ECLI:NL:RBDHA:2023:13907

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
c/09/648925 / JE RK 23-1190
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 15 augustus 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [naam01] en [naam02]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd tot 10 augustus 2024 en [naam02] voorlopig onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden tot 5 november 2023. Tevens is er een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van beide kinderen in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 17 augustus 2023 tot 5 november 2023.

De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter oordeelde dat er sprake was van een acute en ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van de kinderen, mede door het middelengebruik van de moeder en haar onvermogen om de gemaakte afspraken na te komen. De moeder had eerder al meerdere waarschuwingen gekregen, maar was niet in staat gebleken om de veiligheid van de kinderen te waarborgen.

De kinderrechter benadrukte dat de moeder openheid van zaken moet geven en moet meewerken aan de hulpverlening en de drugscontroles. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De kinderrechter heeft de noodzaak van de maatregelen onderbouwd met de zorgen over de opvoedomgeving en de veiligheid van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers:
C/09/648925 / JE RK 23-1190
C/09/651877 / JE RK 23-1613
C/09/651821 / JE RK 23-1607
Datum uitspraak: 15 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over
-een verlenging ondertoezichtstelling,
-een voorlopige ondertoezichtstelling en
-een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen de GI,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2016 in [plaats01] ,
hierna te noemen [naam01] ,
en in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
's-Gravenhage,
hierna te noemen de Raad,
over
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2023 in [plaats02] ,
hierna te noemen [naam02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam03],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. A.C. van ’t Hek te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van 2 augustus 2023;
  • de beschikking van 7 augustus 2023.
1.2.
Op 15 augustus 2023 heeft de kinderrechter de zaken
met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam04] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam05] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] en [naam02] .
2.2.
[naam01] en [naam02] verblijven in hetzelfde pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 augustus 2023 de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd tot 25 augustus 2023 en het verzoek voor het overige aangehouden.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 augustus 2023 een machtiging verleend [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 17 augustus 2023 en het verzoek voor het overige aangehouden.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 augustus 2023 [naam02] voorlopig onder toezicht gesteld tot 17 augustus 2023, een machtiging verleend [naam02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot eveneens 17 augustus 2023 en het verzoek voor het overige aangehouden.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam01] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam02] voor de duur van drie maanden.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam02] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek als volgt toegelicht. VUHP is in het najaar van 2022 gestart bij de moeder. Het contact tussen de moeder en de kinderen is liefdevol en VUHP ziet dat het de moeder beter lukt om volwasseninformatie niet met [naam01] te delen en [naam01] goed te begrenzen. Er is echter een patroon waarbij de moeder de afspraken niet nakomt of probeert te verzetten en vaak lange tijd onbereikbaar is voor de hulpverlening en haar netwerk waardoor er onvoldoende zicht is. Na de geboorte van [naam02] is er cocaïne in zijn bloed gevonden en zijn er nieuwe veiligheidsafspraken met het VUHP gemaakt. Daarbij is benadrukt dat, wanneer de moeder zich hier niet aan zou houden, een VTO zou worden ingediend bij de Raad. De moeder is vervolgens niet verschenen bij de jeugdbeschermingstafel en er was geen contact met haar te krijgen. Ook daarna zijn, ondanks waarschuwingen, meerdere afspraken afgezegd en was de moeder niet bereikbaar voor de hulpverlening. Het VUHP heeft aangegeven dat de basiszorg voor de kinderen voldoende is, maar dat zij niet voor de veiligheid van de kinderen konden instaan. Een machtiging tot uithuisplaatsing is daarom nodig. Er heeft een bezoek aan de kinderen plaatsgevonden, maar er is nog geen vaste bezoekregeling. Als voorwaarde is gesteld dat de moeder op alle drugs moet worden getest. Deze testen waren negatief, op amfetamine na. Volgens de moeder komt dit door het gebruik van Ritalin. De jeugdbeschermer heeft de medicatie van de moeder opgevraagd, maar hieruit blijkt niet dat zij Ritalin gebruikt. Uit het contact met de biologische vader van [naam02] zijn ook zorgen naar voren gekomen over het middelengebruik van de moeder.
4.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt toegelicht. Er zijn al langer zorgen over de basale zorg, fysieke en emotionele veiligheid en de opvoedomgeving van [naam02] . Hij is verslaafd geboren met cocaïne in zijn bloed. Hij is een jonge en kwetsbare baby die volledig afhankelijk is van de moeder. De afgelopen periode is de moeder de veiligheidsafspraken, de afspraken met de hulpverlening zoals VUHP en haar urinecontroles onvoldoende nagekomen. Hierdoor is er geen zicht op het middelengebruik van de moeder en de veiligheid en de ontwikkeling van [naam02] . De verzochte maatregelen zijn nodig om veiligheid en rust te creëren en meer zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder. Het is van belang dat de moeder de (veiligheids)afspraken met de hulpverlening prioriteit geeft, zodat er zicht komt op de opvoedomgeving bij de moeder en de veiligheid van de kinderen gewaarborgd kan worden.
4.3.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen. De moeder erkent dat ze de situatie niet goed heeft aangepakt en een aantal afspraken niet is nagekomen, maar een uithuisplaatsing is niet proportioneel. VUHP komt minimaal twee keer per week langs en de moeder heeft meerdere drugstesten gedaan die allemaal negatief waren. Het VUHP heeft aangegeven dat de basiszorg voldoende is en er zijn de afgelopen periode ook veel positieve stappen gezet, die niet terug te vinden zijn in de stukken. Er is geen sprake van een acute en ernstige bedreiging van de kinderen. De voorlopige ondertoezichtstelling had niet uitgesproken mogen worden en er is niet voldaan aan de gronden voor een uithuisplaatsing. Indien de voorlopige ondertoezichtstelling wordt toegewezen verzoekt de advocaat om de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam02] weg te nemen.
5.2.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [naam01] en [naam02] zijn als volgt. De afgelopen periode is VUHP ingezet, omdat er zorgen waren over de veiligheid en de ontwikkeling van de kinderen en de persoonlijke problematiek en het middelengebruik van de moeder. Er is toen een aantal positieve stappen gezet waarbij door VUHP werd gezien dat de basiszorg voldoende was, maar er waren nog wel zorgen over het schoolverzuim en het welbevinden van [naam01] . Nadat [naam02] was geboren is er cocaïne in zijn bloed aangetroffen. Er zijn vervolgens nieuwe veiligheidsafspraken gemaakt, maar het is de moeder onvoldoende gelukt om zich hieraan te houden en de zorgen weg te nemen. De hulpverlening heeft onvoldoende resultaten opgeleverd en het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling is nodig om zicht te houden op de veiligheid en de ontwikkeling van de kinderen en de benodigde hulpverlening te kunnen inzetten en te continueren.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). [naam02] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW).
5.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.5.
De kinderrechter overweegt daartoe dat het de moeder, ondanks meerdere waarschuwingen en kansen van de betrokken hulpverlening, onvoldoende is gelukt om de afspraken na te komen. Zij heeft meerdere malen de afspraken afgezegd en verplaatst en was onvoldoende bereikbaar voor de hulpverlening. Hierdoor was er onvoldoende zicht op de opvoedomgeving bij de moeder thuis en kon de veiligheid van de kinderen niet langer worden gewaarborgd. De kinderrechter acht een machtiging tot uithuisplaatsing van beide kinderen daarom noodzakelijk.
De komende periode moet er meer zicht op en duidelijkheid komen over de opvoedomgeving bij de moeder. Zij moet openheid van zaken geven, goed contact houden met de hulpverlening, meewerken aan de drugscontroles en laten zien dat ze zich aan de gemaakte afspraken kan houden en deze prioriteit geeft. Het is van belang dat de bezoekregeling met de kinderen wordt uitgebreid en er snel een plan wordt gemaakt om, indien verantwoord, te bewerkstelligen dat de kinderen zo snel mogelijk op een veilige manier terug kunnen naar de moeder.
De kinderrechter zal de maatregelen daarom toewijzen zoals verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam01] tot 10 augustus 2024;
6.2.
stelt [naam02] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 17 augustus 2023 tot 5 november 2023;
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 17 augustus 2023 tot 5 november 2023;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023 door mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en op schrift gesteld op 5 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.