ECLI:NL:RBDHA:2023:13949

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
23/388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 18 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor mevrouw [A]. Eiser stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 3 februari 2023 een inhoudelijk besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. De rechtbank concludeert dat eiser geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen van rechtswege ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit. Dit besluit wordt door de rechtbank doorverwezen naar de Staatssecretaris om als bezwaar te worden behandeld. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 418,50, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist. Tevens dient verweerder € 184,- aan griffiekosten aan eiser te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar uitgesproken op 24 augustus 2023. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/388

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. Th.H. Meeuwis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 18 juli 2022 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor mevrouw [A] .
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. Op 3 februari 2023 heeft verweerder een inhoudelijk besluit genomen op de aanvraag van eiser. De rechtbank is niet gebleken dat eiser nog een belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk.
2. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft van rechtswege mede betrekking op het alsnog genomen besluit. [2] Omdat dit besluit een besluit op de aanvraag is, verwijst de rechtbank het beroep naar de staatssecretaris om daar als bezwaar te worden behandeld.
3. Gelet op het voorgaande is het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk. Het beroep gericht tegen het besluit van 3 februari 2023 verwijst de rechtbank door naar verweerder om als bezwaarschrift te behandelen. [3]
4. Eiser krijgt een vergoeding voor zijn proceskosten, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist. Verweerder dient deze vergoeding te betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen ging over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Naast de proceskosten moet verweerder ook de kosten van het griffierecht ter hoogte van € 184,- aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover dat gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • verwijst het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 3 februari 2023, door naar verweerder om verder als bezwaarschrift te behandelen.
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten en € 184,- aan griffiekosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
3.Artikel 6:20, vierde lid, van de Awb.