ECLI:NL:RBDHA:2023:13903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
C/09/651320 / JE RK 23-1542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2023 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam01] voor de duur van drie maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en veiligheid van [naam01] in de opvoedomgeving bij de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag. De moeder heeft [naam01] tijdelijk uit een netwerkpleeggezin gehaald, wat heeft geleid tot een onveilige situatie. De kinderrechter heeft op basis van de feiten en de mondelinge behandeling geoordeeld dat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de acute bedreiging voor [naam01] weg te nemen. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, met ingang van 9 augustus 2023 tot 27 oktober 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/651320 / JE RK 23-1542
Datum uitspraak: 7 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
's-Gravenhage,
hierna te noemen de Raad,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2019 in [plaats01] ,
hierna te noemen [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam02],
hierna te noemen de moeder,
wonende [woonplaats01] ,
advocaat mr. F. Pool te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan: de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, hierna te noemen de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 27 juli 2023.
1.2.
Op 7 augustus 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03] ;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam04]
  • de zus van de moeder, [naam05] , als toehoorder.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
2.2.
[naam01] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 juli 2023 [naam01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 9 augustus 2023.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 juli 2023 een machtiging verleend [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 9 augustus 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam01] voor de duur van drie maanden.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft het verzoek als volgt toegelicht. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling, basale zorg en veiligheid van [naam01] in de opvoedomgeving bij de moeder. [naam01] verbleef sinds mei 2023 op vrijwillige basis binnen het netwerk van de moeder vanwege de klinische behandeling van de moeder bij de Brijder. Er kwamen echter signalen naar voren dat dit geen geschikte plek was voor [naam01] . De moeder heeft [naam01] vervolgens weggehaald bij het netwerkpleeggezin, wat turbulent is verlopen. De moeder heeft geprobeerd in het belang van [naam01] te handelen, maar is onvoldoende in staat om keuzes te maken die hem de veiligheid en structuur bieden die hij nodig heeft. Inmiddels verblijft [naam01] middels een spoedmachtiging in een neutraal pleeggezin. Het is de moeder in het vrijwillig kader onvoldoende gelukt om gebruik te maken van de hulpverlening en te werken aan haar problematiek. Er is sprake van een ontwikkelingsachterstand bij [naam01] en het is van belang dat hij rust krijgt en de moeder ruimte krijgt om verder aan zichzelf te werken en vanuit daar toe te werken naar een stabiele thuissituatie voor [naam01] . De verzochte maatregelen zijn daarom nodig.
4.2.
De GI heeft naar voren gebracht dat het traject bij Brijder is afgesloten omdat de moeder de kliniek heeft verlaten. Indien zij zich opnieuw aanmeldt zal zij een motivatiebrief moeten schrijven en is er een wachtlijst van drie tot zes maanden tot het traject weer zou kunnen starten. Met PsyQ is besproken dat er een groot overleg moet komen om te kijken welke problematiek er precies speelt bij de moeder en wat er nodig is en welk traject daarbij past. De moeder zet zich in voor [naam01] en wil dat het beter gaat, maar het lukt haar nog onvoldoende om dit te bewerkstelligen. Er wordt gezien dat [naam01] een achterstand heeft op verschillende gebieden, zowel op taal- en spraak als motorisch. Het is van belang dat er nu eerst rust en stabiliteit komt voor [naam01] .
4.3.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder had [naam01] bij het netwerkpleeggezin opgehaald vanwege het acute gevaar in zijn veiligheid. Het CJG had de zorgen over het netwerkpleeggezin achtergehouden en niet op tijd met de moeder gedeeld. De moeder heeft de zorgen eerst met de Brijder besproken en heeft de pleegmoeder van te voren opgebeld dat zij [naam01] kwam ophalen. Zij heeft dus niet impulsief gehandeld. De moeder heeft alle hulpverlening geaccepteerd en houdt altijd goed contact met de instanties. De moeder kan haar traject bij de Brijder voortzetten als ze zich opnieuw aanmeldt en een motivatiebrief schrijft. De moeder werd niet behandeld voor een drugsverslaving, maar voor een medicatieverslaving. Met de juiste ondersteuning en hulpverlening kan de moeder verder met zichzelf aan de slag in de thuissituatie. De moeder verzet zich niet tegen de voorlopige ondertoezichtstelling en daarbinnen kan een plan worden gemaakt met de jeugdbeschermer en voldoende zicht worden gehouden op de ontwikkeling en veiligheid van [naam01] . De moeder is ook bereid om urinecontroles te laten afnemen bij de huisarts en staat open voor behandeling voor PTSS en ADHD en eventuele andere hulpverlening. Volgens de moeder is niet voldaan aan de gronden van de spoedmachtiging. De advocaat verzoekt daarom primair namens de moeder om de spoedmachtiging te herroepen en subsidiair om het verlengingsverzoek af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam01] weg te nemen. [naam01] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [naam01] zijn als volgt. Het is de moeder onvoldoende gelukt om zich aan de gemaakte afspraken te houden en te werken aan haar problematiek. De moeder probeert te handelen in het belang van [naam01] , maar maakt daarbij niet altijd de juiste keuzes om zijn veiligheid te waarborgen. De moeder accepteert de hulpverlening, maar het is in het vrijwillig kader nog onvoldoende gelukt om aan de slag te gaan met haar problematiek en een blijvende positieve verandering te bewerkstelligen. Hierdoor zijn de zorgen over de ontwikkeling en de fysieke en emotionele veiligheid van [naam01] in de opvoedomgeving bij de moeder nog steeds aanwezig. Op dit moment verblijft [naam01] in een neutraal pleeggezin waar hij de rust en stabiliteit krijgt die hij nodig heeft. Het is van belang dat de moeder verder werkt aan haar eigen problematiek en er eerst wordt gekeken wat er nog nodig is om [naam01] weer veilig bij de moeder te kunnen laten wonen. De kinderrechter zal de maatregelen daarom toewijzen zoals verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [naam01] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 9 augustus 2023 tot 27 oktober 2023;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 9 augustus 2023 tot 27 oktober 2023;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2023 door mr. J.M. Vink, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en op schrift gesteld op 16 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.