In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Libische vreemdeling, tegen het aanvullend terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 juni 2023. De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De staatssecretaris had in het aanvullend terugkeerbesluit aangegeven dat de terugkeerinspanningen zich zouden richten op Libië en Tunesië. De rechtbank moest eerst vaststellen of zij bevoegd was om het beroep te behandelen, wat zij bevestigend beantwoordde. Dit was gebaseerd op de constatering dat het aanvullend terugkeerbesluit nieuwe rechtsgevolgen met zich meebracht, met name met betrekking tot Tunesië.
De rechtbank oordeelde dat het beroep zich enkel richtte tegen de vermelding van Tunesië als beoogd land van terugkeer. Eiser stelde dat er geen concrete aanknopingspunten waren dat Tunesië hem zou toelaten en dat de staatssecretaris het besluit onvoldoende had gemotiveerd. De rechtbank volgde eiser in zijn betoog. De staatssecretaris had onvoldoende onderbouwd dat Tunesië een beoogd land van terugkeer was, vooral gezien het feit dat eiser geen banden met Tunesië had en enkel vanuit Tunesië naar Nederland was gevlogen. De rechtbank concludeerde dat het aanvullend terugkeerbesluit onvoldoende gemotiveerd was en vernietigde het besluit. Eiser kreeg een proceskostenvergoeding van € 837,00 toegewezen, te betalen door de staatssecretaris.