het doen van een tijdige betaling van de motorrijtuigenbelasting geschonden. De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van de verzuimboete van € 55 gelet op het doel daarvan in een evenredige verhouding staat tot de ernst van de verwijtbare gedraging van een opvolgende niet tijdige betaling van de verschuldigde belasting. De hoogte van het te betalen belastingbedrag en factoren als de mate van schuld en opzet spelen daarbij geen rol. Alleen bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven. Dat daarvan sprake is is niet gesteld, noch gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzuimboete terecht is opgelegd. De rechtbank acht de boete passend en uit een oogpunt van normhandhaving geboden.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Drok, rechter, in aanwezigheid van
mr. K. Misiunaite, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).”