In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 18 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor mevrouw [A]. Eiser stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 3 februari 2023 een inhoudelijk besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. De rechtbank concludeert dat eiser geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen van rechtswege ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit. Dit besluit wordt door de rechtbank doorverwezen naar de Staatssecretaris om als bezwaar te worden behandeld. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 418,50, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist. Tevens dient verweerder € 184,- aan griffiekosten aan eiser te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar uitgesproken op 24 augustus 2023. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.